
Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
114480
De uitspraak:
In het geschil tussen:
mevrouw [naam], wonende te [woonplaats],
(verder te noemen: de cliënte)
en
Stichting Kraamzorg de Waarden Groep, gevestigd te Schoonhoven,
(verder te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 5 maart 2018 te Rotterdam. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Cliënte is niet ter zitting verschenen. Namens de zorgaanbieder waren aanwezig mevrouw [naam] en mevrouw [naam].
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft kwaliteit van de dienstverlening door de kraamverzorgende.
Standpunt van de cliënte
Het standpunt van de cliënte luidt in hoofdzaak als volgt.
Cliënte beklaagt zich over het handelen van de kraamverzorgende. Zij heeft zich met de gang van zaken binnen het gezin bemoeid, die haar niet aanging, nam de telefoon zonder toestemming op en kwam met haar kind naar het werk. De kraamverzorgende heeft onterecht een melding bij de Willem Schrikker Groep (WSG) gedaan van verwaarlozing van de kinderen en mishandeling van cliënte door haar echtgenoot.
De cliënte vordert excuses aan gezinsleden, gegevens om naar het tuchtcollege te gaan en daarnaast een rectificerende brief van de zorgaanbieder aan de Raad van Kinderbescherming en WSG..
Standpunt van de zorgaanbieder
Het standpunt van de zorgaanbieder luidt in hoofdzaak als volgt.
De zorgaanbieder heeft erkend dat de kraamverzorgende zich niet aan de protocollen van de zorgaanbieder heeft gehouden en de contacten met cliënte veel te persoonlijk heeft gemaakt. De zorgaanbieder heeft dit met de kraamverzorgende besproken. Zij zal als zzp-er niet meer door de zorgaanbieder worden ingeschakeld. Voorts heeft de zorgaanbieder contact opgenomen op 23 oktober 2017 met WSG om de melding van de kraamverzorgende ongedaan te maken, daar de kraamverzorgende niet eerst de ouders heeft gesproken over haar zorgen over de gezinssituatie.
Na afsluiting van de kraamzorg is conform het geldende beleid de zorg overgedragen aan de verloskundige en JGZ. De Raad van Kinderbescherming is op basis van signalen van de verloskundige en JGZ een onderzoek gestart. De zorgaanbieder heeft geen informatie over de gezinssituatie aan de Raad van Kinderbescherming gegeven.
De zorgaanbieder betreurt het dat zij een minder bekwame kraamverzorgende in het gezin heeft ingezet.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De zorgaanbieder heeft erkend dat de kraamverzorgende niet heeft gehandeld volgens de protocollen en zonder voorafgaand overleg met cliënte en haar man een melding heeft gedaan bij de WGS met betrekking tot verwaarlozing van de kinderen en huiselijk geweld.
De commissie heeft vastgesteld dat deze melding door de zorgaanbieder ongedaan is gemaakt. Wel heeft de zorgaanbieder bij het afsluiten van de kraamtijd, in het kader van de gebruikelijke/professionele overdracht van de zorg, aan de verloskundige en het JGZ signalen gegeven omtrent de gezinssituatie. De commissie overweegt dat de zorgaanbieder, in het kader van haar zorgplicht, aan de verloskundige en JGZ mogelijke zorgen, waar de hulpverlening rekening mee dient te houden, dient door te geven, mits cliënten hier ook vooraf van op de hoogte worden gesteld. De zorgaanbieder heeft ter zitting verklaard dat de echtgenoot van de cliënte inzage heeft gekregen in het verslag van de kraamverzorgende. In zoverre heeft de zorgaanbieder gehandeld zoals van een professionele zorgaanbieder moet worden verwacht.
Voorts heeft de zorgaanbieder erkend dat de kraamverzorgende niet juist heeft gehandeld door zonder toestemming de telefoon op te nemen en haar kind in het weekeinde mee naar het gezin te nemen.
Naar het oordeel van de commissie dienen deze twee klachten van cliënte gegrond te worden verklaard.
Over de klacht met betrekking tot een incident, waarbij de zorgaanbieder ten onrechte melding zou hebben gemaakt van een bijtende hond, kan de commissie geen oordeel geven.
De cliënte heeft excuses gevorderd van de zorgaanbieder. De commissie heeft uit de overgelegde stukken vastgesteld dat de zorgaanbieder meerdere malen schriftelijk excuses heeft aangeboden en dat de echtgenoot van de cliënte een nader gesprek met de kraamverzorgende niet op prijs stelde. De commissie wijst de vordering met betrekking tot een schriftelijke rectificatie van de melding aan de Raad van Kinderbescherming af daar de melding reeds is ingetrokken. Ook het meer of anders gevorderde wijst de commissie af.
Klachtengeld.
Daar de klachten van cliënte gedeeltelijk gegrond worden verklaard, ziet de commissie aanleiding de zorgaanbieder te veroordelen tot vergoeding aan cliënte van het door haar betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 52,50.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
I. verklaart de klachten gegrond voor zover het betreft de melding aan WGS, het opnemen van de telefoon en het meenemen van het kind naar het werk;
II. bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 dient te vergoeden aan de cliënte ter zake van het klachtengeld. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies;
III. wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist op 5 maart 2018 door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg.