De zorgaanbieder had uitspraken van de cliënt niet mogen delen met zijn ex-partner en had daar ook geen waardeoordeel aan mogen geven. Aan de ex-partner is niet geadviseerd om contact op te nemen met Veilig Thuis.

  • Home >>
  • Psychische en Pedagogische Zorg >>
De Geschillencommissie




Commissie: Psychische en Pedagogische Zorg    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 110676

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [woonplaats] en [naam systeemtherapeut], gevestigd te Paterswolde.

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Psychische en Pedagogische Zorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 3 november 2017 te Groningen.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op het handelen van de zorgaanbieder in de hoedanigheid van systeemtherapeut.

Standpunt van de cliënt

In de kern komt het standpunt van de cliënt – kort samengevat – op het volgende neer.

De cliënt is bij de zorgaanbieder gekomen met de vraag of zij hem en zijn ex-partner kon helpen door middel van therapie om op een goede manier tot afspraken te komen over de zorg voor hun kinderen. Het is uiteindelijk niet tot een therapie gekomen. De cliënt is van mening dat de zorgaanbieder het beroepsgeheim heeft geschonden door aan zijn ex-partner mededelingen te doen over hetgeen hij tegen de zorgaanbieder heeft gezegd. Daarbij heeft zij de woorden van de cliënt verdraaid. Verder heeft de zorgaanbieder aan de ex-partner waardeoordelen gegeven over het handelen van de cliënt. Dit handelen van de zorgaanbieder heeft de cliënt schade berokkend, zeker nu zijn ex-partner op dat moment al een advocaat had.
De informatie, die geheim had behoren te blijven, kon door de ex-partner van de cliënt nu in een juridische procedure tegen hem worden gebruikt. Dit heeft veel stress en onzekerheid bij de cliënt veroorzaakt. Later is aan de cliënt gebleken dat de zorgaanbieder de ex-partner voorafgaand aan het gesprek tussen hem en de zorgaanbieder heeft geadviseerd om zich te wenden tot [naam organisatie advies/meldpunt kindermishandeling], zonder enige kennis van de thuissituatie, zonder enig eigen onderzoek, zonder de kinderen van de cliënt ooit gezien te hebben en zonder welke indicatie van welke zorgprofessional dan ook. Dit heeft zij vervolgens verzwegen tegen de cliënt. Volgens de cliënt geeft dit er blijk van dat de zorgaanbieder niet onpartijdig is geweest. De cliënt wijst er ten slotte op dat het hem onaangenaam treft, dat de zorgaanbieder niet onomwonden haar fouten erkent.

De cliënt stelt het volgende voor om de klacht op te lossen. Ten eerste verlangt de cliënt dat de zorgaanbieder een professionele berisping krijgt. Verder vraagt de cliënt dat de beslissing behelst dat de zorgkosten (zijnde € 45,–) en juridische kosten (zijnde € 287,–) worden terugbetaald/vergoed en dat de geleden immateriële schade (zijnde € 1.500,–) wordt vergoed.

Standpunt van de zorgaanbieder

In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder – kort samengevat – op het volgende neer.

De zorgaanbieder stelt dat de informatie uit haar gesprek met de cliënt, die zij met de ex-partner van de cliënt heeft gedeeld,  niet “buiten het systeem” is gekomen. Het is de ex-partner geweest die deze informatie met derden, in dit geval in een rechtbankprocedure, heeft gedeeld. De zorgaanbieder heeft na het sluiten van het dossier, toen de intake mislukt leek, op verzoek van de cliënt contact gezocht met zijn ex-partner. De cliënt heeft op dat moment toestemming gegeven het gespreksverslag van het intakegesprek aan de ex-partner toe te zenden. De zorgaanbieder heeft het mailadres van [naam organisatie advies/meldpunt kindermishandeling] aan de ex-partner van de cliënt genoemd, maar dit was geen verwijzing of melding en hield evenmin een oordeel in over de vraag of het al dan niet terecht was dat de vrouw verklaarde zich niet veilig te voelen. De zorgaanbieder verwachtte niet dat de door haar geleverde informatie door de ex-partner zou worden gebruikt in een rechtszaak.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

Vooraf wordt opgemerkt dat de door de cliënt verlangde “professionele berisping” als zodanig niet door de commissie gegeven kan worden. De commissie beoordeelt klachten en kan deze gegrond of  ongegrond verklaren. Dit is de cliënt op de zitting reeds voorgehouden.

