Commissie: Sport en Beweging
Categorie: Kosten / Opzeggen overeenkomst
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
38036/42806
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Volgens de consument is er geen compensatie geboden voor sluiting van de sportclub in verband met de coronacrisis en daarom heeft hij eind april 2020 zijn abonnement opgezegd. Hij wil terugbetaling van het abonnementsgeld vanaf sluiting van de sportclub tot en met zijn opzegging. De ondernemer had toegezegd geen opzegmaand in rekening te brengen, maar dit is per ongeluk toch gedaan. Zij zal haar belofte nakomen en het bedrag terugstorten. Daarnaast geeft zij aan dat het verzoek om terugbetaling van abonnementsgeld moet worden afgewezen, omdat de reden van opzegging het baan- en inkomstenverlies van de consument was en niet de sluiting van de sportclub door corona. De commissie oordeelt dat de ondernemer haar belofte moet nakomen en de kosten van de opzegmaand moet terugstorten. Dit klachtonderdeel is gegrond. Daarnaast stelt de commissie dat door de ondernemer tijdens de sluiting wel alternatieven zijn geboden. Ook is er 2,5 maand gratis sporten aangeboden. De consument heeft zijn abonnement pas zes weken na de sluiting opgezegd en om andere redenen dan de sluiting van de sportclub. Dit klachtonderdeel is dus ongegrond en de ondernemer hoeft het abonnementsgeld niet terug te betalen.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft restitutie van reeds betaalde abonnementsgelden na opzegging.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument is door de ondernemer geen compensatie geboden voor niet geleverde diensten na sluiting van de sportclub in verband met de corona crisis. De consument heeft (aangetekende) ingebrekestellingen verstuurd naar de ondernemer, waarvan er één door haar is ontvangen op 28 mei. De ondernemer heeft hierop niet gereageerd.
De consument heeft op 29 april 2020 verzocht zijn abonnement bij de ondernemer stop te zetten en verzocht om restitutie van het betaalde abonnementsgeld over de periode van sluiting.
Naar aanleiding hiervan werd hem door de ondernemer als compensatie aangeboden om het lidmaatschap te beëindigen zonder rekening te houden met de gebruikelijke opzegtermijn van een maand. De ondernemer heeft zich niet aan haar toezegging gehouden en toch de contributie voor mei afgeschreven.
De consument ontving de e-mail met deze toezegging op 1 mei 2020 om 00:00 uur precies, hetgeen op hem de indruk maakt dat die op de timer is gezet om ondanks de hierin genoemde tegemoetkoming het abonnementsgeld voor mei af te kunnen schrijven. Vanaf juni is het abonnement stopgezet.
Het abonnementsgeld is afgeschreven door de ondernemer wetende dat ook in mei de sportschool nog niet open zou zijn en zij hem de dienst waarvoor geld is afgeschreven niet zou kunnen leveren.
De consument wil restitutie van het abonnementsgeld vanaf 16 maart 2020 tot en met mei 2020.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 16 maart 2020 vond op last van de overheid wegens het coronavirus de algehele sluiting van sportscholen waaronder die van de ondernemer plaats.
De consument heeft op 29 april 2020 zijn lidmaatschap opgezegd en de ondernemer heeft hierop wel gereageerd. Namens de ondernemer is aangeboden om het lidmaatschap per direct (1 mei), zonder de overeengekomen opzegtermijn van één maand, stop te zetten. De incasso-opdracht was vanuit het incassobedrijf reeds gegeven, hetgeen de medewerker kennelijk niet had voorzien. Deze opdracht kon niet meer worden stopgezet. Bij het afschrijven van de maand mei was dus geen opzet in het spel. De ondernemer zal haar belofte om geen opzegtermijn te hanteren alsnog nakomen en het lidmaatschapsgeld over de maand mei (€ 40,95) terugstorten.
Het verzoek om restitutie moet worden afgewezen, omdat de reden van opzegging door de consument niet is gelegen in de sluiting van de sportschool door corona, maar in zijn baan- en inkomstenverlies. De indruk bestaat dat de sluiting vanwege corona wordt misbruikt om restitutie met terugwerkende kracht te krijgen.
De ondernemer heeft de klanten geïnformeerd dat ze hen na heropening zou compenseren. In de periode van gedwongen sluiting zijn de klanten vele alternatieven aangeboden.
Verzocht wordt de klacht af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Aan de orde is of de consument aanspraak kan maken op restitutie van reeds aan de ondernemer betaalde abonnementsgelden over de periode 16 maart 2020 tot en met april 2020 na zijn opzegging van het lidmaatschap op 29 april 2020.
Partijen zijn het erover eens dat de consument bij de ondernemer een abonnement had afgesloten dat beëindigd kon worden met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. Uit hun standpunten blijkt ook dat de consument op 29 april 2020 bij de ondernemer kenbaar heeft gemaakt dat hij dat abonnement wil beëindigen en dat zij hebben afgesproken dat het abonnement per 1 mei 2020 zou worden beëindigd, aldus zonder een maand opzegtermijn en betalingsverplichtingen van de consument over de maand mei.
