Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
108053
De uitspraak:
In het geschil tussen
Cliënt en Parnassia Groep B.V. (verder te noemen: de zorginstelling).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 5 april 2017, te Breda. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen.
Beide partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunten nader toegelicht. Cliënt werd ter zitting bijgestaan door [naam] (ambulant begeleider) en [naam] (echtgenote). Namens de zorginstelling waren aanwezig [naam] (jurist Parnassia Groep), [naam] (relatiebeheerder Stichting 1nP) en [naam] (bestuurssecretaris).
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft kort gezegd betrekking op de vraag of de zorginstelling tekort is geschoten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst door onvoldoende toezicht te houden op het dossier van cliënt, waardoor in de visie van cliënt door zijn behandelaar niet tijdig een juiste diagnose is gesteld met betrekking tot de door cliënt ervaren klachten (op zowel geestelijk als lichamelijk vlak). Als gevolg hiervan heeft volgens cliënt het behandeltraject niet alleen te lang voortgeduurd maar is de behandeling bovendien – bij gebreke van voldoende vooruitgang – niet passend geweest.
Standpunt van cliënt
Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. De door cliënt overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. De klacht van cliënt bestaat – kort samengevat – uit de volgende onderdelen:
1. In de periode van 17 november 2008 tot en met 30 november 2014 is cliënt onder behandeling geweest van [naam] (hierna: [arts]), die als psychiater/psychotherapeut verbonden is (geweest) aan de zorginstelling. Naar het oordeel van cliënt is er door [arts] ten onrechte geen diepgaand onderzoek uitgevoerd naar de oorza(a)k(en) van de door cliënt ervaren klachten op zowel geestelijk als lichamelijk vlak. Hierdoor heeft het behandeltraject 5 tot 6 jaar te lang voortgeduurd;
2. Behalve de omstandigheid dat het behandeltraject naar mening van cliënt veel te lang heeft voortgeduurd, is juist vanwege het ontbreken van een diepgaand onderzoek naar zijn klachten, hem een passende behandeling onthouden en is tevens het stellen van een tijdige diagnose ten aanzien van de (werkelijke) oorzaken van zijn klachten achterwege gebleven. Cliënt heeft na zelfstudie een deel van zijn eigen diagnose gesteld, waaronder het syndroom van Asperger. Pas na lang aandringen heeft in dit verband een officieel onderzoek plaatsgevonden door GGZ psychologe [naam]. Omdat echter dit onderzoek specifiek was gericht op het syndroom van Asperger, is daarbij het ongediagnosticeerde ADD en vergeetachtigheid en een slechte concentratiespanne door slaapapneu over het hoofd gezien;
3. Cliënt heeft zichzelf moeten diagnosticeren met onder andere Asperger (in 2010) en later ADD (december 2015) en slaapapneu. Volgens cliënt is het onbegrijpelijk dat zijn klachten lange tijd zijn miskend en gedurende lange tijd zelfs (ten onrechte) als lichte depressie zijn aangemerkt;
4. Daarnaast is onbegrijpelijk, aldus cliënt, dat pas na lang aandringen – met enige aarzeling – dienaangaande een nader onderzoek is verricht. Verder beklaagt cliënt zich over de omstandigheid dat zijn behandelaar dubieuze behandelmethodieken op hem heeft toegepast, zoals mindfulness, tapping (kloppen op het lichaam) en het geven van stroomstootjes op het voorhoofd met een apparaat van de supermarkt Lidl, welke behandelmethoden – achteraf bezien – ook helemaal niet hebben bijgedragen aan zijn (niet gediagnosticeerde) ADD/Asperger en de daarvoor beschikbare medicatie;
5. Ook beklaagt cliënt zich erover dat de zorginstelling gedurende het behandeltraject onvoldoende zorg heeft gedragen voor adequaat toezicht op de behandeling middels frequent uitgevoerde audits. Als gevolg hiervan heeft het aldus onnodig lang geduurd voordat cliënt uiteindelijk wist wat hem werkelijk mankeerde en zijn de door hem ervaren klachten, zoals eerder al aan de orde is gekomen, ten onrechte aangemerkt als een lichte depressie;
6. Tot slot stelt cliënt dat de zorginstelling te kort is geschoten met betrekking tot de kwaliteit van zorg en de controle daarop (quality control & assurance 1nP (ISO & HKZ)).