De commissie overweegt over het eerste klachtonderdeel, dat gericht is tegen vermeende schending van het beroepsgeheim, als volgt. De zorgaanbieder heeft met de cliënt een vertrouwelijk gesprek gevoerd en heeft in dit gesprek gedane uitspraken van de cliënt gedeeld met zijn ex-partner. Dit had de zorgaanbieder niet behoren te doen. De zorgaanbieder heeft dit zelf met zoveel woorden erkend, onder meer in de schriftelijke verklaring van 3 maart 2017: “Dit heeft [cliënt] me in vertrouwen verteld en hij heeft me geen toestemming gegeven om deze woorden te gebruiken in de mail die ik heb gestuurd. [Cliënt] heeft me enkel gevraagd om [de ex-partner] uit te nodigen om samen in gesprek te gaan. De tekst die ik in de mail heb gebruikt, waren goedbedoeld, maar niet in afstemming met [cliënt] qua inhoud. Mijn bedoeling was oprecht en met als doel om het contact te verzachten om mild te worden naar elkaar. Dit is een foute inschatting van mij geweest, mijn excuus daarvoor, dit had ik niet moeten doen.”. De commissie acht dit klachtonderdeel op grond van het voorgaande gegrond.
De commissie overweegt over het tweede klachtonderdeel, dat gericht is tegen het beweerdelijk geven van een waardeoordeel, als volgt. De zorgaanbieder heeft zelf in de voorafgaande klachtenprocedure ten overstaan van de klachtenfunctionaris schriftelijk erkend, dat zij in de e-mail aan de ex-partner van de cliënt interpretaties geeft bij de woorden van de cliënt. De commissie citeert: “De woorden die ik als bemiddelend relatietherapeut heb ingebracht en die ik graag wil verduidelijken zijn:
– ‘doen inzien’, ‘dat is niet goed te praten’, ‘hij is denk ik toch geschrokken’ zijn interpretaties van mijn kant.
– ‘eigen schuld’ had moeten zijn ‘ ook zijn schuld’ of had ik kunnen weglaten.
– ‘emoties niet de baas zijn’ zijn bedoeld als verdrietig en onmachtig met de situatie, maar ook dit is een interpretatie van mijn kant.”.
De commissie stelt vast dat de interpretaties, zoals de zorgaanbieder ze zelf noemt, niet waardeneutraal zijn en dus in zoverre een waardeoordeel inhouden. Krachtens de Beroepscode voor Psychotherapeuten dient een therapeut ten behoeve van derden geen (schriftelijke) verklaringen uit te geven met een waardeoordeel in het geval sprake is van behandelingsoverenkomst. In een geval als het onderhavige, waarin de behandelingsovereenkomst nog niet tot stand is gekomen, maar waarin partijen nog verkennende gesprekken voeren en de totstandkoming van een behandelingsovereenkomst op korte termijn nog tot de mogelijkheden behoort en de therapeut zich inzet om deze alsnog tot stand te brengen, is geen reden om hierover anders te oordelen. De zorgaanbieder had zich dus van een waardeoordeel over de uitlatingen van de cliënt jegens zijn ex-partner dienen te onthouden. De commissie acht ook dit klachtonderdeel gegrond.

