Consument moet betalen voor geregistreerd verbruik, ook al was ze vaak niet thuis

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Warmtelevering    Categorie: Betaling    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 121819

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument stelt dat het bij haar in rekening gebrachte verbruik niet kan kloppen. Zij was een deel van de tijd niet thuis en denkt dat de warmteleverancier het verbruik van de nieuwe huurder ook bij haar in rekening heeft gebracht. De warmteleverancier heeft dit weerlegd. De consument had een laag voorschotbedrag en heeft fors gestookt. Ook betrof de afrekening alleen de koudere maanden, aangezien de consument in de warmere maanden niet meer huurde. De commissie oordeelt dat niet gebleken is dat er sprake was van technische mankementen en dat het in rekening gebrachte verbruik niet onrealistisch is, mede gelet op het verbruik van de volgende huurder. Dat de consument een deel van de periode van verbruik niet in de woning aanwezig is geweest, betekent niet dat er geen sprake kan zijn geweest van verbruik.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kosten van het leveren van warmte 2017 na einde huur met ingang van 18 april 2017.
De consument heeft haar klacht bij de warmteleverancier ingediend op 10 oktober 2018.

Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in de kern als volgt.

De huur van de betreffende woning is geëindigd met ingang van 18 april 2017. In januari 2017 en begin februari 2017 is er nog in die woning gestookt. Echter begin februari is de consument opgenomen in het ziekenhuis en vandaar naar een verpleeghuis gegaan, waardoor sinds begin februari tot genoemde einde van de huur de woning leeg heeft gestaan en de verwarming op 10 ℃ stond. Desondanks zou er ruim 2890 kWh zijn verbruikt. De afrekening kan dan ook niet kloppen. Waarschijnlijk is er een afrekening gemaakt over het gehele jaar 2017. Het gemiddeld verbruik over 7 jaar bewoning is namelijk 2800 kWh. Daarnaast was het de zachtste winter sinds er temperatuurmetingen worden bijgehouden.
Er is bezwaar gemaakt bij de warmteleverancier. Per abuis is dat afgewezen omdat het bezwaar was gekoppeld aan de inmiddels nieuwe bewoner. Het bezwaar is toen opnieuw behandeld en op 6 december 2018 afgewezen.
Het voorstel is het totaal bedrag van 2017 door 12 te delen en met 4 te vermenigvuldigen. Aldus zou het verbruik € 125,– bedragen. Het betaalde voorschot is € 216,– zodat de consument geld terug moet krijgen.

De consument, zo begrijpt de commissie, verzoekt de commissie te bepalen dat de jaarrekening 2017 wordt herzien en de kosten voor warmtelevering worden gematigd naar hetgeen volgens redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar wordt geacht.

Standpunt van de warmteleverancier
Het standpunt van de warmteleverancier luidt in de kern als volgt.

Dit betreft een VvE-complex, bestaande uit 40 appartementsrechten.
De consument heeft deze woning t/m 18 april 2017 gehuurd. Zij is dus tot en met deze datum betaling plichtig voor de vaste kosten van het verwarmingssysteem en de variabele kosten die uit het verbruik in deze woning voortvloeien. Ze vindt de afrekening heel erg hoog, terwijl dat niet het geval is. Er is gesteld dat de kosten van de afrekening, het verbruik van het gehele jaar betreffen.
Dit is aantoonbaar niet juist.

In de woningen van dit complex zitten warmtemeters van het merk/type: [naam]. Dit zijn doorstroommeters die registreren in kWh. Medio 2016 is de meter in deze woning vervangen. De standen worden aan het einde van elk jaar opgenomen, of tussentijds in het geval van een mutatie (wat in dit geval ook gebeurd is).

Deze consument was op zeer hoge leeftijd en dementerend.
De consument heeft deze woning in 2017 ruim 3 1/2 maand gehuurd. In die periode viel de koudste periode van het jaar, het eerste kwartaal. Dit is de periode waarin mensen (zeker ouderen) het meeste stoken.
Het overzicht van het warmtemeetbedrijf en de afrekeningen van de consument, van de leegstand en van de opvolgende huurder tonen dit aan.

