Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: zorgverlening/ bejegening
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: Tussen Advies
Uitkomst: aanvullende stukken nodig
Referentiecode:
207883/224661
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Deze uitspraak is een Tussen Advies. De einduitspraak leest u hier in het Bindend Advies na Tussen Advies
Cliënte stelt dat zij lijdt aan een actieve systemische auto-immuun ziekte chilblain lupus en “very strong” type 1 interferonopathie en zij wil dat de commissie bepaalt dat het ziekenhuis een behandeling start door haar het off-label van het geneesmiddel baricitinib voor te schrijven. Het ziekenhuis wil dat geneesmiddel niet voorschrijven, omdat het bij cliënte de diagnose “ziekte M. Sjögren” heeft gesteld en dat geneesmiddel niet voor die ziekte is geregistreerd. Het ziekenhuis stelt dat er geen indicatie is cliënte baricitinib voor te schrijven. Cliënte is van mening dat die diagnose niet juist is, omdat andere ziekenhuizen waar zij is behandeld, die diagnose niet hebben gesteld. De commissie stelt cliënte in de gelegenheid om schriftelijke bewijsstukken over te leggen van de diagnoses van die andere ziekenhuizen.
De uitspraak
In het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam],
(hierna te noemen: cliënte)
en
Universitair Medisch Centrum Utrecht, gevestigd te Utrecht,
(hierna te noemen: het ziekenhuis).
Samenvatting
Cliënte stelt dat zij lijdt aan een actieve systemische auto-immuun ziekte chilblain lupus en “very strong” type 1 interferonopathie en zij wil dat de commissie bepaalt dat het ziekenhuis een behandeling start door haar het off-label van het geneesmiddel baricitinib voor te schrijven. Het ziekenhuis wil dat geneesmiddel niet voorschrijven, omdat het bij cliënte de diagnose “ziekte M. Sjögren” heeft gesteld en dat geneesmiddel niet voor die ziekte is geregistreerd. Het ziekenhuis stelt dat er geen indicatie is cliënte baricitinib voor te schrijven. Cliënte is van mening dat die diagnose niet juist is, omdat andere ziekenhuizen waar zij is behandeld, die diagnose niet hebben gesteld. De commissie stelt cliënte in de gelegenheid om schriftelijke bewijsstukken over te leggen van de diagnoses van die andere ziekenhuizen.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 juni 2024 te Utrecht.
Beide partijen zijn bij die behandeling verschenen.
Cliënte werd vergezeld door haar partner.
Het ziekenhuis werd vertegenwoordigd door mevrouw dr. [naam], medisch afdelingshoofd reumatologie en klinische immunologie, en mevrouw mr. [naam], jurist van het ziekenhuis.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.
Beoordeling
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, het volgende overwogen.
Standpunt van cliënte:
Cliënte stelt dat haar gezondheid de afgelopen jaren door een actieve systemische auto-immuun ziekte chilblain lupus en “very strong” type 1 interferonopathie desastreus achteruit is gegaan en dat daardoor haar kwaliteit van leven sterk is verminderd. De ziekte tast alle organen en stelsels van het menselijk lichaam aan. Uit een bloedonderzoek in de universiteitskliniek in Dresden (Dld) blijkt dat bij cliënte de activiteit van de interferonopathie zo sterk is dat de type 1 interferonopathie de gebruikelijke schaal van 1-200 vijfmaal overschrijdt. De ziekte laat bij cliënte een agressief en progressief verloop zien. Als er geen halt wordt toegeroepen aan die achteruitgang zal daarvan invaliditeit het gevolg zijn.
Cliënte is van mening dat de door het ziekenhuis gestelde diagnose “ziekte van M. Sjögren” niet juist is. De diagnose die het ziekenhuis heeft gesteld, is gebaseerd op onvolledig en onzorgvuldig onderzoek. Volgens cliënte neemt het ziekenhuis voor de behandeling van haar ziekte dan ook een verkeerd uitgangspunt in. Cliënte heeft ook andere artsen in meerdere andere ziekenhuizen geraadpleegd. Die andere artsen hebben een andere diagnose gesteld.
Om de eerder genoemde achteruitgang tegen te gaan, wil cliënte dat haar het off-labelgebruik van het geneesmiddel baricitinib wordt voorgeschreven. Dit geneesmiddel is een JAK-remmer, dat wereldwijd voor de behandeling van type 1 interferonopathie wordt gebruikt en het geeft de minste belasting bij omzetting door de lever en geeft verbetering van de levenskwaliteit. Gezien de agressieve en progressieve vorm van de ziekte vindt cliënte de behandeling met dat geneesmiddel gerechtvaardigd. De behandelend arts van het ziekenhuis heeft een desbetreffend verzoek van cliënte afgewezen. De oordeelcommissie van het ziekenhuis heeft de klacht van cliënte tegen die afwijzing ongegrond verklaard.
Cliënte verzoekt de commissie te bepalen dat het ziekenhuis een behandeling start zodat haar klachten, die door de type 1 interferonopathie, worden veroorzaakt, en de pijn verminderen en haar vermoeidheid en genezing verbeteren. Als gevolg van de klacht heeft cliënte een schade geleden van € 700,–.
Standpunt van het ziekenhuis:
In 2010 is bij cliënte op de polikliniek reumatologie en klinische immunologie van het ziekenhuis de diagnose “ziekte van M. Sjögren” gesteld. Deze diagnose is toen gesteld op basis van (een deel van) het klachtenpatroon van cliënte, laboratoriumonderzoek en een lipbiopt. In de periode 2010-2021 is cliënte niet op genoemde polikliniek geweest. Cliënte is in deze periode bij verschillende (academische) ziekenhuizen onder behandeling geweest.
