Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: Informatie
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
121787
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], en Academisch Ziekenhuis behorende bij de openbare universiteit Rotterdam, gevestigd te Rotterdam, (verder te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. Het geschil is ter zitting behandeld op 18 maart 2019 te Den Haag.
De cliënt is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote. Namens de zorgaanbieder zijn verschenen [naam dermatoloog], [naam interventieradioloog], [naam PA], en [naam jurist].
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de behandeling van de lichamelijke klachten van de cliënt en de informatieverstrekking daarover door de zorgaanbieder.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De door de cliënt overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van de cliënt op het volgende neer.
De cliënt heeft sinds enkele jaren last van pijnklachten aan zijn linkervoet. Deze pijnklachten namen geleidelijk toe, waardoor de cliënt beperkt werd bij zijn werkzaamheden en het autorijden. Tijdens een vakantie in Turkije heeft hij een MRI-scan van zijn linkervoet laten maken. Hieruit bleek dat de klachten veroorzaakt werden door de aandoening veneuze malformatie (vaatafwijking).
Een injectiebehandeling was mogelijk, maar vanwege de risico’s die daarmee gepaard gingen, heeft de cliënt van behandeling afgezien. Toen de cliënt weer in Nederland was, heeft hij zich tot de zorgaanbieder gewend. Op 5 december 2016 is een MRI-scan uitgevoerd, waaruit eveneens bleek dat sprake was van veneuze malformatie aan de voet van de cliënt. De zorgaanbieder adviseerde de aandoening te behandelen met bleomycine injecties. Op 28 februari 2017 heeft de cliënt de eerste behandeling ondergaan. De dag erna voelde hij een zwelling en meer pijn, maar volgens de zorgaanbieder was dit normaal. Op 28 maart 2017 heeft de cliënt nogmaals een bleomycine behandeling gehad. Wederom was een zwelling zichtbaar en was de pijn toegenomen. Deze verschijnselen waren drie maanden later nog steeds aanwezig, waardoor de cliënt van verdere behandelingen heeft afgezien. De cliënt stelt zich op het standpunt dat zijn voet op een verkeerde plaats is geïnjecteerd, namelijk onder de huid van de voet in plaats van in een bloedvat, waardoor zijn pijnklachten zijn verergerd.
Voorts stelt de cliënt zich op het standpunt dat de risico’s die aan de behandeling met bleomycine injecties kleefden, niet vooraf aan hem zijn medegedeeld. Hem werd verteld dat er drie of vier behandelingen zouden plaatsvinden met een lage dosis, zodat er geen risico’s aan verbonden waren. Indien hij van de risico’s op de hoogte was gesteld, zou hij ervoor hebben gekozen om de behandeling niet te ondergaan.
Als gevolg van de toegenomen pijnklachten is de cliënt zijn vaste baan kwijtgeraakt en overspannen geraakt. Hij vordert een schadevergoeding van € 25.000,–, zodat hij een auto kan kopen met een automatische schakelaar waarmee hij als zelfstandige kan gaan werken.
Ter zitting heeft de cliënt zijn klacht toegelicht.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De door de zorgaanbieder overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder op het volgende neer.
De zorgaanbieder betwist de stelling van de cliënt dat de bleomycine injecties op een verkeerde locatie in de voet zijn geplaatst. Radiologisch beeldmateriaal dat na de behandelingen is vervaardigd, bevestigt dat de injecties in de vaatmalformatie zijn geplaatst en niet in de huid zoals de cliënt veronderstelt. De zorgaanbieder verzoekt dan ook dit klachtonderdeel ongegrond te verklaren.
Met betrekking tot het verstrekken van informatie over de behandeling is in het medisch dossier van de cliënt vastgelegd dat hij op 17 januari 2017 telefonisch is geïnformeerd over het resultaat van de MRI-scan en de behandeling. Op 23 januari 2017 is tijdens het spreekuur nogmaals uitleg gegeven over de behandeling en de mogelijke risico’s. Op 3 februari 2017 heeft een pre interventie informatiebezoek aan Interventieradiologie plaatsgevonden. Dit gesprek vindt normaliter plaats aan de hand van een vast aantal gesprekspunten, waarbij uitleg wordt gegeven over de indicatie, de locatie van de behandeling, de behandelprocedure en de mogelijke complicaties, zoals pijnklachten, huidverkleuringen en allergische reacties van het lichaam. Aansluitend heeft de cliënt ingestemd met de behandeling. Op grond hiervan is de zorgaanbieder van mening dat sprake is van een zogenaamd ‘informed consent’. Ook dit klachtonderdeel dient volgens de zorgaanbieder ongegrond te worden verklaard.
Nu de zorgaanbieder van mening is dat zij goede zorg heeft geleverd, verzoekt zij het gevraagde schadebedrag af te wijzen.
Ter zitting heeft de zorgaanbieder hieraan toegevoegd dat een behandeling met bleomycine injecties, in vergelijking met andere middelen, de minste bijwerkingen heeft en de minste risico’s met zich meebrengt. Weliswaar is niet expliciet in het patiëntendossier van de cliënt gedocumenteerd welke onderwerpen aan de orde zijn gesteld die op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (verder te noemen: WGBO) besproken moeten worden, maar nu het gebruikelijk is alle aspecten te bespreken, moet worden aangenomen dat dit ook in dit geval is gebeurd. Tevens moet worden aangenomen dat een informatiefolder aan de cliënt is meegegeven, omdat dat ook de gebruikelijke werkwijze is. De zorgaanbieder merkt op dat zij dit tegenwoordig wel in patiëntendossiers aantekent. Ten aanzien van hetgeen de cliënt heeft opgemerkt over het ontbreken van risico’s gelet op de lage dosering, wijst de zorgaanbieder erop dat dit betrekking had op het risico op kanker. Bleomycine is een middel dat gebruikt wordt bij kankerpatiënten en aan de cliënt is uitgelegd dat er geen risico op kanker bestond gelet op de lage dosering.
De zorgaanbieder herhaalt voorts dat de injecties op de juiste locatie in de voet zijn ingebracht, zoals te zien is op de röntgenopnames met contrast die onderdeel uitmaken van het patiëntendossier van de cliënt. Op deze opnames is te zien dat de vloeistof goed is verspreid. Het onderzoek is volgens protocol uitgevoerd en de beelden vormen de verslaglegging daarvan. Op klinische foto’s die na de behandeling zijn gemaakt, is te zien dat de zwelling is afgenomen.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
Op grond van de WGBO heeft de zorgaanbieder de plicht om de cliënt vooraf goed te informeren over de behandeling, de behandelingsmogelijkheden, de prognose en de risico’s en mogelijke bijwerkingen. Tevens dient de zorgaanbieder deze informatieverstrekking goed te documenteren, zodat hierover in voorkomende gevallen achteraf geen misverstanden kunnen ontstaan. In het onderhavige dossier is niet gedocumenteerd welke informatie aan de cliënt is gegeven, zodat hieruit niet kan worden afgeleid dat de cliënt goed is voorgelicht over de risico’s die aan de behandeling kleefden. Evenmin is gedocumenteerd dat een informatiefolder aan de cliënt is overhandigd. Bij gebreke aan objectieve gegevens moet het ervoor worden gehouden dat de cliënt onvolledig is geïnformeerd. Ook anderszins heeft de commissie in de onderhavige stukken geen bevestiging aangetroffen van het standpunt van de zorgaanbieder dat de cliënt is geïnformeerd zoals te doen gebruikelijk. Juist bij niet veel voorkomende behandelingen zoals injecties met bleomycine zijn de daaraan klevende risico’s een extra reden om de informatieverstrekking goed te documenteren. De commissie is van oordeel dat sprake is van een tekortkoming in de informatieverstrekking en dat deze tekortkoming aan de zorgaanbieder is toe te rekenen. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Dat de cliënt de behandeling niet zou hebben laten uitvoeren indien hij op de hoogte was geweest van de risico’s van deze behandeling heeft de commissie niet overtuigd. Hij wist immers reeds vanwege zijn bezoek aan een zorgverlener in Turkije dat er aan deze behandeling risico’s waren verbonden en tijdens de mondelinge bespreking van de zaak ter zitting heeft hij bevestigd dat hij wist van die risico’s. Dat de cliënt ten aanzien van de risico’s in Nederland niet – volledig – is ingelicht maakt dit niet anders.