De consument heeft noemenswaardig gestookt. Dat de consument een deel van de periode dat zij de woning huurde, zelf niet in de woning verbleef, wil niet zeggen dat er in die periode geen verbruik plaatsgevonden heeft. Ook in een lege woning kan immers bewust dan wel onbewust gestookt worden.
Als warmteleverancier vinden wij het verbruik en de bijbehorende kosten overigens niet eens bijzonder hoog. Het voorschotbedrag voor warmtelevering was aan de lage kant, slechts € 60‚- per maand. Dit is een bedrag dat gemakkelijk aan kosten overschreden kan worden. In dit geval betreft het ook nog eens alleen de koudere maanden, aangezien de consument in de warmere maanden niet meer huurde. In de maanden met lage/geen stookkosten is er in dat jaar dus geen sprake van een opgebouwde “reserve” ter eventuele compensatie van de stookkosten in koudere maanden.

Over 2016 is er door de warmteleverancier een correctie gemaakt, aangezien in dat jaar de warmtemeter vervangen is. Over die correctie is destijds niet moeilijk gedaan, hier speelde ook een stukje sympathie, coulance een rol.
Voor 2017 houden wij echter wel vast aan de afrekening aangezien wij vinden dat er niets mis mee is. De meter is in 2016 vervangen, wat betreft de afrekening verbruik in 2017 speelt een discussie over de meter dus geen rol, deze was namelijk recentelijk vernieuwd.

Wij hebben ook contact opgenomen met het warmtemeetbedrijf, Brunata WMS uit Leeuwarden. Er is nagegaan of alles m.b.t. deze afrekening klopt en of er geen onjuistheden zijn geconstateerd.
Wij hebben geen redenen om te twijfelen aan de meterstanden en verbruiken. Wij blijven van mening dat de afrekening correct is en verzoeken de klacht af te wijzen.

Beoordeling van het geschil
De consument betwist verbruik over 2017 van warmte, naar de commissie begrijpt, als te hoog en onrealistisch. Zij veronderstelt dat zij voor de nieuwe huurster heeft meebetaald. Dit laatste is door de warmteleverancier met bewijsstukken voldoende weerlegd, zodat de klacht op dit onderdeel faalt.

Met de invoering van de Warmtewet per 1 januari 2014 is in artikel 8a van de Warmtewet bepaald dat de door de ondernemer gehanteerde kostenverdeelsystematiek een zo’n nauwkeurig mogelijke benadering dient te zijn van het verbruik door de individuele verbruiker. In de brief van de Minister van Economische Zaken van 7 juli 2014 is daarover opgenomen dat bij een kostenverdeelsystematiek (bij afwezigheid van een individuele warmtemeter) van een zo nauwkeurig mogelijke benadering van het werkelijke aandeel van het verbruik van de verbruiker/consument dient te worden uitgegaan, voor zover dat technisch dan wel financieel mogelijk is.

Op basis van de ingebrachte stukken, mede rekening houdend met de omstandigheid dat de betreffende periode de koudere winterperiode betreft, gelet op het verbruik van andere, waaronder opvolgende bewoners en nu niet gebleken is dat er technische gebreken bestonden ten tijde van het bestreden verbruik, komt het in rekening gebrachte verbruik van warmte de commissie niet onrealistisch voor. Dat de consument een deel van de periode van verbruik niet in de woning aanwezig is geweest kan daar aan onvoldoende afdoen. Immers, door die enkele omstandigheid is op zich nog niet komen vast te staan dat er geen sprake kan zijn van verbruik. Daarnaast is niet gebleken dat de vaste kosten niet volgens de juiste maatstaven in rekening zijn gebracht.

De slotsom is dan ook dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De klacht is ongegrond.

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering, bestaande uit mr. N. Schaar, voorzitter, de heer F.J.H. Lemmens en mr. drs. J. Chr. Rube, leden, op 20 maart 2019.