De arts met de partner heeft voldaan aan zijn informatieverplichting door met cliënte te spreken over de vergoeding van de behandeling, waarbij de partner aangaf bij de verzekeraar na te vragen in hoeverre de kosten zouden worden vergoed. Ook op de website van het ziekenhuis was informatie te krijgen over het passantentarief voor een circumcisie

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Kosten    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 116547

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënte], wonende te [plaats] en Stichting Algemeen Christelijk Ziekenhuis Groningen,
gevestigd te Groningen, (verder te noemen: het ziekenhuis).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. Het geschil is ter zitting behandeld op 11 juli 2018 te Den Haag. Beide partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling ter zitting. Zij zijn om deze reden dan ook niet uitgenodigd om de zitting bij te wonen.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de declaratienota.

Standpunt van de cliënt

Het standpunt van de cliënt, zoals vermeld in het vragenformulier, dat de commissie op
19 maart 2018 heeft ontvangen, luidt in hoofdzaak als volgt.

Cliënte heeft twee jaar na de medische behandeling van haar zoon een declaratie van het ziekenhuis ontvangen, met de mededeling dat het even heeft geduurd voordat de factuur kon worden verstuurd omdat de hoogte van de kostprijs niet bekend was. Haar zoon was voor de behandeling in verband met medische noodzaak doorverwezen door de huisarts naar de uroloog van het ziekenhuis.

Cliënte verwijt het ziekenhuis dat zij niet is geïnformeerd over het feit dat de behandeling niet vanuit de basiszorg zou worden vergoed en wat de kosten van de behandeling zouden zijn. Cliënte verwijst in dit verband naar artikel 38 Wet marktordening Gezondheidszorg (verder: WMG).
Hierdoor is haar de mogelijkheid ontnomen om de kosten van deze behandeling in diverse ziekenhuizen te vergelijken.

Ter oplossing van het geschil heeft cliënt voorgesteld dat het ziekenhuis het verschil betaalt tussen de aanvullende vergoeding van de zorgverzekeraar en het gefactureerde bedrag, een bedrag van
 € 1205,– minus € 750,– = € 455,–.

Naar aanleiding van het verweerschrift van het ziekenhuis stelt cliënte dat de arts niet aan zijn informatieverplichting heeft voldaan, noch vader een opdracht heeft gegeven om navraag te doen bij de zorgverzekeraar. Ook de mededeling van het ziekenhuis dat zij in het jaar van behandelen een aanvullende verzekering zou hebben afgesloten is niet juist.  De verzekering heeft pas één jaar en
vier maanden na de behandeling van haar zoon de behandeling in het basispakket opgenomen indien sprake is van een medische noodzaak. De verzekeraar was niet bereid geweest om de gehele factuur vanuit coulance overwegingen te vergoeden.  De behandeling van haar zoontje was op dat moment nog niet urgent: er waren voor haar redenen genoeg om (bij zorgvuldige informatieverstrekking) af te zien van een operatie in het ziekenhuis. Het had het ziekenhuis gesierd, als zij cliënten (die oprecht en te goeder trouw zijn) serieus had genomen en samen met cliënte had gezocht naar een – financieel- compromis. Nu gaat het om de macht van een notitie in een dossier.
De cliënte kan accepteren dat zij (bij eventuele nalatigheid van haar kant) haar verlies moet nemen. Echter opgezadeld worden met hoge kosten, doordat iemand (al dan niet moedwillig) in een notitie feiten manipuleert, druist in tegen alles wat rechtvaardig is.

Standpunt van het ziekenhuis

Het ziekenhuis heeft bij brief van 31 mei 2018 verweer gevoerd tegen de klacht van cliënte. De commissie verwijst kortheidshalve naar de inhoud van deze brief.

In het jaar 2015 werd een circumcisie bij een kind, ook indien sprake was van een medische noodzaak, niet vanuit de basisverzekering vergoed.  Uit het medisch dossier blijkt dat de arts over de vergoeding heeft gesproken uit de notitie : “vader zal informatie opvragen bij de verzekeraar met betrekking tot vergoeding”.
Cliënte was ervan op de hoogte dat de behandeling niet vanuit de basisverzekering zou worden vergoed. Zij heeft nagelaten bij de verzekeraar te informeren naar de hoogte van de vergoeding vanuit de aanvullende verzekering. Ook heeft zij nagelaten om bij het ziekenhuis navraag te doen over de kosten van de behandeling. Zij had op de website van het ziekenhuis het passantentarief kunnen opzoeken en bij eventuele vragen contact kunnen opnemen met de afdeling facturatie. Weliswaar was op dat moment nog niet de exacte prijs bekend omdat de onderhandeling met de verzekeraars over de verschillende tarieven nog niet was afgerond. Dit betekent echter niet dat er geen tarief genoemd had kunnen worden waarop een patiënt mag afgaan.
In verband met de tijdrovende onderhandelingen met de zorgverzekeraar is de factuur twee jaar na de behandeling verstuurd. Het ziekenhuis betreurt deze gang van zaken maar geeft daarbij aan dat zij binnen de wettelijke termijn van drie jaar heeft gefactureerd.

