Financier is geen partij in het geschil en heeft evenmin ingestemd zich te onderwerpen aan een bindend advies van de commissie. Commissie niet bevoegd.

  • Home >>
  • Elektro >>
De Geschillencommissie




Commissie: Elektro    Categorie: Bevoegdheid    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ELE02-0016

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 17 maart 2001 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een computer tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van ƒ 2.499,00.   De levering vond plaats op 17 maart 2001.   De consument heeft een bedrag van € 1.134,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.   De consument heeft op 24 maart 2001 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Vanaf de dag van aankoop functioneert de computer niet naar behoren. Hij heeft opstartproblemen vertoont, extreme traagheid in alle meegeleverde software en hapering bij spelletjes (stokken bij het spelen). Na uitgebreid consulteren bij de winkel, helpdesk van de fabrikant alsmede verscheidene pogingen tot reparatie door de fabrikant zijn de problemen nog steeds niet opgelost. Het opstartprobleem bestaat uit het feit, dat het opstartproces halverwege blijft steken, de monitor "komt niet tot leven". De enige manier om de computer weer aan te krijgen is de spanning er af te halen en dan weer de aan/uitschakelaar in drukken en dan start hij wel weer goed. Het extreem trage uit zich in het feit dat de getypte tekst met vertraging doorkomt en dit geldt ook voor de beelden van de spelletjes. Op 23 april 2001, nadat alle adviezen en reparatie geen resultaat hadden gehad, heb ik de ondernemer per aangetekend schrijven in gebreke gesteld en heb gesteld dat indien hij mij op 28 april 2001 niet een goed functionerende computer kon leveren, ik de koopovereenkomst ontbond. Daarna heb ik de ondernemer nog een 2de kans gegeven om te repareren (de computer is op 26 april opgehaald) maar toen ook dat niets bleek uit te halen, heb ik op 10 mei 2001 per aantekende brief bevestigd dat ik de koop als ontbonden beschouwde. Op 11 mei 2001 heb ik dan ook de computer bij de winkel ingeleverd. Aan de ondernemer is de koopprijs van de computer al betaald met [een creditcard] zegt niets te maken te hebben met het feit dat het product waarvoor ik een lening ben aangegaan niet meer heb. [De creditcardonderneming] annuleert slechts de financieringsovereenkomst als de ondernemer een creditnota stuurt aan [de creditcardonderneming] en dat wil de ondernemer niet doen. Ik heb van de Consumentenbond begrepen dat als de koopovereenkomst is ontbonden de specifiek daarbij behorende financieringsovereenkomst ook automatisch vervalt, zich daarbij beroepend op een uitspraak van de Hoge Raad. Ik zou daarom de hulp van de commissie willen inroepen om deze ontbinding te bevestigen, zodat ik van de financiële verplichting jegens [de creditcardonderneming] af ben.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De deskundige van de consument is het eens met de inhoud van het deskundigenrapport. De consument benadrukt nog eens, dat wanneer de koopovereenkomst vervalt dit dan ook geldt voor de financieringsovereenkomst met [de creditcardonderneming]. De consument verlangt bevestiging van de ontbinding van de koopovereenkomst en ontbinding van bijbehorende financieringsovereenkomst met [de creditcardonerneming], alsmede vergoeding van gemaakte kosten + vergoeding rente (per 1 maart 2002 gaat [de creditcardonderneming] maandelijks € 30,– afschrijven + rente berekenen over uitstaande som).   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer is van mening dat de computer vanaf het moment dat deze is achtergelaten (11 mei 2001) in [zijn filiaal] goed functioneert. Deze is meerdere malen getest. Er is geen sprake van vertraging bij gebruik van software. Een van de bijgeleverde spelletjes stopt bij een bepaald aantal behaalde punten; dit valt echter binnen de specificaties van het spel. Er zijn geen gebreken vastgesteld.   Deskundigenrapport   De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voorzover thans van belang, het volgende vastgesteld.   Ik heb de computer voor onderzoek meegenomen en het volgende geconstateerd: Bij de eerste keer opstarten ging het al mis, het videosignaal naar de monitor was uit synchronisatie, daardoor kreeg ik geen (goed) beeld. Later nog eens geprobeerd, wederom ging het fout, tot driemaal toe, daarna ging het goed. Daarna nog vele malen opgestart, soms ging het fout, meestal ging het goed, maar het hoort altijd goed te gaan. Er zit af en toe een fout in de videokaart; deze zit geïntegreerd op het moederboard.   Voor wat betreft de traagheid is mij niets gebleken., de snelheid van deze pc ligt in de lijn met [de gebruikte processor], het interne geheugen van 64 MB en [het gebruikte besturingsprogramma].   