Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)bevoegdheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: onbevoegdverklaring
Uitkomst: Niet bevoegd
Referentiecode:
103380/132148
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klager heeft een klacht ingediend omdat hij in 1983 onder hypnose is gebracht bij de zorgaanbieder en deze hypnose nu nog voortduurt. De klager heeft hierdoor te maken gehad met veel fysieke en maatschappelijke tegenslagen. De commissie stelt dat de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) nog niet bestond toen de behandeling werd uitgevoerd en dat de zorgaanbieder toen ook nog niet was aangesloten bij een geschillencommissie. De zorgaanbieder en de klager konden in 1983 dus niet afspreken om hun geschil, via een bindend advies van de commissie, te laten beslechten. Daarnaast is de behandelovereenkomst gesloten tussen de moeder van de klager en de zorgaanbieder en is er geen bestaande zorgovereenkomst tussen de zorgaanbieder en de klager zelf. De commissie is niet bevoegd.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Klager], wonende te [woonplaats]en
Stichting Haaglanden Medisch Centrum, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 13 januari 2022 te Den Haag.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Beoordeling van de bevoegdheid
De commissie dient eerst te beoordelen of de commissie bevoegd is om een oordeel over het geschil te geven, nu de zorgaanbieder hier in haar verweerschrift van 2 december 2021 uitdrukkelijk een beroep op heeft gedaan. Zij heeft in dat verband verwezen naar artikel 4 van het Reglement Geschillencommissie Ziekenhuizen waarin is bepaald dat commissie bevoegd is een aanhangig gemaakt geschil te behandelen, indien partijen zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen. De klachten van klager zien op zijn medische behandeling in 1983. Op dat moment bestond de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (verder Wkkgz) nog niet en was de zorgaanbieder nog niet aangesloten bij een geschillencommissie. De zorgaanbieder en klager hadden om die reden in 1983 ook nog niet met elkaar kunnen overeenkomen dat zij geschillen aan het bindend advies van de commissie zouden onderwerpen. Dat betekent dat de commissie niet bevoegd is om zich over de klachten uit te spreken.
De commissie overweegt als volgt.
Uit het door klager ingestuurde vragenformulier van 31 mei 2021 en bijgevoegde stukken, begrijpt de commissie dat klager stelt dat hij vanaf zijn derde jaar onder hypnose is gebracht en nu 37 jaar later nog altijd onder hypnose is met als gevolg dat hij veel fysieke en maatschappelijke tegenslag heeft gekend.
Op basis van de door partijen verstrekte gegevens stelt de commissie vast dat in juli 1983 door de moeder van klager een behandelingsovereenkomst is afgesloten met de zorgaanbieder met betrekking tot de behandeling van klager. Klager heeft geen stukken overgelegd waaruit zou blijken dat, nadat klager meerderjarig is geworden, een behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen klager en de zorgaanbieder. Nu naar het oordeel van de commissie geen sprake is van een behandelingsovereenkomst is de commissie op grond van haar reglement niet bevoegd om het geschil dat klager aan haar heeft voorgelegd in behandeling te nemen.
Op grond van het voorgaande acht de commissie zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, mevrouw mr. dr. M.J. van Dam, mevrouw mr. I. van den Hoven – van Vogelpoel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 13 januari 2022.