Commissie: Makelaardij
Categorie: Bemiddeling
Jaartal: 2009
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
MAK07-0073
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft de bemiddeling bij de verkoop van de woning van de consument. De consument heeft in december 2006 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. In oktober 2006 heb ik opdracht gegeven aan de ondernemer om te bemiddelen bij de verkoop van mijn woning. Ik merk op dat de ondernemer een kantoor betreft met een goede reputatie; 30 jaar geleden heb ik een woning gekocht met bemiddeling van de vader van de huidige eigenaar, en twee jaar geleden heb ik een woning gekocht met assistentie van dezelfde werknemer van de ondernemer, “naam”, die mij ook deze keer heeft geholpen. Beide keren was ik bijzonder tevreden over de dienstverlening en dat geldt met name ook voor de voorlaatste keer. Ik vermeld dat, omdat ik ook deze keer, in 2006, werd bijgestaan door “naam”. Alleen was ik deze keer in het geheel niet tevreden over zijn dienstverlening. Ik vind het vervelend dat te moeten aanstippen, maar zijn nalatigheden werden mede beïnvloed door omstandigheden in de privé-sfeer, naar ik begreep. Ik heb u een chronologisch overzicht verstrekt waaruit u kunt zien wat ik allemaal zelf heb ondernomen om mijn huis verkocht te krijgen. U kunt zien dat de activiteiten vooral van mijn kant kwamen. Datzelfde blijkt uit de door mij overgelegde correspondentie, vooral via e-mail. Ter zitting deelde de voorzitter mij mede, dat de ondernemer erop had gewezen dat tot aan het moment van verkoop er geen echte klachten zijn geuit in de richting van zijn kantoor. Ik kan u zeggen dat ik in het bijzonder in de periode van 15 tot 20 december 2006 over mijn ongenoegen heb gesproken met “naam” en heb aangekaart dat ik vond dat hij te weinig activiteiten ontplooide. Ik heb hem zelfs op enig moment gezegd dat als hij het niet aankon, hij misschien dit dossier beter aan een collega kon overlaten. Hij wilde dit dossier echter per se zelf afhandelen. Op zeker moment is “naam” bij dit kantoor weggegaan. In april 2007 is de woning uiteindelijk verkocht; in juni 2007 is deze getransporteerd. De ondernemer maakt aanspraak op de volledige courtage van 1,45% oftewel € 3.617,75, wat vermeerderd met € 563,30 aan kosten en BTW op € 4.975,45 uit komt. Dat staat wat mij betreft in geen enkele redelijke verhouding tot de verrichte hoeveelheid werk, zeker als ik bekijk dat de woning grotendeels door mijn eigen inspanningen en niet door die van de ondernemer is verkocht. Ik heb meermalen getracht de directeur/eigenaar van de ondernemer te spreken te krijgen, maar hij wil mij niet te woord staan. Ik had hem erop willen wijzen dat hij door deze manier van werken zijn goede naam te grabbel gooit. Ik heb trouwens, niettegenstaande toezeggingen, nooit een schriftelijke bemiddelingsovereenkomst ontvangen. De consument verlangt dat tweederde van de in rekening gebrachte courtage wordt gecrediteerd. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. In het dossier hebben wij geen klachten aangetroffen. Ook uit de diverse emailberichten van december 2006 blijkt niet van ontevredenheid. Er heeft een bezichtiging plaats gevonden en er zijn twee open huizen uitgevoerd. Tijdens de opdracht is ons dienstverband met “naam” beëindigd. De overeenkomst is gesloten op basis van “no cure, no pay”. Nu het beoogde resultaat is bereikt is de consument de courtage geheel verschuldigd. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Door de ondernemer is niet betwist dat de schriftelijke bemiddelingsovereenkomst niet aan de consument is toegezonden. Dit valt, ongeacht de rest van de klacht en de vraag of dit van invloed is op de courtage, als een niet verschoonbare tekortkoming aan te merken. Uit de door de consument overgelegde correspondentie en het door hem opgestelde overzicht rijst het beeld op, dat de werknemer van de ondernemer zich niet overmatig heeft ingespannen en dat de consument zelf aanmerkelijk meer activiteiten heeft ontplooid. Echter, dat laatste berustte op een eigen keuze van de consument, en als hij ontevreden was over de inzet van “naam” had hij deze op niet mis te verstane wijze de wacht aan dienen te zeggen.
Uitgangspunt is, dat de te betalen wederprestatie gerelateerd is aan de eindopbrengst en niet zozeer aan de inzet. Onder omstandigheden kan een ver achterblijvende inzet reden vormen om een matiging toe te passen, doch bij gebreke van een duidelijke aanmaning aan “naam” of aan de ondernemer, doet deze situatie zich niet voor. Ook de gebrekkige klachtafhandeling na de verkoop, welke geen schoonheidsprijs verdient, doet er niet aan af dat de consument de courtage verschuldigd is geworden. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Beslissing Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij op 10 december 2007.