Commissie is onbevoegd in klacht over zorg die zorgaanbieder aanbiedt in kader van Jeugdwet

De Geschillencommissie




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: (On)bevoegdheid / Klachtafhandeling    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: onbevoegdverklaring   Uitkomst: onbevoegd   Referentiecode: 31675/39314

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënte heeft haar klacht, over de behandeling en het verblijf van haar minderjarige dochter bij de zorgaanbieder, bij de commissie ingediend. Echter, de zorgaanbieder vindt dat de commissie niet bevoegd is om dit geschil te behandelen. De zorgaanbieder maakt namelijk onderscheid in klachtenbehandeling tussen de verschillende soorten zorg die wordt aangeboden. Volgens de interne klachtenregeling van de zorgaanbieder kan er bij de Stichting Regionale Klachtencommissie in beroep worden gegaan als men het niet eens is met een oordeel over een klacht in het kader van de Jeugdwet. Volgens de interne klachtenregeling van de zorgaanbieder is de commissie alleen bevoegd in geschillen in het kader van de Wkkgz. De commissie stelt dat de zorgaanbieder zorg aan de dochter van de cliënte in het kader van de Jeugdwet biedt. Gelet op de interne klachtenregeling van de zorgaanbieder verklaart de commissie zich onbevoegd om het geschil te behandelen. De cliënte kan haar klacht alsnog ter behandeling toesturen aan de Regionale Klachtencommissie.

Volledige uitspraak

In het geschil:
[Naam cliënte], wonende te [woonplaats]

en

Stichting GGz Centraal, zorgeenheid Fornhese, locatie Almere (hierna te noemen: de zorgaanbieder)

Behandeling van het geschil
De geschillencommissie (hierna ook te noemen: de commissie) heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De commissie dient op grond van de stukken eerst vast te stellen of zij het geschil inhoudelijk kan behandelen, gelet op het verweer van de zorgaanbieder betreffende de bevoegdheid van de commissie. Partijen zijn schriftelijk bericht dat de commissie eerst een voorbeslissing zal nemen alvorens het dossier op de inhoud kan worden beoordeeld. De behandeling ten aanzien van de voorbeslissing heeft buiten aanwezigheid van partijen plaatsgevonden op 24 september 2020.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de behandeling en het verblijf van de minderjarige dochter van de cliënte bij de zorgaanbieder.

Bevoegdheid van de commissie
De cliënte heeft op 20 mei 2020 haar klacht bij de geschillencommissie ingediend. Op dat moment was de interne klachtenprocedure bij de zorgaanbieder nog niet afgerond. Op 2 juli 2020 heeft de cliënte het formele oordeel op de door haar bij de zorgaanbieder ingediende klachten ontvangen. In dit oordeel van de zorgaanbieder wordt uitgebreid ingegaan op de verschillende klachtonderdelen. De klachten worden grotendeels, op één klachtonderdeel na, ongegrond verklaard; daarnaast zijn naar aanleiding van de klachten van cliënte verbeterpunten geconstateerd. Tot slot wordt in de brief van de zorgaanbieder aangegeven dat de cliënte zich, indien zij het niet eens is met het oordeel van de zorgaanbieder, kan wenden tot de klachtencommissie van GGz Centraal, gevestigd te Amersfoort. Contactgegevens en adres van het secretariaat van die commissie zijn bijgevoegd.

In het verweerschrift van de zorgaanbieder wordt aangegeven dat de geschillencommissie niet bevoegd is en dat de cliënte zich kan wenden tot de klachtencommissie van GGz Centraal. De cliënte is gevraagd om te reageren op dit verweer van de zorgaanbieder.

De cliënte heeft daarop aangegeven dat zij er bewust voor gekozen heeft om haar klacht niet in te dienen bij de Klachtencommissie, waarbij GGz Centraal is aangesloten, omdat zij er geen vertrouwen meer in heeft dat haar klachten door een klachtencommissie van de zorgaanbieder op een juiste wijze zullen worden behandeld.
De cliënte heeft naar haar mening alle stappen binnen de organisatie van de zorgaanbieder doorlopen en wenst thans een oordeel van een onafhankelijke commissie.

De commissie heeft ten aanzien van de bevoegdheid het volgende overwogen.

De commissie stelt voorop dat zij ervan uitgaat dat met de in de integrale klachtenregeling genoemde Stichting Klachtencommissie en met de klachtencommissie waarnaar de zorgaanbieder zowel in haar formele oordeel van 2 juli jl. als in het verweerschrift verwijst, de Regionale Klachtencommissie Wvggz Midden-Nederland wordt bedoeld.

De zorgaanbieder biedt zorg aan de dochter van de cliënte in het kader van de Jeugdwet. Er is binnen de instelling van de zorgaanbieder een onderscheid gemaakt in klachtenbehandeling tussen de verschillende soorten zorg die wordt geboden.
In de integrale klachtenregeling GGz Centraal wordt in artikel 12 bepaald:
1. Klagers die een klacht hebben ingediend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning of Jeugdwet kunnen tegen het formeel oordeel van GGz Centraal in beroep bij de Stichting Klachtencommissie. (…..)
3. De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg is slechts bevoegd voor het behandelen van klachten in het kader van de Wkkgz. Klachten over gedragingen van medewerkers jegens klager(s) in het kader van jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning kunnen niet door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg worden behandeld.

Uit het voorgaande volgt dat de geschillencommissie slechts bevoegd is in het kader van de Wkkgz klachten ten aanzien van de zorgaanbieder te behandelen. Vanuit de Jeugdwet gelden, zoals genoemd in respectievelijk de artikelen 4.1.9 en 4.21 t/m 4.23 van de Jeugdwet, andere vereisten voor de inrichting van de klachtenregeling, aan welke vereisten de zorgaanbieder voldoet. De commissie is derhalve niet bevoegd om de klacht van cliënte, die betrekking heeft verleende zorg in het kader van de Jeugdwet, in behandeling te nemen.

Ten overvloede merkt de commissie het volgende op.
De commissie begrijpt dat de cliënte behoefte heeft aan een onafhankelijke commissie, die haar klachten objectief en zonder voorbehoud kan beoordelen. Ten aanzien van de Regionale Klachtencommissie Wvggz Midden-Nederland heeft als uitgangspunt te gelden dat dit een onafhankelijke klachtencommissie is, waarvan de voorzitter en de leden geen banden hebben met de behandelaars of directie van de zorgaanbieder en die de klachten van de cliënte op een zorgvuldige en objectieve wijze behandelt. Het standpunt van cliënte, dat daarvan in dit geval geen sprake zou zijn, volgt de commissie niet, nu cliënte deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd, hetgeen van haar verwacht mocht worden.
De Regionale Klachtencommissie Wvggz Midden-Nederland is dan ook naar het oordeel van de commissie de aangewezen beroepsinstantie voor de cliënte om zich tot te wenden, gelet op de interne klachtenregeling van de zorgaanbieder en gelet op het reglement van de geschillencommissie waarin is bepaald dat de geschillencommissie bevoegd is een geschil te behandelen, indien partijen zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de geschillencommissie te onderwerpen, waarvan in dit geval geen sprake is.

Gelet op het bovenstaande verklaart de geschillencommissie zich onbevoegd tot behandeling van het geschil en adviseert de cliënte haar klacht alsnog ter behandeling toe te sturen aan de Regionale Klachtencommissie Wvggz Midden-Nederland.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De geschillencommissie:

– verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, de heer drs. F.J.A. Zutt (kinder/jeugd psychiater), de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 24 september 2020.