Heractivering trauma cliënt niet verwijtbaar aan dokter

De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: bejegening    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 196162/200385

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Tijdens een consult is de cliënt bruusk onderzocht door de dokter en onvriendelijk behandeld. Door de gang van zaken tijdens het consult is haar trauma gereactiveerd en heeft cliënt vele extra therapiesessies bij haar psychiater moeten volgen.

Volgens de dokter is tijdens het onderzoek voorzichtig gehandeld, ook al was nergens vermeld dat bij de cliënt sprake was van seksueel trauma.

Naar het oordeel van de commissie staat niet ter discussie dat de cliënt na het consult langdurig opnieuw in therapie is geweest, maar is de heractivering van het trauma niet verwijtbaar aan de dokter. Wel is het op basis van de notities van de dokter aannemelijk dat het consult onrustig is verlopen. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [plaats]

(hierna te noemen: de cliënt)

en

Stichting Ziekenhuis Nij Smellinghe, gevestigd te Drachten

(hierna te noemen: de zorgaanbieder)

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 12 mei 2023 te Zwolle.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Cliënt is samen met haar partner, [naam], ter zitting verschenen.

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam] (jurist) en [naam] (gynaecoloog).

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft het volgens cliënt tijdens een consult op 15 januari 2020 bruusk onderzoeken van cliënt door dokter [naam] alsmede het onvriendelijke verloop van het consult. Door de gang van zaken tijdens het consult is haar trauma wegens seksueel misbruik gereactiveerd en heeft cliënt vele extra therapiesessies bij haar psychiater moeten volgen.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Bij cliënt is in 2003 door dokter [naam], destijds werkzaam voor de zorgaanbieder, een vaginale prolapsplastiek uitgevoerd. Volgens cliënt is zij destijds ten onrechte geopereerd aan baarmoederverzakking, omdat de darm was verzakt en niet de baarmoeder. Dokter [naam] en [naam] (gynaecoloog UMC Utrecht) hebben volgens cliënt vervolgens de verzakking van de darm geopereerd.

Dokter [naam] heeft cliënt op 15 januari 2020 gezien in verband met klachten van vaginale vernauwing waardoor geen seksuele gemeenschap mogelijk was. Het consult bij dokter [naam] startte 45 minuten te laat en dokter [naam] maakte volgens cliënt een gehaaste indruk. Volgens cliënt heeft ze de voorgeschiedenis van de operaties met dokter [naam] besproken en heeft ze dokter [naam] lopend naar de onderzoekskamer uitgelegd dat ze wegens seksuele trauma’s, waarvoor ze in behandeling was, geruime tijd geen seksuele gemeenschap had gehad. Dokter [naam] heeft volgens cliënt daarna aan haar medegedeeld dat hij een echo ging maken. Cliënt had de verwachting dat de echo van buitenaf zou worden gemaakt en werd volledig overvallen door het inbrengen van het echo-apparaat in de vagina. Het inwendige onderzoek was zeer pijnlijk hetgeen cliënt een aantal keren tijdens het onderzoek aan dokter [naam] heeft medegedeeld, maar hij reageerde daar volgens cliënt niet op en ging door met het onderzoek. Volgens cliënt is ze tijdens het onderzoek gaan dissociëren.

Na het onderzoek heeft dokter [naam] aan cliënt medegedeeld dat het geopereerde gebied er prima uitziet en hij er verder niets aan gaat doen, maar dat hij cliënt wel zal verwijzen naar dr. Van der [naam]. Volgens cliënt was zij ondertussen in tranen en erg geëmotioneerd. Volgens cliënt heeft dokter [naam] op haar vraag of er een ruimte was waarin ze even tot zichzelf kon komen, aan haar medegedeeld dat die ruimte er niet was. Volgens cliënt moest ze vervolgens terwijl ze volledig overstuur was door een wachtkamer lopen waar mensen zaten te wachten.

Tijdens een gesprek op 13 januari 2022 van cliënt met dokter [naam] en mevrouw [naam], voorzitter van de vakgroep gynaecologie heeft dokter [naam] excuses gemaakt voor het feit dat cliënt het consult van twee jaar tevoren als erg naar heeft ervaren. Dit excuus heeft dokter [naam] herhaald in een brief van 21 februari 2022 van hemzelf en dr. [naam]. De voorzitter van de Raad van Bestuur heeft bij brief van 14 juni 2022 onder andere medegedeeld dat hij de brief van de gynaecologen van 21 februari 2022 ziet als erkenning van de klacht van cliënt en van de bereidheid hieruit lering te trekken.

Cliënt heeft ter zitting verklaard dat dokter [naam] slechts excuses heeft gemaakt voor haar ‘gevoel’, maar niet voor wat haar is aangedaan. Volgens cliënt heeft dokter [naam] tijdens het consult niet zorgvuldig gehandeld. Volgens cliënt had zij ook zonder seksueel trauma niet op deze wijze moeten worden behandeld.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Dokter [naam] heeft in zijn verslag van het consult opgemerkt dat een deel van het consult op 13 januari 2020 werd besteed aan een monoloog van cliënt over dokter [naam] die cliënt zou hebben verminkt. Een ander deel van het consult werd besteed aan een discussie over het al dan niet aanwezig zijn van een implantatiematje in de buikholte.