Nu de zorginstelling onvoldoende toezicht heeft gehouden op het dossier van cliënt, heeft cliënt als gevolg daarvan mentaal, lichamelijk en financieel nadeel ondervonden. Cliënt vraagt derhalve de commissie aan hem een schadevergoeding toe te kennen van € 15.000,00.
Ter zitting heeft cliënt op vragen van de commissie nog naar voren gebracht dat hij het ten zeerste betreurt dat het onderzoeksrapport van de GGZ psychologe, [naam], niet is ingebracht bij de interne klachtencommissie van de zorginstelling. Daarin staat weergegeven dat cliënt 6 jaar lang onder behandeling is geweest, zonder dat er vooruitgang is geboekt. Mede gelet hierop had het volgens cliënt voor de hand gelegen dat zijn behandelaar, [arts], collega psychiaters zou hebben geraadpleegd om mogelijk tot andere inzichten en een aangepast behandelplan te komen. Volgens cliënt zou er ook veel eerder zijn ingegrepen, indien multidisciplinaire interventies zouden hebben plaatsgevonden.
Verder heeft cliënt zich ter zitting afgevraagd hoe het toch mogelijk is dat hij zichzelf heeft moeten diagnosticeren. In dit verband verwijt cliënt het [arts], dat laatstgenoemde volledig aan de belangen van cliënt voorbij is gegaan door aanvankelijk aan cliënt mee te delen geen nader onderzoek te willen laten verrichten naar het syndroom van Asperger, dit vanwege de daarmee gepaard gaande kosten, die ten laste zouden komen van gemeenschapsgeld.
Tot slot heeft cliënt nog naar voren gebracht het te betreuren dat hij 6 jaar onder behandeling is geweest van [arts] en dat hem achteraf wordt tegengeworpen dat hij zijn klachten ten aanzien van zijn behandeling veel eerder had moeten uiten.
Standpunt van de zorginstelling
Voor het standpunt van de zorginstelling verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorginstelling op het volgende neer.
De zorginstelling heeft naar voren gebracht dat uit de reactie van de behandelaar van cliënt, dat als bijlage aan het verweer is toegevoegd, volgt dat er wel degelijk een uitgebreide psychodiagnostiek heeft plaatsgevonden betreffende de klachten van cliënt. Tussentijds heeft er bovendien aanvullende diagnostiek plaatsgevonden op het moment dat daartoe aanleiding bleek te zijn.
De behandeling is tussentijds in goed onderling overleg gestopt, omdat het goed ging met cliënt. De behandeling werd op verzoek van cliënt weer opnieuw gestart bij zijn behandelaar, omdat er sprake was van recidiverende klachten.
De zorginstelling betwist dat de klachten van cliënt in het dossier zijn aangemerkt als een lichte depressie. Bij aanvang van de behandeling was het al helder dat de klachten behoorlijk ernstig waren en hier is de behandeling in de visie van de zorginstelling dan ook op afgestemd. Al in een vroeg stadium van de behandeling is duidelijk geworden dat er sprake was van een autisme spectrumstoornis bij cliënt en gelet hierop is de behandeling aangevuld met de daarbij passende begeleiding.
Van een “alternatieve behandeling”, zoals door cliënt wordt gesuggereerd, is volgens de zorginstelling geen sprake. Zowel medicamenteus als de aanvullende gesprekken en de groepsbehandeling vallen binnen de richtlijnen zoals voorgeschreven bij de klachten waarvoor cliënt in behandeling was.
De zorginstelling brengt verder nog naar voren dat zij als organisatie groot belang hecht aan zowel jaarlijkse audits betreffende het bewaken van de kwaliteit en functioneren van de bij haar aangesloten professionals, als de evaluaties door collegae van zowel het indicatieverslag en behandelplan, als ook de evaluaties bij elk nieuw te openen (vervolg) dossiers. Deze audits en evaluaties hebben ook plaatsgevonden bij de behandelaar van cliënt alsmede op zijn dossiers. Hieruit is nimmer gebleken dat de behandeling van cliënt niet (meer) passend zou zijn.
