
Commissie: Warmtelevering
Categorie: Overig
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
119123
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het leveren van warmte.
De consument heeft in oktober 2015 de klacht voorgelegd aan de warmteleverancier.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Regelmatig zijn er kleine en grote storingen na plaatsing medio 2014 van een klimaat gestookte verwarmingsketel. Op 14, 16 en 17 september 2017 waren er storingen op grond waarvan de warmteleverancier een vergoeding van € 165,– dient te betalen, hetgeen deze weigert. De in 2015 geplaatste radiator bleek te weinig vermogen te hebben om de woonkamer te kunnen verwarmen. Het heeft tot 3 oktober 2017 geduurd voor dat een radiator met het juiste vermogen is geplaatst met voldoende warmte. De consument wenst dan ook een schadevergoeding van € 5.000,–.
Na in werking treden van de Warmte wet heeft de consument, ondanks herhaald verzoek, geen overeenkomst levering warmte ontvangen.
Standpunt van de warmteleverancier
Het standpunt van de warmteleverancier luidt, voor zover thans van belang, als volgt.
De storingen van 14, en 17 september 2017 hebben minder dan 4 uur geduurd en komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. Op 16 september 2017 heeft er geen storing plaatsgevonden.
Betwist wordt dat de capaciteit van de bewuste radiator niet voldoende zou zijn en de consument in de door hem aangegeven periode in de kou heeft gezeten. Het verschil in vermogen (65 Watt) van de oude en de in 2015 nieuwe geplaatste radiator is ook te verwaarlozen. Door het, tegen ons advies in, gehanteerde stookgedrag van de consument kan het langer duren voordat de woning opgewarmd is. Daarnaast heeft de warmteleverancier in die periode hierover geen klachten van de consument ontvangen. De consument heeft dan ook geen recht op een schadevergoeding van € 5.000,–. Deze schade is ook niet onderbouwd.
Toen de Warmtewet op 1 januari 2014 in werking trad, huurde de consument zijn woning al bij de warmteleverancier. Hij heeft net als alle huurders een brief ontvangen waarin is aangegeven dat de vereiste leveringsovereenkomst van warmte is opgenomen in de gesloten huurovereenkomst en al bestaat en is vastgelegd onder ‘levering van diensten’ in die huurovereenkomst. Als bijlage bij die brief zijn tevens de algemene voorwaarden gevoegd.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en ingebracht en niet dan wel onvoldoende hebben weersproken, stelt de commissie het navolgende vast.
De warmteleverancier levert warmte aan de consument via een centraal gestookte ketel. Op 14 en 17 september 2017 heeft er weliswaar een storing plaatsgevonden echter, niet is gebleken dat deze storingen langer dan 4 uur hebben geduurd om voor de door de consument gevraagde vergoeding in aanmerking te komen. Dat er ook op 16 september 2017 een storing heeft plaatsgevonden is niet dan wel onvoldoende gebleken, laat staan dat deze meer dan 4 uur zou hebben geduurd om voor de door de consument verzochte vergoeding in aanmerking te komen.
De warmteleverancier heeft conform de Warmtewet met de consument een leveringsovereenkomst gesloten die is geïncorporeerd in de al met de consument bestaande huurovereenkomst en de consument is bij informatiebrief medio april 2014 daarvan op de hoogte gesteld onder bijvoeging van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden.
Het verschil in vermogen (65 Watt) van de bij de consument in 2015 geplaatste radiator en de daarvoor geplaatste radiator is naar het oordeel van de commissie te gering om de door de consument beweerde koude te verklaren. Dat een installateur van [naam bedrijf] dit vermogen te gering acht, kan daar niet aan afdoen nu de warmteleverancier onvoldoende weersproken heeft aangegeven dat [naam bedrijf] afstand van deze conclusie heeft genomen en deze firma vanwege het opgewekt vertrouwen door hun installateur op hun kosten medio oktober 2017 een nieuwe radiator bij de consument heeft geplaatst.
De oorzaak van de door de consument beweerde koude moet dan ook eerder worden gezocht in zijn eigen stookgedrag. Ter zitting heeft hij aangegeven dat hij overdag graag een warmte temperatuur in zijn woning wenst van 23 graden en in de nacht de radiator geheel dicht draait en deze bij opstaan pas weer opendraait. Dit terwijl de warmteleverancier hem nu juist heeft geadviseerd om de temperatuurverschillen in de woning niet te groot te laten worden ter voorkoming dat het langer kan duren voordat de woning op de gewenste warmte is opgewarmd.
Dat de consument door toedoen van de warmteleverancier schade heeft geleden is dan ook niet gebleken. Nog afgezien van de omstandigheid dat de consument de schade ten bedrage van
€ 5.000,– niet heeft onderbouwd.
Op grond van het voorgaande is de commissie dan ook van oordeel dat de klacht van de consument ongegrond is.
Hetgeen de consument voorts nog heeft aangevoerd behoeft geen bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Verklaart de klacht ongegrond en wijst het door de consument gevorderde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering bestaande uit mr. N. Schaar, voorzitter, de heer F.J.H. Lemmens en mr. drs. J. Chr. Rube, leden, op 3 oktober 2018.