Geen individuele meter; verdeling 100% variabel. Warmteverbruik hoog maar niet onmogelijk en in lijn met voorgaande jaren. Ondernemer kon in redelijkheid tot dit verbruik komen

  • Home >>
  • Warmtelevering >>
De Geschillencommissie




Commissie: Warmtelevering    Categorie: Omvang verbruik    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 100528

De uitspraak:

Behandeling van het geschil

De Geschillencommissie Warmtelevering (verder te noemen: de commissie) heeft bij tussenadvies van 7 april 2016 de eindbeslissing aangehouden. De inhoud van dit tussenadvies moet als hier ingevoegd en herhaald worden beschouwd.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de afrekening warmte(levering) van de ondernemer over 2014 van in totaal
€ 1.574,16, waarbij de consument een bedrag van € 134,16 diende bij te betalen.

De consument heeft op 7 december 2015 de klacht aan de ondernemer voorgelegd.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Ik doe er van alles aan om zo zuinig mogelijk gebruik te maken van warmte. Alle andere jaren heb ik geld teruggekregen. Ik vind de afrekening en motivering van de ondernemer onduidelijk. Ik zou willen weten wanneer de blokverwarming is geïnstalleerd en/of die door een centrale ketel wordt verwarmd en hoe de buizen precies lopen. Verder vraag ik me af of rekening is gehouden met de ouderdom van de centrale ketel, hoe het gesteld is met de isolatie (in verband met warmteverlies) en/of de meters een betrouwbaar beeld geven van het individuele verbruik. Daarnaast betreft het een vierkamerwoning en niet een vijfkamerwoning zoals de ondernemer stelt. Ik wens inzicht te krijgen in de door de ondernemer gehanteerde berekening en ook over de isolatie van de ketel, warmteverlies, veroudering van de ketel en mate van onderhoud.

Ter zitting is namens de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De woning van de consument betreft een vierkamerwoning. De in rekening gebrachte verbruikskosten zijn onduidelijk. Naast de verwarmingsinstallatie via stadswarmte, is er een aparte aansluiting voor kookgas. Wij vinden het jammer dat de ondernemer niet met ons om de tafel is gaan zitten. In zijn verweer geeft de ondernemer verder geen motivering en toelichting. Het verweer van de ondernemer is uiterst summier en zij verwijst naar het door haar ingeschakelde bedrijf Techem (die de berekeningen opmaakt). Er wordt door de ondernemer voor een vijfkamerwoning gemeten en berekend. Hoe zit het verder met de ouderdom van de installatie, warmteverlies; dat willen wij graag weten. De ondernemer verwijst naar Techem en Techem verwijst op zijn beurt naar de ondernemer. De consument wenst dat er meer aandacht aan deze problematiek wordt geschonken en dat daar beter over wordt gecommuniceerd door de ondernemer.

De consument verlangt meer toelichting en duidelijkheid over de afrekening en vindt in feite haar afrekening te hoog.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument is vanaf 16 mei 1992 huurder van de woning. De woning bestaat uit één woonkamer, vier slaapkamers, een keuken en een badkamer. Het complex bestaat uit vijf warmtenetten die aangesloten zijn op stadsverwarming. Het warmtenet waarvan de consument deel uitmaakt bestaat uit 61 woningen met een eigen Gigajoulemeter. De kosten van het complex worden door de firma Techem individueel verdeeld door middel van warmteverdelers op de radiatoren. Op de afrekening van Techem zijn de juiste meterstanden in rekening gebracht. Uit het door de ondernemer overgelegde overzicht vanaf 2007 t/m 2015 is te zien dat het totale verbruik in die periode sterk fluctueert. Vooral de jaren 2010 t/m 2014 vertonen een hoog verbruik. In het verleden werden de energiekosten verdeeld voor verwarming waarbij 64% variabel was en 36% vast. Met de invoering van de Warmtewet per 1 januari 2014 is ervoor gekozen om de verwarmings- en warmwaterkosten 100% variabel door te belasten. Zowel bij Techem als bij de ondernemer zijn er ter zake deze woning nooit klachten ontvangen over de CV-installatie. De door de ondernemer berekende tarieven 2014 vallen onder de maximale tarieven van de ACM.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Bij dit complex is geen sprake van blokverwarming, maar van stadsverwarming. Er is geen centrale ketel aanwezig. Het betreft 61 woningen waarvan de woning van de consument op de eerste etage ligt; de bergingen liggen eronder. De verwarring over het aantal kamers vindt zijn oorzaak in het feit dat in de woning van de consument een muur is afgebroken waardoor er één kamer minder is, doch het aantal radiatoren is hetzelfde gebleven.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De consument betwist in deze zaak het aan haar door de ondernemer in rekening gebrachte verbruik van warmte, hetgeen de consument aan de (veel te) hoge kant acht. Met de invoering van de Warmtewet per 1 januari 2014 is in artikel 8a van de Warmtewet bepaald dat de kostenverdeelsystematiek een zo’n nauwkeurig mogelijke benadering dient te zijn van het verbruik van de individuele verbruiker. In de brief van de Minister van Economische Zaken van 7 juli 2014 is daarover opgenomen dat bij een kostenverdeelsystematiek (bij afwezigheid van een individuele warmtemeter of individuele warmtekostenverdelers zoals in het geval in het complex waar de consument woont) van een zo’n nauwkeurig mogelijke benadering van het werkelijk aandeel van het verbruik van de verbruiker/consument dient te worden uitgegaan, voor zover dat technisch dan wel financieel mogelijk is. Met het oog op een transparante en accurate berekening van het individuele verbruik kunnen zogenaamde correctiefactoren (reductiefactoren) worden gebruikt. De commissie acht het voorshands noodzakelijk dat de ondernemer met aanvullende informatie/toelichting komt alvorens de commissie tot een einduitspraak in deze zaak kan geraken. De commissie acht het door de ondernemer gevoerde (schriftelijke) verweer bepaald summier en verzoekt de ondernemer daarom ook om meer opheldering/verduidelijking te verschaffen. De commissie verlangt van de ondernemer gaarne toelichting en antwoord op de navolgende vragen/kwesties:

