Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
110970
De uitspraak:
In het geschil tussen
Cliënt en Stichting Dimence, gevestigd te Deventer (verder te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de
Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 23 augustus 2017 te Apeldoorn.
Cliënt is ter zitting aanwezig geweest. De zorgaanbieder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door [ambtelijk secretaris van de klachtencommissie], [naam] en [naam], advocaten.
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op informatieverschaffing door de zorgaanbieder aan derden over cliënt en de gevolgen die dit zou hebben gehad voor cliënt en op de communicatie door zorgaanbieder aan cliënt.
Standpunt van cliënt
Het standpunt van cliënt luidt als volgt.
Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. De klacht is drieledig. Kort samengevat betreft het de volgende punten.
• Klacht over het aan derden informatie verschaffen over cliënt. Schending van het beroepsgeheim
Cliënt is cliënt bij de zorgaanbieder. [Behandelaar] heeft zonder toestemming en zonder medeweten van cliënt vertrouwelijke informatie verschaft aan woningcoöperatie Viverion (hierna te noemen: de woningcoöperatie) bij de aanvraagprocedure voor een woning najaar 2016. Een zeer kwalijke zaak, aldus cliënt, die hem ook zijn kans op een woning via deze woningcoöperatie heeft gekost. Cliënt heeft zich hierover beklaagd bij de geschillen Commissie Oost Gelderland (hierna te noemen: de COG). Lopende het voorbereidingstraject voor de zitting d.d. 12 januari 2017 ter behandeling van deze klacht heeft de behandelaar van cliënt op 4 januari 2017 zonder toestemming en medeweten van cliënt de COG een e-mail gestuurd over cliënt. Daarin stond informatie over diens gemoedstoestand. Hiermee heeft de behandelaar het vertrouwen van cliënt beschadigd en zijn beroepsgeheim geschonden.
• Klacht over onvoldoende communicatie door de behandelaar aan cliënt
De behandelaar heeft cliënt niet of nauwelijks geïnformeerd met betrekking tot de gang van zaken rondom de aanvraag van een woning bij de woningcoöperatie. De behandelaar heeft cliënt niet geïnformeerd over de voortgang van de besprekingen en besluitvorming ten aanzien van zijn aanvraag voor een woning, zodat cliënt daarop ook niet kon reageren.
• Klacht over het niet toegewezen krijgen van een woning
Als gevolg van het bovenstaande heeft de woningcoöperatie een eenzijdig beeld van cliënt gekregen. Uiteindelijk heeft de woningcoöperatie besloten cliënt geen woning toe te wijzen. De zorgaanbieder legt de bal voor het feit dat cliënt geen woning heeft toegewezen gekregen bij de woningcoöperatie, maar dat is niet juist. Voor het toegewezen krijgen van een woning is een behandeltraject en een behandelplan nodig, en dat is er niet voor cliënt. Cliënt kan nu geen kant meer uit; hij kan zich in de regio waar hij thans woont niet meer succesvol oriënteren op een woonruimte. Cliënt woont nu noodgedwongen bij zijn moeder. Een en ander heeft kosten met zich meegebracht voor cliënt. Hij heeft zijn bezittingen grotendeels opgeslagen hetgeen kosten met zich mee brengt, en hij moet andere extra kosten maken in de vorm van reiskosten en opknapkosten.
Last but not least heeft de behandelaar cliënt zonder diens medeweten aangemeld bij het FACT-team. Daar heeft cliënt zelf de stekker uit getrokken. Cliënt vindt de gang van zaken rond zijn behandeling schandalig en het stelt zijn vertrouwen in de zorgaanbieder danig op de proef. Momenteel zijn zijn huisarts en zijn zorgverzekeraar bezig om cliënt opnieuw aangemeld te krijgen voor een behandeltraject bij de zorgaanbieder.
Cliënt verzoekt de commissie de klachten jegens zijn behandelaar gegrond te verklaren en hem een schadevergoeding toe te kennen ad € 10.000.
Standpunt van de zorgaanbieder
Het standpunt van de instelling zoals dat blijkt uit de door de commissie ontvangen en ter zitting overhandigde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
• Klacht over het uit aan derden informatie verschaffen over cliënt. Schending van het beroepsgeheim.