Ten aanzien van de uitgevoerde behandeling, in het bijzonder de locatie waar de injectievloeistof in de voet is ingespoten, heeft de commissie niet de indruk dat deze behandeling niet met de nodige zorgvuldigheid op de gebruikelijke medische wijze is verricht. De door de cliënt genoemde klachten van zwelling en pijn kunnen optreden bij een dergelijke behandeling, maar wijzen niet op het injecteren op een verkeerde locatie.
Gelet op de toelichting die de zorgaanbieder tijdens de zitting heeft gegeven, moet worden geconcludeerd dat de behandeling conform het protocol is uitgevoerd, hetgeen aan de hand van de contrast opnames is bevestigd. Dit klachtonderdeel is dan ook naar het oordeel van de commissie ongegrond.
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding overweegt de commissie het volgende.
Beoordeeld moet worden of de schade van de cliënt, te weten een toename van de pijnklachten, is veroorzaakt door de toerekenbare tekortkoming van de zorgaanbieder, zijnde een gebrek in de informatieverstrekking. Daarbij geldt dat de verplichting van de zorgaanbieder om de cliënt voorafgaande aan een medische behandeling te informeren over de eventuele risico’s van de voorgestelde behandeling, er niet toe strekt de cliënt tegen deze risico’s te beschermen, maar om de cliënt in te staat te stellen goed geïnformeerd te beslissen of hij al dan niet toestemming voor de behandeling zal geven. Vast moet komen te staan dat er causaal verband bestaat tussen de uitgevoerde behandeling en de klachten die de grondslag vormen van de door de cliënt gevorderde schadevergoeding. Hierbij overweegt de commissie dat er geen aanwijzingen zijn dat de behandeling niet volgens de regelen der kunst is uitgevoerd. Uit klinische foto’s die na de behandeling zijn gemaakt, blijkt dat de bleomycine injecties hun werking hebben gedaan, in die zin dat de zwelling is afgenomen. Dat dit niet heeft geresulteerd in een afname van de (subjectieve) pijnklachten, kan niet aan de behandeling worden toegeschreven. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat de klachten van de cliënt hun oorzaak vinden in de door de zorgaanbieder uitgevoerde behandeling. Het feit dat de zorgaanbieder voorafgaande aan de behandeling de cliënt onvoldoende heeft geïnformeerd over de risico’s, is gelet daarop irrelevant en leidt niet tot een verplichting tot vergoeding van de door de cliënt gestelde schade. Het verzoek tot schadevergoeding wordt afgewezen. Nu de klacht ten dele gegrond wordt verklaard, ziet de commissie wel aanleiding om te bepalen dat de zorgaanbieder het klachtengeld aan de cliënt dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond voor zover deze ziet op de informatieverstrekking en de
documentatie daarvan in het patiëntendossier van de cliënt;
– verklaart de klacht ongegrond ten aanzien van de wijze waarop de behandeling is uitgevoerd;
– wijst het verzoek tot schadevergoeding af;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 127,50 dient te vergoeden aan de cliënt terzake van het klachtengeld.
Aldus beslist op 18 maart 2019 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit
de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer prof. dr. B.J. van Royen en mevrouw mr. T.H. Disselkoen-van Raalte, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Graumans, secretaris.