Het ziekenhuis verzoekt de klacht ongegrond te verklaren en het verzoek om schadevergoeding af te wijzen.

Beoordeling van het geschil

De commissie overweegt op grond van de door partijen overgelegde stukken het volgende.

De commissie overweegt in de eerste plaats dat de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (verder: WGBO) niet voorziet in een verplichting tot het verstrekken van informatie over de gehanteerde tarieven van verzekerde (basis)zorg door de ziekenhuizen aan patiënten.

Ingevolge artikel 38 en 39 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vastgesteld met betrekking tot de informatieverplichting van zorgaanbieders. Ingevolge artikel 4 van beleidsregel TH/BR-012  zijn zorgaanbieders verplicht tijdig voorlichting te geven over tarieven wanneer deze rechtstreeks met de consument worden verrekend en/of wanneer de consument daarom vraagt.

De commissie stelt vast dat de behandeling die de zoon van cliënte heeft ondergaan in 2015 niet viel onder de basiszorg, die door de zorgverzekeraar wordt vergoed. Het ziekenhuis heeft aangegeven dat de exacte kosten voor circumcisie ten tijde van de behandeling nog niet vaststonden omdat de onderhandelingen met de verzekeringsmaatschappijen over het vaststellen van het tarief nog gaande waren. Het ziekenhuis kon op dat moment wel een indicatie geven van de kosten van de behandeling waarop een patiënt mocht afgaan.

De commissie overweegt dat er enerzijds een informatieplicht op de zorgaanbieder rust om de patiënt over de behandeling en de daarmee verbonden aspecten zoals kosten te informeren, maar dat er anderzijds ten aanzien van de dekking door de (aanvullende) verzekering een eigen onderzoeksplicht op de patiënt rust om zich daarover, voorafgaande aan de behandeling, zo goed mogelijk te laten informeren.

Uit de notitie van de behandelend arts, die zich in het medisch dossier bevindt, leidt de commissie af dat de arts met de partner van cliënte heeft gesproken over de vergoeding van de behandeling en dat de partner bij de verzekeraar zou navragen in hoeverre de kosten zouden worden vergoed. Naar het oordeel van de commissie heeft de arts hiermee voldaan aan zijn informatieverplichting.
Cliënte heeft ontkend dat er tijdens het eerste consult is gesproken over de vergoeding en heeft in haar nader verweer gesuggereerd dat de notitie in het medisch dossier gemanipuleerd zou zijn.
De commissie acht dit volstrekt onaannemelijk en gaat dan ook aan dit verweer voorbij.
Dat cliënte vervolgens nagelaten heeft zich door haar eigen verzekeringsmaatschappij te laten informeren over een eventuele vergoeding via de aanvullende verzekering  komt voor haar rekening en risico.

Voorts overweegt de commissie dat cliënte via de website van het ziekenhuis vooraf informatie had kunnen krijgen over het passantentarief voor een circumcisie. Naar het oordeel van de commissie heeft het ziekenhuis voldoende aannemelijk gemaakt dat de passantentarieven ook in 2015 op de website van het ziekenhuis stonden vermeld. Bij onduidelijkheid had cliënte navraag kunnen doen bij het ziekenhuis. Dat zij dit achterwege heeft gelaten kan het ziekenhuis niet worden tegengeworpen.

De commissie is op grond van het voorgaande concluderend van oordeel dat de klacht van cliënte ongegrond moet worden verklaard en de vordering dient te worden afgewezen.

Voor zover cliënte ook het ontvangen van de factuur twee jaar na de ingreep als klacht heeft aangemerkt, overweegt de commissie als volgt.

Dat cliënte de factuur pas twee jaar na de medische ingreep heeft ontvangen, acht de commissie rijkelijk laat, maar niet verwijtbaar. Het is immers algemeen bekend dat onderhandelingen en afspraken over te hanteren tarieven tussen zorgaanbieders en verzekeraars zeer veel tijd in beslag kan nemen en het factureren van een medische behandeling, zoals in deze zaak,  pas kan plaatsvinden als de tarieven daarvan zijn vastgesteld. Gezien het feit dat de zorgaanbieder de factuur binnen de wettelijke termijn heeft verstuurd, is ook deze klacht naar het oordeel van de commissie niet gegrond.

Op grond van het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klachten ongegrond en wijst het door de cliënt verlangde af.

Aldus beslist op 11 juli 2018 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.