Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: werkterrein commissie
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bevoegdverklaring
Uitkomst: bevoegd
Referentiecode:
50142/111487
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt vindt dat hij, door de zorgaanbieder, onvoldoende geïnformeerd is toen zijn inkomensbeheer om werd gezet naar beschermingsbewind. Daarnaast wil hij dat het bewind beëindigd wordt. Het is de vraag of de commissie bevoegd is om hierover te oordelen. De commissie heeft besloten dat ze niet bevoegd is om te beoordelen of het beschermingsbewind wel of niet moet worden doorgezet, omdat dit niet binnen de kaders van de Wkkgz valt. De commissie heeft besloten dat ze wel bevoegd is om te beoordelen of de zorgaanbieder de cliënt voldoende en juist heeft geïnformeerd bij het omzetten van het bewind.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]
en
Stichting GGZ inGeest, Locatie Overschiestraat 4e verdieping, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen.
De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2021 te Utrecht.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Beoordeling van de bevoegdheid
De commissie dient ambtshalve te beoordelen of zij bevoegd is een oordeel te geven over het geschil dat cliënt aan de commissie heeft voorgelegd.
Cliënt heeft aan de commissie de volgende klacht voorgelegd.
Cliënt is 15 jaar geleden onder bewind gesteld, in de vorm van inkomensbeheer, vanwege een schuld. Inmiddels is deze schuld voldaan. Omdat de zorgaanbieder inkomensbeheer niet meer tot haar taak beschouwde, is cliënt, op advies van de zorgaanbieder, tegen zijn wil enige jaren geleden onder beschermingsbewind geplaatst van een nieuwe bewindvoerder. Cliënt stelt dat hij destijds door de zorgaanbieder verkeerd is geïnformeerd over het onderscheid inkomensbeheer en beschermingsbewind en onterecht onder beschermingsbewind is geplaatst. Cliënt wil hiervan af, omdat het een te grote inbreuk is op zijn privacy. Hij gaat al jaren goed met geld om en daarnaast kost de bewindvoering hem € 100,– per maand. Cliënt heeft meermalen vergeefs via rechterlijke procedures getracht het beschermingsbewind ongedaan te maken. Cliënt stelt dat er nu vanuit zorgaanbieder aangegeven moet worden dat het beschermingsbewind opgeheven moet worden.
De commissie overweegt het volgende.
De commissie is bevoegd om te oordelen over geschillen die een cliënt heeft met de zorgaanbieder die voortvloeien uit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (verder: Wkkgz). Het geschil moet betrekking hebben op de uitvoering van de behandelingsovereenkomst die een cliënt met een zorgaanbieder heeft gesloten.
De commissie is van oordeel dat de klacht, voor zover deze ziet op het opheffen van het beschermingsbewind, niet valt binnen de kaders van de Wkkgz en zij om die reden niet bevoegd is om over deze klacht te oordelen.
De commissie acht zich wel bevoegd te oordelen over de klacht van cliënt voor zover deze ziet op de informatieverstrekking door de zorgaanbieder aan cliënt.
Alvorens een beslissing te kunnen nemen over (de ontvankelijkheid van) deze klacht verzoekt de commissie de zorgaanbieder om haar zienswijze ten aanzien van deze klacht schriftelijk aan de commissie voor te leggen. De cliënt zal in de gelegenheid worden gesteld om op deze zienswijze te reageren.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart zich niet bevoegd inzake de klacht voor zover deze is gericht op het opheffen van het beschermingsbewind.
De commissie verklaart zich bevoegd inzake de klacht voor zover deze ziet op informatievertrekking door de zorgaanbieder aan cliënt.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M Boumans, voorzitter, mevrouw drs. F. Zwanepol, Klinisch psycholoog/psychotherapeut, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 25 augustus 2021.