Gebleken is dat, ondanks deze afspraken, de contributie over de maand mei ad € 40,95 van de rekening van de consument is afgeschreven. De ondernemer heeft uitgelegd dat dit is gebeurd door de ten tijde van het maken van die afspraak reeds gegeven incasso-opdracht. Ook heeft zij aangegeven dat zij haar toezegging nakomt en alsnog het bedrag van € 40,95 zal terugstorten.
Dit betekent dat de klacht voor zover deze betrekking heeft op niet gegeven restitutie van contributie over de maand mei 2020 gegrond is. Omdat de ondernemer aan dit onderdeel (1) van de klacht tegemoet is gekomen behoeft dit onderdeel verder geen bespreking meer.
Beslist zal worden dat de ondernemer het bedrag van € 40,95 aan de consument moet terugbetalen.
Met betrekking tot de vordering tot restitutie van het abonnementsgeld over de periode 16 maart tot en met 30 april 2020 (onderdeel 2 van de klacht) is de commissie het volgende van oordeel.
Duidelijk is dat de ondernemer als gevolg van overheidsmaatregelen na de uitbraak van het COVID-19 virus de deuren van haar sportschool per 16 maart 2020 heeft moeten sluiten en per 1 juli 2020 weer kon openen. Dit betekent hier dat de ondernemer gedurende de periode 16 maart 2020 tot 1 mei 2020 niet haar diensten heeft geleverd zoals tussen partijen is overeengekomen.
Gebleken is echter dat de grond waarop de consument de contributie terugvordert niet is gelegen in de omstandigheid dat de ondernemer vanwege de coronasluiting vanaf de tweede helft maart tot en met april 2020 niet de overeengekomen diensten heeft geleverd en de consument niet van zijn abonnement gebruik heeft kunnen maken, maar in het verlies van zijn baan en inkomsten. In zijn mail van 29 april 2020 aan de ondernemer vermeldt de consument immers het volgende:
“Opzeggen abonnement
Boodschap
Hallo, Ik ben onlangs, zoals zoveel anderen, mijn baan kwijtgeraakt en kan het mij niet veroorloven lid te blijven van [naam ondernemer] en geen terugbetaling van mijn abonnementsgeld vanaf 16 maart en de borg voor de sleutel te eisen. Ik hoop op jullie begrip hiervoor.
Met vriendelijke groet, [naam consument]”
De andere reden die de consument blijkens een van zijn reacties heeft doen overgaan tot het vorderen van restitutie is dat hij vindt dat de ondernemer zijn afspraken niet is nagekomen wat betreft de opzegtermijn en het afschrijven van de maand contributie over de maand mei (zie hierboven).
Eerst later, en in deze procedure, heeft de consument zich op het standpunt gesteld dat hij door de sluiting niet kon sporten en hem geen compensatie is geboden, dit laatste zonder enige onderbouwing. De enkele stelling van de consument dat hem geen compensatie is geboden is, gelet op het hierna volgende ontoereikend. De ondernemer heeft aangevoerd dat zij gedurende de sluiting wel compensatie heeft geboden, waardoor de consument gebruik kon maken van zijn abonnement. In dit kader heeft de ondernemer naar voren gebracht dat zij in de periode van gedwongen sluiting haar klanten alternatieven heeft aangeboden waaronder thuis sporten, online lessen, online trainingen via een persoonlijke inlog en persoonlijke schema’s op maat gemaakt en zij trainingselastieken voor thuis heeft uitgedeeld. Verder heeft de ondernemer aangevoerd dat zij compensatie heeft geboden door 2,5 maand gratis sporten aan te bieden. De consument heeft dit alles niet weersproken en dus ook niet of hij die voorstellen al dan niet redelijk vond en heeft geaccepteerd. Betrokken wordt dat de ondernemer de consument ook tegemoet is gekomen door opzegging van het abonnement zonder opzegtermijn toe te staan. Gelet hierop en het ontbreken van gegevens die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, dient in dit geval ervan uit te worden gegaan dat door de ondernemer gedurende de onderhavige periode alternatieven werden geboden, terwijl de consument pas 6 weken later zijn abonnement opzegt om andere redenen, gelegen in zijn baanverlies.
In het licht van het voorgaande acht de commissie het in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid daarom niet onaanvaardbaar dat de ondernemer niet heeft bewilligd in het verzoek om terugbetaling van de contributie over de periode 16 tot en met 30 april 2020.
De klacht is in zoverre (onderdeel 2) ongegrond.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ten aanzien van onderdeel 1 gegrond en ten aanzien van onderdeel 2 ongegrond.
De ondernemer dient alsnog € 40,95 aan de consument te betalen. Betaling van dit bedrag dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Sport en Beweging, bestaande uit mevrouw mr. I.K. Rapmund, voorzitter, mevrouw N. El Ayachi en mevrouw A.J.E. Weijenborg-Meiss, leden, op 27 november 2020.