Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: Verpleeghuiszorg
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
114374
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Klager], wonende te [plaats] en Woonzorgcentrum Vreedenhoff, gevestigd te Arnhem.Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. Het geschil is ter zitting behandeld op 29 maart 2018 te Utrecht. Partijen zijn voor deze zitting niet uitgenodigd omdat zij hebben aangegeven geen mondelinge behandeling te wensen. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de hoogte van de financiële vergoeding die klager voor de warme maaltijd ontvangt met ingang van het moment dat hij daarvoor zelf is gaan zorgen.
Standpunt van klager
Klager heeft zijn klachten vermeld in het door hem op 22 november 2017 ingevulde klachtenformulier en de daarbij behorende bijlagen, waarvan de kern – kort en zakelijk – als volgt wordt weergegeven.
Klager heeft in de periode van februari tot en met maart 2017 veelvuldig geklaagd over de maaltijden die hij van de zorgaanbieder ontving. Deze maaltijden zijn inbegrepen in het zorgpakket dat gefinancierd wordt vanuit de Wet Langdurige zorg.
Er volgde een gesprek met [naam], manager servicebureau van de zorginstelling, waarin zij klager heeft toegezegd om hem een volledige vergoeding te geven voor de warme maaltijden, zodat klager keuzemaaltijden kan bestellen bij een derde.
Klager heeft vervolgens een vergoeding ontvangen van € 7,–, dat is minder dan de geldende menuprijs in het restaurant van de zorgaanbieder, te weten € 8,25.
Vervolgens heeft klager langdurig schriftelijk contact gehad met de directie. Naar aanleiding van een gestarte klachtenprocedure volgde een bestuursbesluit. Daarbij is klager deels tegemoet gekomen, maar vanaf het einde van de klachtenprocedure ontvangt klager slechts € 7,– per warme maaltijd.
In de tijdelijke vergoeding van € 8,25 ziet klager een erkenning van zijn gelijk. Andere bewoners van de zorgaanbieder die wel een maaltijd ontvangen, krijgen deze tegen de kostprijs van € 8,25. Klager voelt zich gediscrimineerd. Hij wenst dat alle bewoners in dezelfde situatie gelijk worden behandeld.
De consument verlangt een vergoeding van € 8,25 per warme maaltijd.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar het verweer van de zorgaanbieder d.d. 12 januari 2018. In de kern komt dit verweer op het volgende neer.
Klager ontvangt zorg en begeleiding en heeft een indicatie verblijf, zonder behandeling op grond van de Wet Langdurige zorg. De verstrekking van de warme maaltijd is hierin begrepen.
De zorgaanbieder heeft de klacht van klager in behandeling genomen conform de klachtenregeling, zij heeft hem en [naam manager servicebureau van de zorginstelling] gehoord en heeft een onderzoek ingesteld. De klacht van klager is ongegrond verklaard. De Wet Langdurige zorg is een voorziening in natura en een verzekerde heeft geen recht op compensatie als hij van een onderdeel geen gebruik maakt. De zorgaanbieder kan bewoners een vergoeding bieden voor de warme maaltijd als ze hierover ontevreden zijn, maar de zorgaanbieder is hiertoe niet verplicht. De verstrekte vergoeding van € 7,– ligt ver boven de normen van het NIBUD.
Aan de klager is uit coulance voor een bepaalde periode tegemoet gekomen. Dit vanwege de tijdens die periode mogelijk onduidelijke communicatie over de vergoeding; hem is een financiële compensatie voor die periode geboden van € 262,50 met het aanbod dat hij per direct weer de warme maaltijd van de zorgaanbieder af kan nemen of elders met het bedrag van € 7,– een warme maaltijd in kan kopen. De vergoeding is door klager geaccepteerd en overgemaakt op zijn bankrekening.
Niet is gebleken dat [naam manager servicebureau van de zorginstelling] aan klager de toezegging heeft gedaan dat hij een vergoeding zou ontvangen van € 8,25. De extra compensatie is niet een erkenning van het gelijk van klager ten opzichte van de zorgaanbieder maar deze is uitsluitend bedoeld om hem tegemoet te komen gedurende de periode dat er bij hem onzekerheid was over de vergoeding die hij zou ontvangen voor de maaltijd. Van discriminatie is geen sprake omdat het beleid geldt voor alle bewoners met een indicatie verblijf waarin de warme maaltijd is opgenomen en uniform wordt toegepast.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het
volgende.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende is vastgesteld dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst.
De Wet Langdurige zorg is een voorziening in natura. Dit betekent dat de verzekerde recht heeft op alle onderdelen van het verblijf in natura en dat hij geen recht heeft op compensatie als hij van een onderdeel geen gebruik maakt.
De warme maaltijd maakt onderdeel uit van de zorg in natura en de zorgaanbieder is dan ook niet verplicht om klager – nu hij van deze warme maaltijd geen gebruik wil maken – hiervoor te compenseren. De zorgaanbieder heeft er uit coulance voor gekozen klager en andere bewoners die geen gebruik maken van de maaltijd te compenseren door een vergoeding aan te bieden van € 7,– per warme maaltijd. En de zorgaanbieder heeft over de periode van onduidelijkheid hierover zelfs het bedrag van € 8,25 gecompenseerd.
Dat [naam manager servicebureau van de zorginstelling] zou hebben toegezegd dat klager een vergoeding van € 8,25 zou ontvangen, is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat andere bewoners een vergoeding ontvangen van € 8,25, zodat niet gezegd kan worden dat ten aanzien van klager sprake is van discriminatie of een ongelijke behandeling. Dat diegenen die geen indicatie verblijf op grond van de Wet Langdurige zorg hebben en de warme maaltijd bij de zorgaanbieder in moeten kopen voor € 8,25 maakt niet dat klager tegen dit tarief dient te worden gecompenseerd.
Derhalve dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht ongegrond;
– wijst het door klager verzochte af.
Aldus beslist op 29 maart 2018 door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg.