Commissie: Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en Toegang
Categorie: -
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: -
Referentiecode:
233733/419476
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Deze uitspraak gaat niet over een geschil, maar betreft vragen over hoe moet worden omgegaan met cliënten die een RNI-status hebben en zich melden bij de gemeente voor een Wmo voorziening en welke gemeente verantwoordelijk is voor de cliënt waar de onderhavige zaak betrekking op heeft. De commissie benadrukt dat zij niet fungeert als vraagbaak bij onduidelijkheid over de toepassing van de Wmo, maar de vragen bij hoge uitzondering zal beantwoorden. De commissie stelt dat het vernieuwde woonplaatsbeginsel Beschermd Wonen nog niet in werking is getreden en dat daarom de regels van de Landelijke Toegankelijkheid Beschermd Wonen zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 van toepassing zijn. Daarnaast stelt de commissie dat de meldgemeente verantwoordelijk is voor een cliënt die jarenlang een RNI-status heeft gehad.
De uitspraak
Samenvatting
De Geschillencommissie Sociaal Domein: woonplaatsbeginsel en Toegang (hierna: de commissie) stelt vast dat het vernieuwde woonplaatsbeginsel Beschermd Wonen wettelijk nog niet rond is en dus ook nog niet in werking is getreden. Gelet hierop gelden dus nog steeds de regels van Landelijke Toegankelijkheid Beschermd Wonen zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Om de vraag te beantwoorden wie verantwoordelijk is voor de cliënt die jarenlang een Registratie Niet-ingezetenen (hierna: een RNI-status) heeft gehad dient dus te worden vastgesteld welke gemeente de meldgemeente is (ex artikel 1.2.1 sub b Wmo 2015). De cliënt is toen hij uit detentie is gekomen voor het nazorgtraject verwezen naar de indiener en heeft zich bij de indiener gemeld voor maatschappelijke ondersteuning, waardoor de indiener de meldgemeente is. Op grond van de regels van de Landelijke Toegankelijkheid Beschermd Wonen betekent dit dat de indiener als meldgemeente (financieel) verantwoordelijk is voor het onderzoek naar de omstandigheden en de best passende oplossing voor de cliënt.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de commissie te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De behandeling heeft plaatsgevonden
op 26 juli 2024 te Utrecht. Ter zitting zijn digitaal via Zoom verschenen:
– Twee vertegenwoordigers van de indiener
– Een vertegenwoordiger van de GGD.
Verweerder is zonder bericht van verhindering niet verschenen.
Beoordeling
De vragen van de indiener
De indiener heeft de commissie verzocht om duidelijkheid te geven ten aanzien van de volgende twee vragen:
1) Hoe moet worden omgegaan met cliënten die een RNI-status hebben en zich melden bij de gemeente voor een Wmo voorziening?
2) Welke gemeente is verantwoordelijk voor de cliënt waar onderhavige zaak betrekking op heeft?
Van de cliënt waar onderhavige zaak over gaat is het volgende bekend:
- De cliënt heeft in de jaren 2003 tot 2019 ingeschreven gestaan in de gemeente 1, met een RNI-periode van 2015 tot en met 2018 omdat hij in Suriname verbleef;
- De cliënt heeft aangegeven dat hij de afgelopen vier jaren na zijn terugkeer uit Suriname in 2019 in een andere provincie verbleef in de omgeving van gemeente 2 in eigen netwerk;
- De cliënt heeft in de periode van april 2019 tot en met oktober 2019 in de gemeente van de indiener ingeschreven gestaan. Dit is de laatste inschrijfplaats van de cliënt.
- De cliënt heeft daarna per 10 oktober 2019 een RNI-status gekregen;
- De cliënt is vervolgens in aanraking gekomen met de politie door ruzie in het netwerk waar hij verbleef, waardoor hij in de periode van 15 juli 2023 tot en met 17 augustus 2023 zeven weken in detentie heeft gezeten wegens openstaande boetes,
- Nadat de cliënt uit detentie is gekomen is hij vanuit het nazorgoverleg bij het Zorg- en Veiligheidshuis naar de indiener verwezen, omdat hij in deze gemeente zijn laatste inschrijfadres had. Op 22 augustus 2023 heeft de cliënt zich bij de indiener gemeld voor maatschappelijke ondersteuning, waarna de indiener de cliënt MEE buddyzorg heeft geboden.
De indiener is niet zeker of zij als (meld)gemeente verantwoordelijk is voor de cliënt. De cliënt heeft aangegeven dat hij geen binding of sociaal netwerk heeft in de gemeente van de indiener, gemeente 3, en dat hij ook geen specifieke woonwens voor deze gemeente heeft. Aangezien de cliënt een lange tijd in gemeente 1 heeft gewoond denkt hij dat hij daar de grootste kans van slagen heeft. De gemeente 1 is echter van mening dat de woongeschiedenis van de cliënt in de gemeente onvoldoende reden is om vast te stellen dat zij verantwoordelijk is voor de cliënt. Mogelijk is verweerder verantwoordelijk voor de cliënt, nu dit de gemeente is waar de cliënt de afgelopen vier jaar zijn hoofdverblijf heeft gehad.
De reactie van verweerder
Verweerder heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen reactie van haar zijde overgelegd.
De commissie begrijpt echter uit de (door de indiener overgelegde) brief van verweerder dat verweerder zich op het standpunt stelt dat de indiener als meldgemeente verantwoordelijk is voor de cliënt. Volgens verweerder is namelijk niet komen vast te staan dat verweerder de gemeente van herkomst is zoals bedoeld in de criteria van Landelijke Toegankelijkheid. Het is immers niet te verifiëren dat de cliënt in de gemeente van verweerder, gemeente 2, heeft verbleven doordat de cliënt jarenlang een RNI-status heeft gehad, aldus verweerder.
De beoordeling van de vragen door de commissie
De commissie stelt voorop dat zij niet als vraagbaak fungeert bij onduidelijkheid over de toepassing van de Wmo, maar dat zij (slechts) geschillen beslecht op het gebied van het sociaal domein. De commissie constateert dat er in dit geval echter geen sprake is van een geschil tussen partijen. De indiener wil antwoorden op voornoemde vragen, zodat zij weet hoe ze in de toekomst om moet gaan met vergelijkbare kwesties. De commissie zal deze vragen bij uitzondering hierna beantwoorden.
1) Hoe moet worden omgegaan met cliënten die een RNI-status hebben en zich melden bij de gemeente voor een Wmo voorziening?
De commissie stelt vast dat het vernieuwde woonplaatsbeginsel Beschermd Wonen wettelijk nog niet rond is en dus ook nog niet in werking is getreden. Gelet hierop gelden dus nog steeds de regels van Landelijke Toegankelijkheid Beschermd Wonen zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Om de vraag te beantwoorden wie verantwoordelijk is voor de cliënt die jarenlang een RNI-status heeft gehad dient dus te worden vastgesteld welke gemeente de meldgemeente is (ex artikel 1.2.1 sub b Wmo 2015). Het gaat hier dus niet om de herkomstgemeente.
2) Welke gemeente is verantwoordelijk voor de cliënt waar onderhavige zaak betrekking op heeft?
De cliënt is toen hij uit detentie is gekomen verwezen voor het nazorgtraject naar de indiener en heeft zich daar gemeld voor maatschappelijke ondersteuning, waardoor de indiener de meldgemeente is. Op grond van de regels van de Landelijke Toegankelijkheid Beschermd Wonen betekent dit dat de indiener als meldgemeente (financieel) verantwoordelijk is voor het onderzoek naar de omstandigheden van en de best passende oplossing voor de cliënt.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– bepaalt dat de indiener (financieel) verantwoordelijk is voor het onderzoek naar de omstandigheden van en de best passende oplossing voor de cliënt.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en Toegang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw drs. M.E. Peltenburg, de heer A. Opstelten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R.H.W. Theuns-van Waasdijk, secretaris, op 26 juli 2024.