Contacten met koper zijn niet pas ontstaan na intrekking opdracht; courtage verschuldigd.

De Geschillencommissie




Commissie: Makelaardij    Categorie: Courtage    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 80538

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de verschuldigdheid van courtage.

De consument heeft een bedrag van € 2.787,50 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

De consument heeft in april 2012 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument, zoals mede toegelicht ter zitting, luidt in hoofdzaak als volgt.

Ik heb in 2008 mijn woning bij de ondernemer in verkoop gegeven. Ik heb op 24 februari 2012 per mail de overeenkomst opgezegd. Ik heb dat bij mail van 5 maart 2012 herhaald. De ondernemer heeft mij een courtagenota gezonden, maar dat is niet terecht.
Het klopt dat ik de woning korte tijd later heb verkocht. Ik weet niet precies wanneer de verkoop heeft plaats gevonden; het transport heeft op 12 april 2012 plaats gevonden.
Die verkoop is als volgt tot stand gekomen.
Ik train in een sportschool waar ook [naam eigenaar hypotheekadvieskantoor] traint. Wij praten over van alles en nog wat en hij wist dat ik mijn woning wilde verkopen. Hij had een hypotheekadvieskantoor onder de naam [naam hypotheekadvieskantoor]. Ik wist dat hij in één kantoor zat met makelaar [naam makelaar eenmanskantoor], een eenmanskantoor.
[naam eigenaar hypotheekadvieskantoor] vertelde mij dat hij iemand had voor mijn woning. Ik heb [naam eigenaar hypotheekadvieskantoor]  de sleutel van mijn woning gegeven. Ik heb de koper niet gezien.
De ondernemer zegt nu dat de koper dezelfde is als degene die tot twee keer toe de woning heeft bekeken terwijl de opdracht nog niet was ingetrokken. Dat wist ik niet. Ik heb [naam eigenaar hypotheekadvieskantoor]  contant betaald. Dat dit ongebruikelijk was wist ik niet. Ik had met hem, mondeling, een courtage van 1½% afgesproken.
Als ik nu aan de ondernemer courtage zou moeten betalen, moet ik twee keer betalen en dat vind ik niet terecht.
Toen ik de nota van de ondernemer kreeg, in mei 2012, heb ik meteen contact opgenomen en het geval uitgelegd. Mij werd toen gezegd dat de ondernemer contact op zou nemen met [naam hypotheekadvieskantoor]; ze kwamen daar wel uit. Ook [naam eigenaar hypotheekadvieskantoor]  heeft meermalen gezegd dat hij contact had met de ondernemer.
Elf maanden later kreeg ik een aanmaning. Inmiddels is [naam hypotheekadvieskantoor] failliet en nu valt er niets meer te regelen.

De consument verlangt dat de commissie zal vast stellen dat hij niets verschuldigd is.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer, zoals mede toegelicht ter zitting, luidt in hoofdzaak als volgt.

Degene die uiteindelijk de woning heeft verkocht is twee keer met een van onze medewerkers in de woning gaan kijken. Eerst op 8 september 2011, de tweede keer op 26 januari 2012. Dat was dus een serieuze gegadigde. Natuurlijk is dat omstreeks 1½ week later teruggekoppeld naar de opdrachtgever, maar die hield de boot af; hij zou er nog op terug komen. Ons is niet bekend of daarna nog eens is gebeld om te vragen hoe het ermee stond.

Hoe dan ook, op zeker moment is de opdracht ingetrokken.

Toevallig waren wij in die tijd in een flatgebouw waar personen een appartement moesten opleveren. Daarbij wordt gevraagd naar het nieuwe adres en toen hoorden wij dat die bewoners naar de woning van de consument zouden verhuizen. Toen ging bij ons een lichtje branden. Wij hebben de koper toen gevraagd waarom hij niet meer met ons contact had opgenomen. Hij zei toen dat hij wel telefonisch contact met ons kantoor had opgenomen om te vragen of de woning nog bij ons in verkoop stond, en dat hij toen van degene die hij aan de lijn had te horen had gekregen dat dit niet het geval was. Vervolgens had de koper aan zijn hypotheekadviseur – en dat was [naam eigenaar hypotheekadvieskantoor] – gevraagd de zaak op te pakken.

Ik betwist dat de consument contact heeft opgenomen met ons kantoor naar aanleiding van onze nota en dat wij toen gezegd zouden hebben dat wij alles met [naam eigenaar hypotheekadvieskantoor] zouden regelen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Het relaas van de consument werpt diverse vragen op, waarop geen bevredigend antwoord is verkregen.
Zo is het tijdsverloop tussen het moment waarop de opdracht is ingetrokken en het moment waarop het transport heeft plaatsgevonden krap zeven weken. Gelet op de tijd die gemoeid is met het in orde maken van financiering, het uitvoeren van recherche door de notaris en wat dies meer zij, is dat uiterst kort, en in de praktijk van alledag meestal onhaalbaar kort.
Een schriftelijke bemiddelingsovereenkomst met [naam eigenaar hypotheekadvieskantoor] is niet gesloten. Dat is hoogst ongebruikelijk. Bovendien was hij geen makelaar. Hij heeft ook helemaal geen makelaarsactiviteiten verricht. Bovendien was hij de opdrachtnemer van de kopers, en als hij ook voor de consument zou zijn opgetreden zou hij "twee heren hebben gediend" hetgeen niet is toegestaan.
De betaling zou contant hebben plaatsgevonden. Elk bewijs ontbreekt. Courtage pleegt via de notariële afrekening plaats te vinden.

Dit alles betekent reeds dat de juistheid van hetgeen de consument stelt niet vast is komen te staan.
Niet vast is komen te staan dat hij met [naam eigenaar hypotheekadvieskantoor] had afgesproken deze voor zijn diensten te zullen betalen en evenmin is vast komen te staan dat de consument heeft betaald. Belangrijker is dat ook niet vast is komen te staan dat de contacten met deze koper eerst zijn ontstaan na de intrekking van de opdracht.

Ten eerste heeft het er alle schijn van dat de contacten tussen de consument, op dat moment vertegenwoordigd door [naam eigenaar hypotheekadvieskantoor]., en de koper zijn ontstaan terwijl de opdracht nog liep. Ten tweede is onvoldoende betwist dat het gaat om kopers die reeds meermalen tegenover de ondernemer van hun interesse blijk hadden gegeven. De ondernemer heeft daarom voldoende aannemelijk gemaakt dat het tot stand komen van de koop het gevolg is van zijn inspanningen. Mitsdien heeft hij recht op de courtage.

In het dossier bevinden zich twee nota’s: een nota van 7 november 2011 groot € 237,– excl. btw of € 282,03 incl. btw en een nota van € 2.787,50 excl. btw of € 3.317,13 incl. btw. , samen € 3.599,06. Alles exclusief kredietbeperking. De ondernemer heeft een incassobureau ingeschakeld welk bureau een bedrag van € 4.302,50 vordert. Een nadere specificatie van dat bedrag is niet gegeven.

De consument heeft aan de commissie een brief gezonden waarin hij heeft medegedeeld dat het courtagebedrag, als hij dat verschuldigd zou zijn, € 2.787,50 bedraagt. Dat is echter het bedrag exclusief btw. Slechts dat bedrag is bij de commissie gedeponeerd.

De consument heeft niet gesteld dat de nota van november 2011 is betaald.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

De commissie bepaalt dat de consument een bedrag van € 3.599,06 aan de ondernemer verschuldigd is.

Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.

Het depotbedrag wordt uitbetaald aan de ondernemer.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij op 27 januari 2014.