Cliënt stelt dat de behandelaar van cliënt zijn beroepsgeheim schond door op 4 januari 2017 een e-mail naar de COG te sturen, hoewel cliënt hiertoe geen uitdrukkelijke toestemming had verleend. De zorgaanbieder merkt hierover het navolgende op. Allereerst is van belang notie te nemen van het feit dat de behandelaar destijds met goede reden in overeenstemming met de wil van cliënt meende te handelen. Cliënt was niet eenduidig over de vraag of hij wel of niet wilde dat de behandelaar contact met de COG opnam. Aanvankelijk wilde hij dit, maar later gaf hij aan op deze beslissing te zijn terugkomen, en om die reden de contactgegevens van de COG niet te verstrekken. Enkele dagen later, te weten op 3 januari 2017, stuurde hij deze contactgegevens toch toe aan de behandelaar. De behandelaar erkent dat het juist zou zijn geweest om, alvorens te mailen, te verifiëren of hij cliënt zijn bedoeling correct interpreteerde. Geen inlichtingen zonder toestemming, zo luidt de norm (art.7:457 lid 1 BW). Cliënt heeft zich eerder bij de klachtencommissie beklaagd en zijn klacht gegrond verklaard gezien. De zorgaanbieder heeft het oordeel van de klachtencommissie overgenomen. Toch meende de behandelaar cliënt zijn bedoeling te begrijpen en wilde cliënt nieuwe onrust, die een schriftelijk bevestigingsverzoek tot het verschaffen van inlichtingen aan derden bij hem zou kunnen oproepen, besparen. Een toestemming behoeft niet per se schriftelijk te zijn gegeven.
Voornoemde beslissing kan niet los worden gezien dat de hulp van de zorgaanbieder aan cliënt (zo blijkt onder meer uit de brief van de huisarts d.d. 5 december 2016 en de behandelingsovereenkomst tussen cliënt en zorgaanbieder d.d. 19 januari 2017) zag op het helpen van het vinden bij en behouden van een woning en het bieden van ondersteuning met de buitenwereld zoals organisaties als de woningcoöperatie en het COG. Tussen de zorgaanbieder en de woningcoöperatie was al eerder veelvuldig door cliënt gewenst contact geweest. Voor zover cliënt klaagt over het feit dat de e-mail aan het COG uiteindelijk ook bij de woningcoöperatie terecht kwam, merkt de zorgaanbieder op dat van schending van het beroepsgeheim richting de woningcoöperatie geen sprake kan zijn, nu cliënt eerder uitdrukkelijk instemde met het contact tussen de zorgaanbieder en de woningcoöperatie.
Niet voorbij kan worden gegaan aan het feit dat de schending van het beroepsgeheim inhoudelijk zeer beperkt was en in termen van het tuchtrecht niet verwijtbaar. Er is geen (gedeelte van) het medisch dossier overlegd, noch is gerefereerd aan genoten behandelingen of gesproken in termen van diagnoses. De behandelaar bood in feite slechts zijn hulp aan om ter zitting (d.d. 12 januari 2017) een korte toelichting te geven op de achtergrond van cliënt, met als bedoeling bij de COG en mogelijk ook de woningcoöperatie meer begrip voor cliënt te creëren en diens kansen op een woning te vergroten. De e-mail d.d. 4 januari 2017 bracht geen echt vertrouwelijke of de COG (dan wel de woningcoöperatie) tot dan toe onbekende feiten aan het licht.
• Klacht over onvoldoende communicatie door de behandelaar aan cliënt
De zorgaanbieder kan deze klacht niet plaatsen. Er zijn met cliënt regelmatig gesprekken gevoerd, onder andere op 18 en 19 oktober 2016, vlak voor de bespreking bij de woningcoöperatie. Er zijn mailcontacten geweest. De woningcoöperatie zou cliënt daarna een tweede kans geven. Op 28 november 2016 is er contact geweest met de huisarts. Er was beweging bij de woningcoöperatie. Cliënt is geïnformeerd voor zover dat gezien zijn gemoedstoestand verstandig werd geacht.
