Commissie: Sport en Beweging
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
133962/140828
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument heeft door de overheidsmaatregelen omtrent Covid-19 geen gebruik kunnen maken van zijn sportschoolabonnement. Er is een meningsverschil ontstaan over de betalingsverplichting en de kennelijke bevriezing van het abonnement. Er heeft een schikking plaatsgevonden tussen consument en ondernemer. Achteraf is de consument het niet eens met de getroffen schikking. In de schikking is onder meer bepaald dat er sprake is van finale kwijting, hetgeen inhoudt dat partijen over en weer niks meer van elkaar te vorderen hebben. De commissie oordeelt dat de ondernemer zich terecht beroept op de onaantastbare schikking. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 21 november 2019 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst (sportschoolabonnement).
De consument heeft op 22 september 2021 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 21 november 2019 is de consument een lidmaatschap aangegaan bij de ondernemer. Toen is de consument een lidmaatschap van 24 maanden aangegaan. Vanwege COVID-19 is het niet mogelijk geweest om te sporten en is er een compensatie geboden van 100%. Dit hield in dat er niet betaald hoefde te worden wanneer gesloten en zou dit geen gevolgen hebben voor de einddatum van het lidmaatschap. Dit zou dan gewoon 20 november 2021 zijn. Echter heeft de consument bijna 2 maanden van te voren opgezegd en wordt zij verplicht om tot 1 juni 2022 het lidmaatschap aan te houden omdat zij volgens de ondernemer het abonnement heeft laten bevriezen en dus een betaalverplichting zou hebben. Dat is echter niet aan de consument verteld.
De consument heeft na een lange discussie nu betaald tot 31 januari 2022 en heeft ter compensatie een vervroegde ontbinding gekregen. Deze compensatie heeft de consument geaccepteerd om van de betaalverplichting af te zijn en de consument heeft inmiddels het resterende bedrag aan de ondernemer betaald. Echter, nu heeft de consument volgens haar dus te veel betaald.
Het is namelijk zo dat de consument de bedragen zelf mocht terugboeken en dat zij hier later geen betaalverplichting/ herinnering voor zou krijgen echter is dat dus wel het geval momenteel. De ondernemer beweert dat de consument akkoord is gegaan met het bevriezen van haar contract en dat zij dus het recht hebben om de einddatum te veranderen. Echter in de algemene voorwaarden van de sportschool wordt er over gesproken dat bevriezing alleen mogelijk is bij een schriftelijk verzoek: dat is er nooit geweest.
De consument wenst het te veel betaalde lidmaatschapsgeld retour te ontvangen. Vanaf 21 november 2021 tot en met 31 januari 2022 heeft de consument nu sowieso te veel betaald en ook heeft zij nog recht op een vergoeding voor een gedeelte van de gedwongen sluiting. De consument heeft namelijk betaald voor de volgende periodes:
21/11/19 t/m 30/4/20 = € 247,50 betaald
1/5/20 t/m 31/5/20 heeft de consument terug laten boeken wegens de gedwongen sluiting
1/6/20 t/m 30/6/20 werd de consument gecompenseerd door de sportschool vanwege de gedwongen sluiting voor de maand april 2019
1/7/20 t/m 31/12/20 = € 279,–
1/1/21 t/m 31/5/21 heeft de consument laten terugboeken wegens de gedwongen sluiting
19/5/21 t/m 31/1/2022 = € 391,50
De gedwongen sluiting was van 16 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 en van 15 december 2020 tot en met 18 mei 2021. Als de consument dus vergelijkt met de periode dat zij niet heeft betaald en de gedwongen sluiting, heeft zij betaald voor de periode 16 maart – 31 maart en 15 december – 31 december; dan heeft de consument toch echt 31 dagen betaald voor het feit dat de sportschool dicht was. De consument is dus van mening dat zij nu een bedrag van € 139,50 te veel heeft betaald.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De consument blijft bij wat door haar is aangevoerd. Het klopt dat partijen een schikking hebben getroffen om met elkaar af te rekenen. Achteraf heeft de consument dat toch niet zo gewild, en wil zij het nu op nette manier afronden.
De consument verlangt de ondernemer te verplichten tot betaling aan haar van € 139,50.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Na de bevestiging van de beëindiging van het lidmaatschap van de consument per 1 juni 2022, gaf de consument aan niet akkoord te gaan met een einddatum van 1 juni 2022. De ondernemer heeft daarop een schikkingsvoorstel gedaan met als einddatum 1 februari 2022 met creditering van 4 lidmaatschapstermijnen ten bedrage van € 186,–. Dit tegen finale kwijting.
De consument heeft op 28 oktober 2021 per email de ondernemer bericht gebruik te willen maken van het schikkingsvoorstel op basis van een beëindiging met wederzijds goedvinden per 1 februari 2022 tegen finale kwijting. In navolging van die afspraak heeft de consument nog op diezelfde dag – 28 oktober 2021 – het bedrag van € 139,50 overgeboekt naar de ondernemer. Daarmee is geschikt en afgehandeld.
Het heeft de ondernemer verbaasd dat de consument daarna toch dit geschil aanhangig heeft gemaakt bij de geschillencommissie. Immer is sprake van een schikking tegen finale kwijting, zodat partijen niks meer van elkaar te vorderen hebben.
De klacht van de consument is dan ook ongegrond.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De ondernemer blijft bij wat is aangevoerd. Er is niets mis met de getroffen schikking. De consument kan daar juridisch aan worden gehouden. Het voorstel daartoe is uitdrukkelijk gedaan met het vereiste van finale kwijting over en weer. De consument wist dat en heeft onvoorwaardelijk ingestemd met dat voorstel.
De ondernemer heeft met die schikking ook in moeten leveren; er zijn vier maandelijkse termijnen gecrediteerd. De ondernemer had dus meer te vorderen. De ondernemer heeft bij de brancheorganisatie geïnformeerd over de diverse mogelijkheden om de Corona perikelen het hoofd te bieden. De klanten zijn 3 opties aangeboden, storneren, incasso door laten lopen/ in natura teruggave en einddatum verschuiven.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beide partijen zijn het eens over de inhoud van het door hen getroffen vergelijk, waarbij ook is overeengekomen dat dat vergelijk strekte tot finale kwijting over en weer.
Er is ook in overeenstemming met de inhoud van dat vergelijk door partijen afgerekend, waarbij de consument nog een (slot)bedrag van € 139,50 heeft overgemaakt aan de ondernemer op de dag van treffen van het vergelijk.
Gesteld noch gebleken zijn feiten/omstandigheden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat dat vergelijk juridisch aantastbaar is vanwege dwang, dwaling of bedrog (wilsgebreken).
Dit betekent dat door de ondernemer terecht bij wijze van verweer een beroep is gedaan op dat door partijen getroffen vergelijk.
Dat vergelijk brengt dus mee dat het afrekenings- c.q. beëindigingsgeschil niet meer kan worden heropend.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Daarom wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Sport en Beweging, bestaande uit mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, mr. C.A. Bontje en J.G. Boelens, leden, op 15 maart 2022.