Consument is nieuwe overeenkomst voor een jaar aangegaan tegen lagere prijs. Dan is tussentijdse opzegging niet mogelijk. Er is geen sprake van stilzwijgende verlenging.

  • Home >>
  • Sport en Beweging >>
De Geschillencommissie




Commissie: Sport en Beweging    Categorie: Overeenkomst    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 86241

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 16 januari 2014 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht toegang tot de faciliteiten, inclusief de sauna, met onbeperkt fitness, onbeperkt groepslessen en spinning en tanning tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 12,45 per week.

De overeenkomst is ingegaan op 1 februari 2014.

Het geschil gaat over de vraag of sprake is van een geheel nieuwe overeenkomst, of dat het een voortzetting van de eerdere langlopende overeenkomst van de consument is, een en ander in relatie tot de mogelijkheden om op te zeggen.

De consument heeft een bedrag van € 191,70 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

De consument heeft op 24 februari 2014 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument heeft meer dan tien jaar een abonnement bij de ondernemer. De laatste jaren maakt hij nog slechts gebruik van de sauna, de zonnebank en het zwembad. Toen de ondernemer begin 2013 het zwembad tijdelijk heeft gesloten heeft de consument aangegeven het abonnement te willen beëindigen. De ondernemer heeft toen de consument de mogelijkheid geboden bij een collega een abonnement af te sluiten. Dat bleek echter niet mogelijk voor dezelfde prijs. Vervolgens heeft de ondernemer voorgesteld het abonnement voordeliger te maken. Daar heeft de consument mee ingestemd, waartoe een formulier is opgemaakt en getekend.

Toen de ondernemer echter de sluiting van het zwembad definitief maakte heeft de consument zijn abonnement opgezegd, gebruik makend van een opzegformulier. De consument wilde geen gebruik meer maken van het verlaagde aanbod. De ondernemer accepteerde de opzegging van de consument echter niet, omdat sprake was van een nieuwe overeenkomst, die een jaar geldt. De einddatum zou daarom pas 1 februari 2015 zijn.

De consument verlangt beëindiging van de overeenkomst per 8 maart 2014.

Standpunt van de ondernemer

De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt aan de commissie kenbaar te maken, maar heeft slechts de overeenkomst d.d. 16 januari 2014 aan de commissie toegezonden en een kopie van een betalingsherinnering.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

In de door de ondernemer gehanteerde algemene voorwaarden is de zogenaamde wet Van Dam geïncorporeerd; die wetswijziging beoogde de stilzwijgende verlenging van lidmaatschappen aan banden te leggen. Met name heeft daarbij te gelden dat indien een jaarcontract stilzwijgend wordt verlengd een opzegtermijn van meer dan een maand onredelijk bezwarend wordt geacht (zie artikel 6:237 BW). In de algemene voorwaarden van de ondernemer (artikel 6) is in dat opzicht ook vermeld dat een overeenkomst voor onbepaalde tijd kan worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van één maand, hetgeen dus beantwoordt aan en conform de zogenaamde wet Van Dam is.

De consument heeft nadat jarenlang de overeenkomst telkens stilzwijgend verlengd is in januari 2014 nieuwe afspraken met de ondernemer gemaakt. Daarbij is een voordelige prijs overeengekomen, alsmede een uitdrukkelijk daarbij vermelde looptijd van twaalf maanden. Met deze nieuw gemaakte afspraken is geen sprake meer van een stilzwijgende verlenging. Partijen hebben immers een welbewuste keuze gemaakt om op basis van de aan hen toekomende contractsvrijheid zo’n nieuw contract met elkaar aan te gaan.

De consument geeft aan dat op het moment van omzetting het zwembad reeds tijdelijk gesloten was. De definitieve sluiting heeft de consument echter enkele maanden later alsnog doen besluiten de overeenkomst op korte termijn te willen opzeggen.

Het is de commissie duidelijk geworden dat de consument veel waarde hecht aan de mogelijkheid om van een zwembad gebruik te maken. Die mogelijkheid bestond echter op het moment van omzetting ook niet. Het had op de weg van de consument gelegen om dienaangaande voorafgaande aan de omzetting nader bij de ondernemer te informeren of en zo ja, wanneer het zwembad weer beschikbaar zou komen. De consument had zelfs een ontbindende voorwaarde kunnen laten opnemen voor het geval de zwemfaciliteiten niet dan wel niet binnen een af te spreken termijn weer ter beschikking zouden komen.

Naar het oordeel van de commissie is daarmee de beslissing van de ondernemer om het zwembad definitief te sluiten geen zodanige wijziging in de omstandigheden, dat daarmee voortijdige beëindiging van de overeenkomst gerechtvaardigd zou zijn.

Hoewel de commissie begrip heeft voor de situatie van de consument kan de commissie slechts tot de conclusie komen dat de consument gebonden is aan de overeengekomen contractsduur van twaalf maanden vanaf 1 februari 2014.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Het depotbedrag ad € 191,70 zal daarom aan de ondernemer worden betaald.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.
Het depotbedrag ad € 191,70 wordt betaald aan de ondernemer.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Sport en Beweging, op 11 augustus 2014.