• Klacht over het niet toegewezen krijgen van een woning
De genoemde e-mail heeft voor cliënt geen feitelijke gevolgen gehad. Van een causaal verband tussen deze e-mail en de vermeende schade is geen sprake. Onderscheid moet worden gemaakt tussen de COG en de woningcoöperatie. Niet de COG maar de woningcoöperatie gaat over tot het toewijzen van een woning. Duidelijk is dat de woningcoöperatie door de gedragingen van cliënt in het verleden en cliënt zijn actuele opstelling jegens de woningcoöperatie – onder andere door het verzwijgen van feiten en door een antisociale houding – niet zonder meer tot toekenning wenste over te gaan. De procedure bij de COG vond plaats om reden van de afwijzende houding van de woningcoöperatie. Op het moment dat de behandelaar contact opnam met de COG, had de woningcoöperatie al stelling genomen. Kortweg komt de situatie hierop neer dat cliënt vóór de COG zitting geen woning toegewezen zou krijgen, en na de COG zitting geen woning toegewezen heeft gekregen. Cliënt maakt op geen enkele wijze aannemelijk dat dit laatste te wijten is aan de e-mail van de behandelaar d.d. 4 januari 2017.
Een causaal verband ontbreekt ook om een andere reden. De COG heeft de klacht van cliënt gegrond verklaard. In de beslissing d.d. 2 maart 2017 is geen enkel aanknopingspunt voor de stelling dat de beslissing van de COG door toedoen van de zorgaanbieder ongunstig voor cliënt is uitgevallen. De e-mail heeft geen invloed gehad.
Het causaal verband ontbreekt tot slot ook nog om een andere reden. Cliënt verloor zijn woning bij de woningcoöperatie “Ieder1” door beëindiging van de zorginstelling Iriszorg en woont hij sindsdien bij zijn moeder in huis. Voor de verhuiskosten als zodanig maakt het geen verschil of het nu de woning van de woningcoöperatie Viverion betrof of een andere.
De schade die cliënt stelt te hebben geleden kan wegens het ontbreken van causaal verband niet aan de zorgaanbieder worden toegerekend. Daarbij is de hoogte van de schadepost niet onderbouwd en niet aannemelijk gemaakt.
De zorgaanbieder verzoekt de commissie de klachten van cliënt ongegrond te verklaren en de gevraagde schade af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorginstelling vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat de zorginstelling tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorginstelling. De tekortkoming moet aan de zorginstelling kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
• Klacht over het uit aan derden informatie verschaffen over cliënt. Schending van het beroepsgeheim.
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard komt de commissie ten aanzien van de klacht over de schending van het beroepsgeheim tot het volgende oordeel. Uit het dossier is de commissie gebleken dat de inhoud van de e-mail die op 4 januari 2017 door de behandelaar is toegestuurd aan de COG ontegenzeggelijk informatie over cliënt bevat die behandelaar alleen kan weten uit de relatie die hij als hulpverlener met cliënt als zijn cliënt heeft. Dergelijke informatie valt onder het beroepsgeheim. Naar het oordeel van de commissie heeft de behandelaar door deze informatie in de mail aan derden prijs te geven zonder dat sprake is van uitdrukkelijke toestemming van cliënt derhalve zijn beroepsgeheim geschonden. De door de advocaat van de zorgaanbieder opgeworpen stelling dat het slechts een marginale schending van het beroepsgeheim zou betreffen, maakt dit niet anders. De commissie verklaart de klacht gegrond.
• Klacht over onvoldoende communicatie door de behandelaar aan cliënt.
De commissie is niet gebleken dat er belangrijke informatie aan cliënt onthouden zou zijn, noch uit het dossier, noch uit hetgeen ter zitting is verklaard. De commissie verklaart de klacht ongegrond.
• Klacht over het niet toegewezen krijgen van een woning.
De commissie heeft op grond van het dossier en op grond van hetgeen ter zitting door partijen is verklaard geen causaal verband kunnen vaststellen tussen de aan de COG verschafte informatie in de e-mail d.d. 4 januari 2017 en het niet ter beschikking stellen van een woning door de woningcoöperatie aan cliënt, zoals cliënt heeft gesteld. De commissie is uit het dossier wel gebleken dat er andere omstandigheden zijn waardoor de toewijzing van een woning aan cliënt mogelijk niet naar wens van cliënt verlopen is. De commissie verklaart de klacht ongegrond en komt om deze reden niet toe aan de beoordeling van de vermeende door cliënt geleden schade.
Beslissing
De commissie;
– verklaart de klacht over schending van het beroepsgeheim gegrond;
– verklaart de klachten voor het overige ongegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder het door cliënt betaalde klachtengeld aan hem dient te vergoeden. De commissie wijst het gevraagde voor het overige af.
Aldus beslist op 23 augustus 2017 door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg.