Commissie: Psychische en Pedagogische Zorg
Categorie: onbevoegd(verklaring)
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: onbevoegdverklaring
Uitkomst: onbevoegd
Referentiecode:
247994/385884
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Deze uitspraak betreft een onbevoegdverklaring. Ter discussie staat of de geschillencommissie bevoegd is deze klacht te behandelen. De client heeft een klacht over zorg die is verleend op grond van een zorgmachtiging van de rechtbank. De commissie heeft zich onbevoegd verklaard tot behandeling van deze klacht. De commissie heeft op grond van de Wkkgz de taak op geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een client te beslechten. Echter heeft de client een klacht met betrekking tot verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging. Deze zorg wordt verleend op grond van de Wvggz, wat betekent dat de client zich kan beroepen op het klachtenregime van de Wvggz en het klachtenregime van de Wkkgz niet van toepassing is. De commissie is daarom niet bevoegd tot inhoudelijke behandeling van dit geschil.
De uitspraak
Samenvatting
De cliënt klaagt over de zorg die aan haar is verleend in het kader van een zorgmachtiging. Volgens de zorgaanbieder is de commissie niet bevoegd dit geschil inhoudelijk te behandelen.
Nu de klachten van de cliënt zien op de zorg die is verleend in het kader van een zorgmachtiging, vallen de klachten onder het klachtenregime van de Wet verplichte ggz (Wvggz) en niet onder het klachtenregime van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).
De commissie is niet bevoegd dit geschil inhoudelijk te behandelen.
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen.
De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2024 te Den Haag.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Klacht van de cliënt
De cliënt krijgt onder dwang medicijnen toegediend. Hiervoor is een zorgmachtiging verleend, maar de zorgmachtiging is gebaseerd op onjuiste informatie die de zorgaanbieder aan de rechter heeft verstrekt. De cliënt heeft last van hormonale problematiek en een myoom, niet van een psychische stoornis. De cliënt zelf wordt hierin onvoldoende gehoord. Ook wordt de toediening van medicatie niet geëvalueerd.
Verweer van de zorgaanbieder
De cliënt is sinds 1998 in zorg binnen de geestelijke gezondheidszorg. Ze is door verschillende psychiaters gediagnostiseerd met schizofrenie. Deze diagnose is tevens na een second opinion vastgesteld. De voorgeschiedenis van de cliënt kenmerkt zich door meerdere (gedwongen) opnames in verband met psychotische decompensatie als gevolg van het (tegen advies in) staken van (orale) medicatie.
Bij beschikking van 20 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) voor de cliënt een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van twaalf maanden (tot 20 september 2023). De zorgmachtiging vermeldt als vorm van verplichte zorg, voor zover hier van belang: opname in een accommodatie en toediening medicatie.
Vanaf februari 2023 is ter voorkoming van ernstig nadeel voor de cliënt overgegaan tot de aanzegging van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van (depot)medicatie. De cliënt bestrijdt dat zij lijdt aan een psychische stoornis, zij is het blijvend oneens met de gestelde diagnose en zij is het niet eens met de verstrekte (depot)medicatie. Klachten die de cliënt hierover heeft ingediend bij de klachtencommissie in het kader van de Wvggz zijn ongegrond verklaard.
De zorgaanbieder is van mening dat de commissie niet bevoegd is dit geschil te behandelen. Nu de cliënt zich kan beroepen op het klachtenregime van de Wvggz, geldt het klachtenregime van de Wkkgz niet.
Ten aanzien van de zorgmachtiging is niet de commissie, maar de rechtbank de aangewezen instantie om over de klacht te oordelen.
Beoordeling bevoegdheid
Toetsingskader
Op grond van artikel 19 lid 1 van de Wkkgz heeft de commissie tot taak om geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten. Uit de definitieomschrijving in het eerste artikel van de wet blijkt dat dit zorg op grond van de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet en andere zorg betreft (bijvoorbeeld andere handelingen op het gebied van de geneeskunde, onderzoek, cosmetische ingrepen of complementaire zorg).
Ook andere wetten in de zorgsector kennen klachtenregimes, waaronder de Wvggz. De Wvggz richt zich op cliënten met een psychische stoornis. Op grond van de Wvggz kan verplichte zorg worden geleverd op grond van een crisismaatregel of een zorgmachtiging. Indien een cliënt een klacht heeft over zorg die is verleend op grond van de Wvggz, dan kan de cliënt deze klacht indienen bij de klachtencommissie waarbij de zorgaanbieder (verplicht) is aangesloten. Is de cliënt het oneens met de beslissing van de klachtencommissie, dan kan de cliënt beroep instellen bij de gewone rechter.
De Wkkgz kent geen bepaling waaruit blijkt dat de wet niet op klachten over verplichte zorg op grond van de Wvggz van toepassing is. Maar als een cliënt zich kan beroepen op het klachtenregime van de Wvggz, dan geldt het klachtenregime van de Wkkgz niet (artikel 10:1 lid 2 Wvggz).
Klachten cliënt
De klachten van de cliënt zien op de zorgmachtiging, de diagnose schizofrenie, de dwangmedicatie, de onjuiste informatieverstrekking door de zorgaanbieder aan de rechter en op de omstandigheid dat zij onvoldoende gehoord is in haar klachten.
Zoals terecht door de zorgaanbieder is opgemerkt, raken de klachten van de cliënt de zorg die is verleend op grond van de zorgmachtiging en vallen deze daarmee onder de Wvggz. De commissie is dan ook van oordeel dat de klachten van klager zich niet richten op gedragingen waarop de Wkkgz van toepassing is. Dit betekent dat de commissie niet bevoegd is dit geschil inhoudelijk te behandelen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 26 augustus 2024.