Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
81526/106039
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klaagster was met haar zoontje in het ziekenhuis van de zorgaanbieder na een verwijzing van de huisarts. De chirurg die het zoontje kwam onderzoeken deed onaardig en kortaf tegen de klaagster en snauwde tegen een assistente die opmerkte dat er nog personeel aanwezig was om een echo te maken. De chirurg stuurde de klaagster en haar zoontje naar huis met een zetpil en zei ze de volgende dag terug te komen. De volgende dag is het zoontje met spoed geopereerd aan een blinde darmontsteking.. De zorgaanbieder stelt dat er zorgvuldig en uitgebreid onderzoek is gedaan bij het zoontje en dat in overleg met de klaagster is afgesproken de volgende dag langs te komen voor controle. Volgens de chirurg was er geen aanleiding om een echo te maken. De commissie oordeelt dat de chirurg terecht de keuze heeft gemaakt om geen echo te laten maken en de volgende dag opnieuw te kijken. De kans dat op dat moment iets te zien was geweest op de echo is klein. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Klaagster], handelende namens haar zoontje [naam], wonende te [woonplaats]en
Admiraal De Ruyter Ziekenhuis B.V., gevestigd te Goes
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 11 november 2021 te Den Haag.
Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht.
De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordig door [naam], stafjuriste, en [naam], traumachirurg.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de medische behandeling van het zoontje van klaagster.
Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van de klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De klaagster heeft de volgende klachten met betrekking tot de medische behandeling door de zorgaanbieder:
1. de bejegening door de chirurg;
2. de zorgaanbieder heeft op 3 juli 2020 verzuimd tijdig een echo te maken, waardoor de blindedarmontsteking pas later kon worden gediagnostiseerd.
Het zoontje van klaagster is op 3 juli 2020 omstreeks half 6 door de huisarts doorverwezen naar het ziekenhuis in Goes. Het vermoeden was een blinde darm ontsteking.
Eenmaal daar aangekomen, werden de ouders serieus genomen. Hun zoontje van 4 jaar oud kreeg veel onderzoeken. Uiteindelijk kwam de chirurg rond half 9 binnen. Hij wilde hun zoontje onderzoeken. Hiervoor moesten de ouders hem wakker maken. Tijdens dit onderzoek reageerde het zoontje niet op de chirurg. Toen klaagster de chirurg uit wilde leggen wat er aan de hand was en wat er uit vorige onderzoeken was gekomen, wilde de chirurg hier niks van weten. Kort hierna kwam er een assistente binnen en zij gaf aan dat er voor het maken van een echo nog personeel aanwezig was op de afdeling röntgen. De chirurg snauwde haar weg en zei dat hij graag nog eerst zijn onderzoek wilde afronden. Op de vraag van de chirurg of haar zoontje paracetamol had gekregen, heeft cliënte dit ontkennend geantwoord. Haar zoontje werd schreeuwend wakker en zij heeft hem direct meegenomen naar de huisarts en vervolgens naar de eerste hulp. Daar werd haar verteld dat haar zoontje nuchter moest blijven. Omdat haar zoontje heel vaak koortsstuipen heeft gehad, is klaagster voorzichtig met het geven van paracetamol. Haar huisarts had in die tijd aangegeven dat dit kon komen door paracetamol. De chirurg snauwde daarop dat dit niet waar is en dat klaagster haar kinderen geen medicijnen mag ontnemen en dat het waarschijnlijk niets ernstigs was, omdat haar zoontje geen kik gaf tijdens aanraking van zijn buik. (Dit terwijl hij het die dag al uren had uitgeschreeuwd van de pijn en de huisarts hem niet kon onderzoeken hierdoor). De chirurg gaf het advies om in het ziekenhuis nog een zetpil te geven aan haar zoontje en de volgende dag terug te komen voor controle. De volgende dag is haar zoontje met spoed geopereerd aan een geknapte blinde darmontsteking en heeft hij nog 3 dagen in het ziekenhuis gelegen aan de antibiotica.
Tijdens het contact met de klachtencommissie van het ziekenhuis is naar voren gekomen dat klaagsters zoontje licht verhoogde waardes in zijn bloed had. Klaagster stelt dat de chirurg het zekere voor het onzekere had moeten nemen en toch naar zijn collega/assistente had moeten luisteren om een echo te laten maken, vooral omdat het hier ging om een kind dat net 4 jaar was geworden.
Klaagster eist excuses van de chirurg voor zijn bejegening jegens haar en voorts een schadevergoeding van de zorgaanbieder. De schade betreft het vervoer naar het ziekenhuis (klaagster heeft geen rijbewijs), de opvang/verzorging van haar dochter tijdens het verblijf in het ziekenhuis en de impact die de bejegening van de chirurg op haar heeft gehad. Daarbij geeft klaagster aan dat zij is gediagnosticeerd met PTSS.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken.