Voor het overige functioneert de computer goed; er kan altijd wel een hapering optreden, dit is inherent aan [het besturingssysteem]. Ook spelletjes zijn niet altijd vrij van "bugs". Herstel is mogelijk door herstellen of vervangen van het moederboard.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De commissie neemt na zorgvuldige bestudering van het rapport het oordeel van de deskundige over. Er is voor de commissie namelijk geen reden aan de juistheid daarvan te twijfelen, te meer daar ook geen van partijen de inhoud van het rapport heeft bestreden.   Ten aanzien van de koopovereenkomst Een en ander brengt mee, dat het moederbord hersteld of vervangen dient te worden. Dit feit in samenhang met de langdurigheid van deze kwestie en de stelling van ondernemer dat de computer goed functioneert en ook meerdere malen is getest, maakt naar het oordeel van de commissie dat de ontbinding gerechtvaardigd is.   Ten aanzien van de financieringsovereenkomst De commissie begrijpt uit de correspondentie tussen de consument en [de creditcardonderneming] tussen hen beiden een overeenkomst is gesloten, waarbij [de creditcardonderneming] zich verplicht heeft in het kader van de actie "ik betaal pas in 2002" de koopprijs van de door de consument bij de ondernemer gekochte computer te betalen, waarna de consument verplicht was die kooprijs in zijn geheel of in termijnen te betalen op/vanaf 25 januari 2002. Met het sluiten van deze overeenkomst ontvangt de consument [de credit card]. In diezelfde overeenkomst tussen de consument en [de creditcardonderneming] staat, voor zover thans van belang: "Met [de credit card] kunt u aankopen doen tot uw bestedingslimiet [………] Aankoopgegevens Aankoopomschrijving: Computers Bedrag via [uw credit card]: fl 2.499,– U profiteert van een uitgestelde betalingsperiode tot 25 -01 -2002. U ontvangt een rekening met acceptgirokaart om de betaling aan [de creditcardonderneming] over te maken. Betaalt u binnen deze periode dan ben u geen kosten verschuldigd. Na deze periode zal het nog openstaande bedrag op rekening van [uw credit card] worden geboekt Maandbedrag: fl 70,– Aan uw [credit card] is een bestedingslimiet verbonden van: fl 2.500,– Rente per maand: 1,877%"   Voor de gevraagde ontbinding van de financieringsovereenkomst (automatisch verval van de financieringsovereenkomst bij ontbinding van de koopovereenkomst specifiek behorend bij die financieringsovereenkomst) is volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad, waaronder de uitspraak waarop door de consument expliciet een beroep wordt gedaan (HR C98/181) vereist een zodanige verbondenheid tussen een huurkoop-/leaseovereenkomst en een financieringsovereenkomst, dat de ontbinding van de eerste overeenkomst noodzakelijkerwijs tot gevolg heeft dat de financieringsovereenkomst evenmin in stand kan blijven.   Naar het oordeel van de commissie is daarvan geen sprake. In dit geval is de overeenkomst tussen partijen een koopovereenkomst terwijl de financieringsovereenkomst ook niet zodanige verbondenheid vertoont met die koopovereenkomst als door de Hoge Raad vereist. Immers blijkens de overeenkomst tussen [de creditcardonderneming] en de consument is hier louter sprake van een doorlopend krediet, waarvan de consument naar eigen goeddunken gebruik kan maken mits de consument maar niet de overeengekomen bestedingslimiet van ƒ 2.500,– overschrijdt.   De aangevoerde grond voor ontbinding van de financieringsovereenkomst faalt dan ook, terwijl evenmin van een andere grond daarvoor is gebleken. Hierbij komt nog dat een vordering tot ontbinding van de financieringsovereenkomst anders dan op de wijze als door de consument aangegeven (door automatisch verval), reeds strandt op de onbevoegdheid van de commissie. [creditcardonderneming] is geen partij in dit geschil en heeft evenmin ingestemd zich te onderwerpen aan een bindend advies van de commissie.   De door de consument gevorderde kosten en rente worden bij gebreke van voldoende onderbouwing afgewezen.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.   De commissie heeft van haar secretariaat vernomen dat het depotbedrag van € 1.134,– inmiddels is teruggestort op de bank-girorekening van de consument, omdat aan de ondernemer de koopprijs reeds was betaald door [de creditcardonderneming].   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De commissie verklaart zich onbevoegd voor zover het de gevraagde ontbinding van de financieringsovereenkomst betreft.   Bevestigt de door de consument gedane ontbinding van de koopovereenkomst van 17 maart 2001. Dit betekent dat de ondernemer binnen 14 dagen na verzenddatum van dit bindend advies aan [de creditcardonderneming] betaalt een bedrag van € 1.134,– tegen teruggave door de consument van de computer in geschil.   Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 68,07 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 70,–.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Elektro op 24 mei 2002.