Tot slot heeft de zorginstelling nog naar voren gebracht dat ook in het kader van de ISO certificering van de zorginstelling jaarlijks audits plaatsvinden door een extern bureau. Ook uit deze audits, die de gehele kwaliteit van de organisatie evalueren, zijn geen noemenswaardige verbeterpunten naar voren gekomen.
Op grond van het vorenstaande is de zorginstelling dan ook van mening dat haar geen enkel verwijt valt te maken.
Ter zitting is namens de zorginstelling nog benadrukt dat er op jaarbasis frequent collegiaal cliëntenoverleg plaatsvindt, dat wil zeggen dat er meerdere behandelaars overleg met elkaar hebben en feedback geven op het behandelplan, wat jaarlijks zowel ten aanzien van de diagnose als ten aanzien van de behandeling geëvalueerd wordt. Tijdens de evaluaties wordt het dossier geanonimiseerd van behandelaar en wordt de patiënt beoordeeld en het dossier van feedback voorzien door twee onafhankelijke psychiaters. Voor zover een van hen het niet eens is met de voortgang van het traject of de gestelde diagnose wordt er een derde psychiater bij betrokken. Voor zover een behandelplan na evaluatie wordt afgekeurd, wordt dit vastgelegd in het patiëntendossier en wordt het traject afgesloten, waardoor er ook geen vervolg-diagnosebehandelcombinatie (DBC) kan worden geopend. In het verlengde hiervan heeft de zorginstelling naar voren gebracht dat ook tijdens de behandeling van cliënt deze jaarlijkse evaluaties hebben plaatsgevonden en dat onafhankelijke psychiaters telkens akkoord zijn gegaan met het voortzetten van de behandeling op basis van het evaluatierapport, de diagnose en het behandelplan. Hoewel deze informatie niet per definitie gedeeld wordt met de patiënt, laat dit onverlet dat de patiënt hiervan wel kennis heeft kunnen nemen door zijn dossier op te vragen dan wel in te zien.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde en hetgeen ter zitting nog naar voren is gebracht overweegt de commissie het volgende.
De commissie stelt voorop dat voor de aansprakelijkheid van de zorginstelling vereist is dat voldoende aannemelijk is dat de zorginstelling tekort is geschoten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorginstelling. De tekortkoming moet aan de zorginstelling kunnen worden verweten en de cliënt dient daarvan nadeel te hebben ondervonden.
De commissie stelt vast dat vier van de zes klachtonderdelen betrekking hebben op [arts]. Deze klachten komen in de kern erop neer dat [arts] het behandeltraject veel te lang heeft laten voortduren op basis van de primair gestelde diagnose en dat [arts] niet op enig moment tijdens dat traject tot een andere diagnose is gekomen, ook niet nadat cliënt zelf te kennen heeft gegeven dat bij hem sprake is van het syndroom van Asperger en mogelijk andere stoornissen.
Wat van het vorengaande ook zij, de commissie stelt vast dat [arts] in dit geschil geen partij is, slechts de zorginstelling. De commissie dient daarom concreet de vraag te beantwoorden of, zoals cliënt verder heeft aangevoerd, de zorginstelling tekort is geschoten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst door onvoldoende toezicht te houden op de wijze waarop door [arts] uitvoering is gegeven aan het behandeltraject van cliënt.
De commissie overweegt dienaangaande dat de zorginstelling onvoldoende weersproken naar voren heeft gebracht dat zij door middel van diverse borgingsinstrumenten en audits ervoor gezorgd heeft dat de behandelaar, [arts], zijn uitgevoerde behandeling, telkens via deze kwaliteitstoets heeft laten beoordelen.
Op grond van de stukken en hetgeen door partijen ter zitting is gebracht, is het de commissie in dit verband dan ook niet gebleken dat de zorginstelling via deze instrumenten onzorgvuldig is geweest dan wel onvoldoende toezicht heeft gehouden op de wijze waarop [arts] uitvoering heeft gegeven aan het behandeltraject van cliënt en dat zij derhalve cliënt een door hem ongewenste behandeling door [arts] heeft laten ondergaan.
Op grond van het bovenstaande komt de commissie dan ook tot de conclusie dat de klachten ongegrond zijn.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klachten ongegrond.
De commissie wijst af de door cliënt gevorderde schadevergoeding.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg op 5 april 2017.