In juni 2021 heeft dr. [naam], internist-klinisch immunoloog (hierna te noemen: de arts), cliënte (voor het eerst) op de polikliniek gezien nadat zij voor overname van de zorg bij Sjögren met chilblain lupus door een ander ziekenhuis was verwezen.
De arts heeft de klachten van cliënte geïnventariseerd, lichamelijk onderzoek verricht en (opnieuw) aanvullend onderzoek (bloed- en urineonderzoek en een thoraxfoto) ingezet. Bij het tweede consult in augustus 2021 heeft de arts de uitslagen en diagnostische overwegingen met cliënte besproken. De arts heeft de diagnose, die in 2010 was gesteld, bevestigd, waarbij sprake was van het fenomeen Raynaud/chilblain lupus (doorbloedingsstoornis van de vingers na blootstelling aan koude), dat vaker voorkomt bij de “ziekte van Sjögren”.
Er was sprake van een hoge klachtenlast, maar niet van extraglandulaire verschijnselen, zoals long- of nierbetrokkenheid, die bij de ziekte van Sjögren een behandelindicatie vormen. Momenteel zijn er geen geregistreerde, gerichte behandelingen voor de “ziekte van Sjögren” behoudens voor dergelijke extraglandulaire verschijnselen. Behandeling van de klachten is symptomatisch van aard, gericht op verlichting van symptomen.
Behandeling met een JAK-remmer als baricitinib, zoals cliënte wenst, is niet geregistreerd voor de “ziekte van Sjögren”. Hier wordt momenteel wetenschappelijk onderzoek naar gedaan; de resultaten van deze studies moeten nog volgen. Echter, ook voor deze studies komen alleen patiënten met extraglandulaire verschijnselen in aanmerking, zoals nier- of longbetrokkenheid. Behandeling met een JAK-remmer kan wel geïndiceerd zijn voor zeldzame monogenetische aandoeningen waarbij door een mutatie in één gen het interferon (een ontstekingseiwit) anders in het lichaam werkt; deze ziektes staan bekend onder de verzamelnaam ‘interferonopathie’. De “ziekte van Sjögren” is geen monogenetische aandoening; wel wordt bij de meeste mensen met de “ziekte van Sjögren” een verhoogde expressie van interferon en gerelateerde genen gemeten, maar of behandeling gericht op het remmen van interferon met bijvoorbeeld een JAK-remmer verbetering van het klinisch beeld geeft, moet nog worden onderzocht.
Op basis van (eerdere) analyses, ook in andere ziekenhuizen, en de huidige bevindingen van de arts kan cliënte helaas geen gerichte behandeling voor de “ziekte van Sjögren” worden gegeven. Er is geen indicatie voor het voorschrijven van baricitinib. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat behandeling met immuunsuppressie, waaronder JAK-remmers, de klachten zal doen afnemen, terwijl een behandeling hiermee cliënte wel kan schaden. Aangezien JAK-remmers een deel van het afweersysteem remmen, kunnen ernstige bijwerkingen en complicaties optreden, waarbij met name (ernstige) infecties, neutropenie en leverproblemen worden gezien. Onder de gegeven omstandigheden kan van de arts niet worden verwacht dat hij baricitinib aan cliënte (off-label) voorschrijft. Het ziekenhuis verzoekt daarom de klacht af te wijzen.
Het ziekenhuis is van mening dat de klacht van cliënte ongegrond is en dat brengt met zich dat er geen grondslag is de verlangde schadevergoeding van € 770,– toe te kennen. Voor het geval de commissie vindt dat de klacht gegrond is, dan merkt het ziekenhuis op dat de verlangde schadevergoeding niet is onderbouwd. Uit de stukken die cliënte heeft overgelegd, leidt het ziekenhuis af dat cliënte vergoeding van het eigen risico van haar zorgverzekering over twee jaren (2 x €385,-) verlangt. Niet duidelijk is waarom het ziekenhuis de kosten van dat eigen risico moet vergoeden.
Opvatting van de commissie:
Cliënte is van mening dat de diagnose “ziekte van M. Sjögren”, die het ziekenhuis tot tweemaal toe bij haar heeft gesteld, niet juist is. Cliënte heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de andere ziekenhuizen waar zij voor haar aandoeningen is behandeld, een andere diagnose dan “ziekte van M. Sjögren” hebben gesteld. Cliënte heeft deze verklaring niet met bewijsstukken aannemelijk gemaakt. Het ziekenhuis is van mening dat zijn diagnose beide keren op goede gronden heeft plaatsgevonden.
Om een juiste beslissing te kunnen nemen, is de commissie van oordeel dat cliënte schriftelijke bewijsstukken dient over te leggen van de diagnoses van die andere ziekenhuizen. Het ziekenhuis krijgt de gelegenheid om op de overgelegde bewijsstukken te reageren. Daarna zal de commissie zonder mondelinge behandeling uitspraak doen over de inhoud van het geschil, tenzij een van partijen aangeeft nogmaals mondeling gehoord te willen worden.
Iedere verdere beslissing zal worden aanhouden.
De commissie:
– bepaalt dat cliënte binnen vier weken na verzending van dit tussenadvies schriftelijke bewijsstukken dient
over te leggen van de diagnoses van die andere ziekenhuizen waar zij voor haar aandoeningen is
behandeld;
– stelt het ziekenhuis in de gelegenheid om op de stukken die cliënte op grond van dit tussenadvies heeft
overgelegd, schriftelijk te reageren binnen een termijn van veertien dagen nadat hij die stukken heeft
ontvangen;
– houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus beslist op 7 juni 2024 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, de heer prof. dr. J.M. Prins en de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.