Op 3 juli 2020 is klaagster met haar zoontje door de huisarts doorwezen naar de Spoedeisende Hulp (SEH) met een verdenking appendicitis (blindedarmontsteking). Haar zoontje is op de SEH eerst gezien door de SEH-verpleegkundige. Deze heeft in het medisch dossier genoteerd: ‘sinds enkele dagen niet fit, 4 dagen geleden inenting gehad, sindsdien niet fit vandaag hevige buikpijn, tachypneu, steunende ademhaling moeder heeft geen paracetamol gegeven in verband met koortsstuipen in verleden’. Vervolgens is haar zoontje gezien door een ANIOS op de SEH, waarbij de kinderarts mee heeft beoordeeld. Zij stelden een differentiaaldiagnose voor de buikpijn en concludeerden dat geen aanwijzingen bestonden voor een pulmonale of urogenitale oorzaak van de klacht. Voorts hebben zij een chirurg verzocht mee te beoordelen voor het uitsluiten van appendicitis. Ook is bloedonderzoek uitgevoerd, namelijk een CRP-test (het gehalte CRP geeft een aanwijzing over de aanwezigheid van een ontstekingsproces of infectie in het lichaam). Hieruit bleek dat op 3 juli 2020 verhoogde ontstekingswaarden aanwezig waren; CRP was namelijk 50. De dienstdoende chirurg heeft zoontje van klaagster diezelfde avond gezien op de SEH en nam op dat moment een rustig slapend jongentje waar, waarbij het abdomen iets bol was, soepel aanvoelde en er geen sprake was van drukpijn op een punctum maximum, noch percussiepijn. De chirurg heeft aan klaagster uitgelegd dat, gezien het korte tijdsbestek van de klachten van haar zoontje en met name vanwege het feit dat op dat moment geen pijn werd waargenomen, er op dat moment geen verdenking op een acute buik was (geen tekenen van peritonitis) en een echo in zijn optiek niet nodig was. Met klaagster is de afspraak gemaakt de volgende ochtend op controle te komen. Klaagster en haar zoontje zijn een dag later, op 4 juli 2020, voor een herbeoordeling op de SEH geweest. Aan de SEH-arts hebben zij aangegeven dat de klachten nog steeds aanwezig waren. Tevens had zoontje van klaagster diarree. Bij onderzoek door de SEH-arts bleek een toename van de pijnklachten en verslechterd lab (de CRP was op 4 juli 2020 namelijk opgelopen naar 104) en derhalve heeft de SEH-arts in overleg met de toen dienstdoende chirurg besloten een echo te laten verrichten en is de diagnose appendicitis acuta (acute blindedarmontsteking) gesteld. Diezelfde dag is zoontje van klaagster met toestemming van klaagster geopereerd. De operatie is zonder complicatie verlopen en de operateur heeft minimaal drie dagen antibiotica voorgeschreven. Op 7 juli 2020 is haar zoontje ontslagen nadat de chirurg had geconstateerd dat het heel goed met hem ging.
Tijdens de klachtenprocedure in het ziekenhuis heeft de chirurg excuses aan klaagster aangeboden voor het vervelende verloop van de ziekte van haar zoontje. De betrokken arts is ervan uitgegaan dat de klacht voor beide partijen naar tevredenheid was afgewikkeld. Ondanks dat wil de betrokken arts – wellicht ten overvloede – nogmaals aangeven dat het absoluut niet de bedoeling is geweest om klaagster op een onvriendelijke manier te woord te staan. De betrokken arts verontschuldigt zich hier nogmaals voor en neemt de opmerkingen van klaagster mee als leerpunt voor de toekomst.
Het ziekenhuis verzoekt de commissie de klacht van klaagster ongegrond te verklaren en de verzoeken van klaagster af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspannings-verplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de patiënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
De commissie heeft ter zitting vastgesteld dat de eerste klacht van klaagster betreffende de bejegening door de chirurg naar tevredenheid is afgehandeld en derhalve niet bij de beoordeling van het geschil door de commissie zal worden betrokken.
Klaagster verwijt de zorgaanbieder dat deze heeft verzuimd tijdig op 3 juli 2020 een echo te maken, waardoor de blindedarmontsteking pas een dag later is gediagnostiseerd. Door de latere diagnose is er een complicatie opgetreden en heeft haar zoontje 3 dagen in het ziekenhuis moeten verblijven in verband met een antibioticakuur.
De commissie overweegt dat een arts bij het uitvoeren van een medische behandeling in beginsel dient te handelen volgens de daartoe geldende landelijke richtlijnen.
Ter zitting heeft de traumachirurg aangegeven dat hij conform de Richtlijn acute appendicitis van het kennis instituut Federatie Medisch Specialisten 01-07-2019 heeft gehandeld. Waarbij met name het onderdeel van de richtlijn “diagnostische strategie bij kinderen met acute appendicitis” van toepassing was.
De commissie is van oordeel dat de traumachirurg een gerechtvaardigde keuze heeft gemaakt om niet op 3 juli 2020 in de avond een echo te maken, maar het zoontje van klaagster voor een herbeoordeling de volgende dag te laten terugkomen. Daarbij neemt zij in aanmerking dat op het moment van beoordeling door de traumachirurg het kind lag te slapen en ogenschijnlijk geen pijn meer had. Er was geen sprake van een prikkelende buik. De kans dat op dat moment iets op een echo te zien zou zijn geweest, acht de commissie vrij klein. Gezien het beeld op dat moment bestond er geen aanleiding om die avond nader onderzoek uit te voeren. Vanwege een verhoogde CPR-waarde en koorts heeft de arts zorgvuldig gehandeld door klaagsters zoontje de volgende dag voor een herbeoordeling te laten komen.
Alles overziende is de commissie van oordeel dat de traumachirurg heeft gehandeld volgens de landelijke richtlijnen. Niet kan worden gesteld dat de arts niet heeft gehandeld zoals een redelijk en bekwaam handelend arts in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld.
Gelet op het voorgaande zal de commissie de klacht ongegrond verklaren.
Voor aanspraak op materiële schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Van een toerekenbare tekortkoming is hier echter geen sprake, zodat de vordering tot schadevergoeding dient te worden afgewezen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst het door klaagster verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. W.P. Zuidema, de heer mr. M.H.J.N. van Berckel Smit, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 11 november 2021.