1. Communicatie en uitleg
Heeft de ondernemer met de consument/bewoners van het complex gecommuniceerd over de invoering van de Warmtewet en de wijzigingen die daardoor zijn ontstaan in de warmteafrekening? Zo ja, op welke wijze heeft de ondernemer dat dan gedaan en kan die informatie worden overgelegd? Heeft de ondernemer in dat verband ook aangegeven dat er (grote) verschillen zouden kunnen ontstaan voor de consument/bewoners ten opzichte van de afrekeningen van de jaren daarvoor?

2. Hoeveelheid geleverd GJ aan appartementsgebouw
Wat is de hoeveelheid GJ die van de energieleverancier in 2014 is ingekocht voor het totale complex? Wordt dat gemeten/geregistreerd op een centrale warmtemeter? Kan de ondernemer dat middels een uitdraai van die centrale meter aantonen? Of met inkoopfacturen aantonen? Is er een tussen GJ meter geplaatst voor het wamtapwatersysteem?
 
3. Formule en berekening
Wordt de totale ingekochte hoeveelheid GJ warmte doorberekend naar de gebruikers? Vindt er aftrek voor leidingverlies plaats? Welke formule gebruikt de ondernemer daarvoor? Hoe vindt de omrekening van geregistreerde eenheden naar GJ plaats? Welke berekeningsmethodiek wordt daarvoor gehanteerd?

4. Stooklijn
Wat is (de hoogte van) de temperatuur van de stooklijn van het verwarmingswater?
Bijvoorbeeld buitentemperatuur -5 graden Celsius, aanvoer verwarming 75 graden Celsius. Bijvoorbeeld buitentemperatuur +15 graden Celsius, aanvoer verwarming 40 graden Celsius.
Wat is het type en bouwjaar van de ketel? Wanneer is voor het laatst het rendement gekeurd en wat was de uitkomst?

5. Isolatie
Is het inpandige leidingnetwerk voor wat horizontale verdeelleidingen als verticale stijgleidingen betreft geïsoleerd? Kan de ondernemer daar foto’s van verschaffen? Hoe is verder de mate van isolatie in het complex; bijvoorbeeld enkel glas, zijn de vloeren op de eerste etage/begane grond geïsoleerd; kierdichting en tocht?

6. Radiatorkranen
Zijn de radiatoren voorzien van thermostatische geregelde radiatorkranen?

7. Warmteverbruik
Zijn de verschillen in warmteverbruik tussen de woningen groot en zijn die verschillen de afgelopen jaren toegenomen?

8. Verhouding warmteverbruik-eenheden GJ
Hoe verhoudt het totale aantal eenheden van het complex zich tot het totale warmteverbruik van het complex? Daalt het aantal eenheden meer dan het warmteverbruik waardoor het aantal GJ per eenheid (EKV) is gestegen in de afgelopen jaren? Is het in rekening gebrachte warmteverbruik per (reken)eenheid (GJ) de laatste jaren toegenomen? Zo ja, wat is daarvoor volgens de ondernemer de reden?
Heeft de ondernemer een indicatie van het warmteverbruik in het complex buiten de eenheden (EKV’s) om?
Verrekent u leidingverliezen compleet door en lopen (ongeïsoleerde) leidingen door bergingen?

9. Correctiefactoren
Past de ondernemer correctiefactoren/reductiefactoren toe ter compensatie van een groter warmteverlies ten gevolge van lagere aangrenzende temperaturen voor onder andere hoekwoningen, hoger gelegen lagen/etages, eerste etage zonder vloerisolatie etc., kortom voor de eventuele ligging van woningen? Zo nee, heeft de ondernemer dat in het verleden wel gedaan en zo ja, op welke wijze?

10. Warmteverdeling
De ondernemer hanteert een warmteverdeling van 100% variabel (en tot 1 januari 2014 een deel vast en een deel variabel), hetgeen inhoudt dat per woning het gemeten warmteverbruik wordt geregistreerd per eenheid en dat het gemeten warmteverbruik van het complex in zijn geheel hierover wordt verdeeld. Doet dat volgens de ondernemer recht aan de werkelijke situatie (het werkelijke warmteverbruik omdat naast het verschil in gebruikersgedrag (instelling radiatorkranen) eventueel ook de ligging van de woning (correctie-/reductiefactoren) en de warmteafgifte van de gemeenschappelijke leidingen oorzaak zouden kunnen zijn voor grote verschillen in verbruik tussen woningen in het complex en mede gelet op het feit dat de ondernemer tot 1 januari 2014 een deel vast en een deel variabel in rekening bracht? Zou het volgens de ondernemer in rekening brengen van een vast deel/variabel deel beter en meer in overeenstemming zijn met de werkelijke situatie?

11. Omrekenfactoren radiatoren
Hanteert de ondernemer omrekenfactoren per radiator en zo ja, welke zijn dat? Er wordt volgens de geregistreerde eenheden omgerekend met een correctiefactor die gebaseerd is op de verwarmingscapaciteit van de radiator zodat de commissie gaarne geïnformeerd wordt over welke correctiefactoren daarbij worden toegepast. (Immers, bij de geregistreerde eenheden is nog geen rekening gehouden met de grootte c.q. capaciteit van de radiator).

12. Kostenverdelers
Welke (elektronische) kostenverdelers worden gebruikt en worden die ook getest/gecontroleerd volgens een EN-norm? Zo ja, welke?

13. Onderzoek warmteverbruik
Heeft de ondernemer ooit onderzoek gedaan naar het warmtegebruik in het complex en zo ja, wat was daarvan de uitkomst?
 
14. Systeemtekeningen
Kunt u een systeemtekening van de installatie leveren, inclusief plattegrond van het gebouw met de ligging van het bewuste appartement en indien aanwezig het energiecertificaat en de grootte van de woning?

15. Historische gegevens
Beschikt u over historische gegevens over het totale warmteverbruik (over 2012 en 2013, alsmede de historische gegevens van de huurder over 2012 en 2013 ter zake de in rekening gebrachte eenheden)? Wat is het verbruik van de consument over 2015, voor zover dat al bekend is?

16. Tapwater
Kunt u een motivering geven voor de toepassing van de warmtetoerekening van 0.447139 GJ per m3 warmtapwater?
Hoe komt u tot die hoeveelheid en betreft dat een theoretische verdeling of is dat een bemeterde verdeling?

17. Afbraak muur
De ondernemer geeft aan dat in de woning een muur is afgebroken waardoor er één kamer minder is. Is dat door deze consument/huurder gedaan of door een vorige huurder en is het daardoor (nog) nodig dat er twee radiatoren in die ruimte/kamer blijven zitten?

18. Op-/aanmerkingen
Heeft de ondernemer verder nog aanvullende op- c.q. aanmerkingen?

De commissie zal bepalen dat de ondernemer binnen zes weken na de verzending van dit bindend advies een reactie op de hiervoor genoemde punten/vragen zal vervaardigen. Indien de ondernemer met zijn reactie komt, zal de consument in de gelegenheid worden gesteld om binnen drie weken daarop schriftelijk haar eventuele op- of aanmerkingen aan de commissie kenbaar te maken. Tenzij (één der) partijen nadrukkelijk te kennen geven/geeft een nadere mondelinge behandeling op prijs te stellen en de commissie dat noodzakelijk acht, zal de commissie vervolgens op basis van de stukken bindend adviseren. Vooralsnog zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer vervaardigt een reactie op de hiervoor genoemde punten/vragen; de ondernemer dient deze reactie binnen zes weken na de verzenddatum van dit tussenadvies uit te brengen aan de commissie.

De hiervoor verlangde aanvullende informatie wordt na ontvangst door de commissie in afschrift aan de consument gezonden. De consument wordt in de gelegenheid gesteld daarop binnen drie weken een schriftelijke reactie aan de commissie kenbaar te maken.