Dokter [naam] heeft aangevoerd dat in het op de afdeling gynaecologie aanwezige dossier van cliënt noch in de verwijsbrief van de huisarts melding wordt gemaakt van een seksueel trauma. Dokter [naam] heeft cliënt onderzocht en zijn bevindingen in de status genoteerd. In de status is niets vermeld over pijn/ongemak bij het onderzoek, hetgeen dokter [naam] naar eigen zeggen ten behoeve van een eventueel volgend onderzoek wel zou hebben genoteerd als daarvan sprake was geweest. Dokter [naam] heeft in het verweerschrift vermeld het vervelend te vinden dat cliënt een negatieve beleving heeft van het consult.

Volgens dokter [naam] waren er wel wat zaken uitzonderlijk aan het consult zoals de mededeling van cliënt dat dokter [naam] haar bij een eerdere operatie heeft verminkt. Dokter [naam] heeft daarop gereageerd door te stellen dat hij en zijn collega’s geen mensen verminken, maar dat er wel iets fout kan gaan bij operaties. Dokter [naam] heeft verklaard dat cliënt hem voorafgaand aan het onderzoek niet over de aanwezigheid van een seksueel trauma heeft geïnformeerd. Hij tekent daarbij aan dat het mogelijk is dat hij de mededeling van cliënt over het seksueel trauma heeft gemist, maar dat hij wel opmerkzaam is op tekenen van seksueel misbruik.

Volgens dokter [naam] is hij tijdens het onderzoek voorzichtiger geweest omdat cliënt eerder was geopereerd en heeft hij vooraf aangekondigd welke onderzoeken hij ging doen. Dokter [naam] kan zich niet herinneren dat cliënt zijn kamer in emotionele toestand heeft verlaten. Volgens dokter [naam] is er altijd wel gelegenheid om ergens tot jezelf te komen. Volgens dokter [naam] let hij er wel op in welke toestand een patiënt zijn kamer verlaat en lopen patiënten bij het verlaten van de afdeling langs de doktersassistenten die eveneens alert zijn op emoties.

Wat betreft de stelling van cliënt dat hij gehaast zou zijn geweest, heeft dokter [naam] opgemerkt dat er bij het uitlopen van consulten geen sprake is van een inhaalrace. Volgens dokter [naam] streeft hij ernaar voldoende tijd te besteden aan elk afzonderlijk consult, zodat de patiënt de aandacht krijgt die zij verdient. Voorts zij opgemerkt dat cliënt pas lange tijd na het consult – zo’n twee jaren – een klacht heeft ingediend, hetgeen zijn herinnering beperkt.

Dokter [naam] heeft ter zitting, maar ook daarvoor reeds, aangeboden met cliënt en haar psychiater in gesprek te gaan.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.

De commissie concludeert dat de kern van de klacht ligt in het feit dat cliënt stelt, zelfs na haar mededeling dat er sprake is van seksueel trauma, bruusk met onvoldoende uitleg vooraf te zijn onderzocht door dokter [naam], waardoor zij veel pijn heeft geleden en haar seksuele trauma is gereactiveerd. Cliënt wil hiervoor excuses ontvangen van dokter [naam]. Dokter [naam] stelt echter geen mededeling over seksueel trauma te hebben gehoord en het onderzoek voorzichtig, zonder merkbare pijnklachten bij cliënt, te hebben uitgevoerd.

Niet ter discussie staat het feit dat cliënt na het consult langdurig opnieuw in therapie is geweest als gevolg van de heractivering van haar seksueel trauma. De vraag is echter of deze heractivering verwijtbaar aan dokter [naam] kan worden toegerekend. Gelet op de stukken en de verklaringen ter zitting is er naar het oordeel van de commissie onvoldoende grond om aan te nemen dat het lichamelijk onderzoek door dokter [naam] op de manier die cliënte stelt, dus onzorgvuldig, heeft plaatsgevonden. Daarvoor is de enkele stelling van het verloop van de gebeurtenissen van cliënt onvoldoende.

De commissie sluit niet uit dat cliënt onderweg naar de onderzoeksruimte de arts heeft geïnformeerd over het trauma en dat dokter [naam] deze mededeling op dat moment heeft gemist. Bovendien acht de commissie het aannemelijk dat het consult, buiten het lichamelijk onderzoek om, onrustig is verlopen. Het consult begon 45 minuten te laat en duiden de notities in de status door dokter [naam] van irritatie bij dokter [naam] over het door hem als ‘monoloog’ aangemerkte betoog van cliënt over de ‘verminking’ door een gepensioneerd collega en vervolgens over het door dokter [naam] als ‘discussie’ aangemerkte gesprek over het al dan niet aanwezige matje. De commissie concludeert dat cliënt en dokter [naam] vervolgens niet meer nader tot elkaar hebben kunnen komen, waardoor het verdere verloop van het consult voor in ieder geval cliënt sterk negatief is verlopen.

Dit is echter niet de kern van de klacht van cliënt. Cliënt heeft immers gesteld dat de heractivering van haar seksuele trauma het gevolg is van bruusk lichamelijk onderzoek, zonder duidelijke voorafgaande uitleg, door dokter [naam]. Nu de commissie van oordeel is dat niet is aangetoond dat het lichamelijk onderzoek op die wijze heeft plaatsgevonden, is ook het verband tussen het lichamelijk onderzoek en de reactivering van het trauma niet aannemelijk gemaakt, althans niet in de zin dat dokter [naam] hiervan een verwijt kan worden gemaakt.

Vorenstaande maakt dat de commissie de klacht ongegrond zal verklaren.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

verklaart de klacht ongegrond.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, dr. A.B. Hooker, dr. J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mr. C. Koppelman, secretaris, op 12 mei 2023.