De commissie overweegt over het derde klachtonderdeel, dat gericht is tegen het beweerdelijk adviseren van de ex-partner van de cliënt om zich te wenden tot [naam organisatie advies/meldpunt kindermishandeling] en het vermeende gebrek aan onpartijdigheid dat daaruit zou voorvloeien, het volgende. De commissie heeft de e-mail van de zorgaanbieder aan de ex-partner waarin [naam organisatie advies/meldpunt kindermishandeling] ter sprake komt, tegen het licht gehouden. Daarin staat voor zover thans van belang: “Maar ik zat nog even over jouw situatie na te denken en wil bij je in ieder geval [naam organisatie advies/meldpunt kindermishandeling] onder de aandacht brengen.
Mocht je echt denken dat het niet goed gaat en je het niet ziet zitten omdat je je niet veilig voelt, neem dan contact op met [naam organisatie advies/meldpunt kindermishandeling]. Je hoeft je naam niet te noemen, maar kan vragen wat te doen. Ik hoop natuurlijk dat het niet nodig is en dat er toch een andere ingang komt.”.
De commissie is van oordeel dat hierin niet een (onvoorwaardelijk) advies van de zorgaanbieder ligt besloten. Er is sprake van een ‘noemen van’ of een ‘wijzen op’ de mogelijkheid. De zorgaanbieder doet hierin geen uitspraak over de vraag óf de ex-partner zich tot [naam organisatie advies/meldpunt kindermishandeling] zou behoren te wenden. Dit laat de zorgaanbieder duidelijk aan de inschatting over van de ex-partner zelf. De zorgaanbieder kan aan de commissie niet verklaren waarom zij in de uitlatingen van de ex-partner aanleiding zag om op deze mogelijkheid te wijzen, omdat zij dan de geheimhoudingsplicht tegenover de ex-partner zou schenden. Het is mogelijk dat het haar op grond van de uitlatingen van de ex-partner niet alleen geraden voorkwam op deze mogelijkheid te wijzen, maar dat zij hiertoe een (morele of, op grond van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, wettelijke) verplichting had. Dit kan de commissie niet beoordelen. De zorgaanbieder laat expliciet de mogelijkheid open dat het niet nodig is om contact op te nemen met [naam organisatie advies/meldpunt kindermishandeling]. Het komt de commissie voor dat de zorgaanbieder zich bij het opstellen van de e-mail juist zeer bewust is geweest van het feit dat zij hierover geen hoor en wederhoor had toegepast en dat zij daarom niet zonder meer de verklaring van de ex-partner aan haar voor waar aannam. Naar het oordeel van de commissie blijkt hieruit dan ook geen gebrek aan onpartijdigheid. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Over de door de cliënt gevraagde schadevergoeding overweegt de commissie het volgende. De commissie is van oordeel dat de gedeeltelijke gegrondheid van de klacht niet meebrengt dat de zorgkosten aan de cliënt dienen te worden terugbetaald.
Op zichzelf is immers niet gebleken dat de intakefase waarvoor betaald is, slecht is verlopen. Deze fase was afgesloten op het moment dat de feiten die tot de gegronde klachten hebben geleid zich voordeden. Ten aanzien van de juridische kosten geldt dat niet gebleken is dat deze in oorzakelijk verband staan tot de door de zorgaanbieder gemaakte fouten. De cliënt had zijn advocaat reeds ingeschakeld op het moment dat deze feiten aan hem bekend werden. De kosten had verder kennelijk te maken met de rechtbankprocedure. Ook deze kosten hoeft de zorgaanbieder naar het oordeel van de commissie dus niet aan de cliënt te vergoeden. Ten aanzien van de verlangde immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.500,– geldt dat niet gebleken is dat de cliënt dermate in zijn persoon is aangetast, dat hiervoor een geldelijke vergoeding op haar plaats is. Voor zover de cliënt al in zijn goede naam of eer is aangetast door het handelen van de zorgaanbieder, kan worden aangenomen dat dit door de gegrondheid van de eerste twee klachtonderdelen voldoende wordt hersteld. Verder geldt dat de stress die de fouten van de zorgaanbieder bij de cliënt naar zijn zeggen heeft veroorzaakt niet tot een schadevergoedingsplicht leidt. Er moet om een schadevergoedingsverplichting te kunnen aannemen sprake zijn van geestelijk letsel en daarvoor is in zijn algemeenheid niet voldoende dat sprake is van een meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. Overigens heeft de cliënt zelf ter zitting naar voren gebracht dat het hem uiteindelijk niet om het geld is te doen. Alles overziende is de commissie van oordeel dat het (gedeeltelijk) gegrond bevinden van de klacht voor de cliënt voldoende genoegdoening is.

Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is, zal de zorgaanbieder aan de cliënt het door hem betaalde klachtengeld dienen te vergoeden.

Beslissing

De commissie:

verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;

bepaalt dat de zorgaanbieder aan de cliënte het klachtengeld van € 52,50 dient te vergoeden.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Psychische en Pedagogische Zorg, op 5 december 2017.