De commissie zal vervolgens zonder nadere mondelinge behandeling op basis van de stukken bindend adviseren, tenzij (één der) partijen nadrukkelijk te kennen geven/geeft een nadere mondelinge behandeling op prijs te stellen en de commissie dat noodzakelijk acht.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering op 7 april 2016.
 

De commissie heeft vervolgens kennis genomen van de nadere reactie van de ondernemer van 11 juli 2016. De consument (althans haar gemachtigde) heeft daarop bij brief van 20 juli 2016 gereageerd.

Zoals in het tussenadvies is aangegeven zal de commissie thans derhalve bindend adviseren zonder nadere mondelinge behandeling, temeer nu partijen niet uitdrukkelijk te kennen hebben gegeven een nadere mondelinge behandeling te wensen en de commissie dat ook niet noodzakelijk acht.

Nadere reactie van de ondernemer

De ondernemer heeft de door de commissie in het tussenadvies van 7 april 2016 gestelde vragen beantwoord. Kort gezegd geeft de ondernemer daarin aan dat de levering aan de consument wordt gemeten en gefactureerd in GJ zodat er geen omrekening van toepassing is en dat eventuele leidingverliezen doorgerekend worden, hetgeen is toegestaan volgens de Warmtewet, aldus de ondernemer. Omdat het geen groot en hoog gebouw is, acht de ondernemer het eventuele leidingverlies gering. Verder geeft de ondernemer aan dat de verschillen in warmteverbruik tussen de woningen normaal gesproken niet groot is. De ondernemer heeft verder de oude verdeling vast/variabel losgelaten en hanteert thans een 100%/volledig variabele kostenverdeling. Dat betekent dat bewoners die veel verbruiken ook een hogere rekening krijgen dan daarvoor. Bij het bepalen van de eenheden per woning is ook rekening gehouden met liggingsfactoren. De afrekening is verbruiksgerelateerd en de hoogte van de rekening is derhalve het gevolg van het stookgedrag van de consument. De ondernemer heeft afgerekend conform de Warmtewet.

Nadere reactie van de consument

Namens de consument wordt aangegeven dat voor wat betreft de verwarmingselementen in de woning er geen discussiepunt meer is. De consument stelt wel de toename van het verbruik ter discussie.

Verdere beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De door de ondernemer verstrekte informatie bij zijn brief van 11 juli 2016 verschaft volgens de commissie voldoende duidelijkheid ter zake het aan de consument toegerekende verbruik van warmte over 2014. Het verbruik van de consument over 2014 ligt ook in de lijn met haar historische verbruik, in ieder geval over de jaren 2012 t/m 2014. Het verbruik over 2014 wijkt ook nauwelijks af van de twee jaren daarvoor. Dat het aan de consument in rekening gebrachte bedrag voor het verbruik van warmte ondanks het min of meer gelijkblijvende verbruik iets hoger ligt dan de jaren daarvoor heeft met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te maken met de door de ondernemer per 2014 gehanteerde 100%/volledig variabele warmtekostenverdeling. Dat houdt in dat het totale warmteverbruik van het complex per woning wordt verdeeld overeenkomstig de geregistreerde warmte-eenheden per woning (en aldaar aanwezige radiatoren). Dat betekent dat bewoners die warmte verbruiken daardoor ook een hogere rekening krijgen dan voorheen. Voor 2014 hanteerde de ondernemer een warmtekostenverdeling met een deel vaste kosten en een deel variabele kosten. Een 100% variabele warmtekostenverdeling is redelijk te noemen als de verschillen in warmteverbruik tussen de woningen niet te groot zijn, omdat in zo’n geval eventueel warmteverlies door gemeenschappelijke verdeelleidingen redelijk gelijk over de bewoners/woningen wordt verdeeld. In zijn nadere toelichting heeft de ondernemer aangegeven dat de verschillen in warmteverbruik tussen de woningen in het complex van de consument niet groot zijn en dat vanwege het feit dat het geen heel groot of hoog gebouw is het leidingverlies relatief gering zal zijn. Het aan de consument toegerekende verbruik (op basis van de geregistreerde eenheden) van 46 GJ over 2014 en de bijbetaling over die nota van een bedrag van € 134,16 acht de commissie op basis van de door de ondernemer gekozen warmteverdelingssystematiek (van een deel vast en een deel variabel naar een volledige 100% variabele verdeling) niet onredelijk en te hoog/teveel in het licht van de omstandigheden van het geval. De ondernemer heeft met de door hem gekozen kostenverdeelsystematiek, de berekeningswijze en op basis van de op de radiatoren van de consument geregistreerde eenheden in redelijkheid tot dat verbruik kunnen komen. Aldus acht de commissie de klachten van de consument ongegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht van de consument ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering op 24 oktober 2016.