Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
242225/301041
De uitspraak:
in het geschil tussen
De heer [naam}, wonende te [plaats] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Stichting Ziekenhuis Bernhoven, gevestigd te Uden
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)
Gemachtigde door een advocate
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2024 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door de reumatoloog en gemachtigde. De cliënt heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting het standpunt toe te lichten.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Klacht van klager
Op 12 januari 2023 is klager door zijn huisarts naar de polikliniek reumatologie van de zorgaanbieder verwezen vanwege ontstekingsachtige klachten aan beide handen, zonder duidelijke zichtbare afwijkingen, die al vier maanden aanhielden. De reumatoloog heeft de verwijzing niet noodzakelijk geacht met als argument volgens de huisarts: “bij artrose of fibromyalgie heeft een beoordeling van een reumatoloog geen meerwaarde”. Klager is van mening dat bij chronische wisselende en ontstekingsachtige pijnklachten aan beide handen, reumatoïde artritis (of een andere reumatische aandoening) middels een onderzoek door een reumatoloog uitgesloten of vastgesteld dient te worden. Zonder fysieke beoordeling is deze diagnose volgens klager niet uit te sluiten. Een eventuele reumatoïde artritis dient in een zo vroeg mogelijk stadium vastgesteld te worden, om de prognose op langere termijn positief te beïnvloeden/ te verbeteren. Door de afwijzing van de reumatoloog kon klager pas na een aanzienlijke vertraging door een reumatoloog in een ander ziekenhuis worden gezien. In dat consult is na lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek de diagnose reumatoïde artritis gesteld. Klager verwijt de zorgaanbieder dat door de nalatige handelwijze de reumatische artritis onnodig lang onbehandeld is gebleven waardoor zijn gezondheid is geschaad. Klager heeft naast een periode van pijn en onzekerheid mogelijk ook blijvende gewrichtsschade opgelopen waarvoor hij de zorgaanbieder verantwoordelijk houdt. Klager is van mening dat een schadevergoeding van € 1.000,– passend is.
Standpunt zorgaanbieder
Op 12 januari 2023 is klager door zijn huisarts verwezen naar de afdeling reumatologie van de zorgaanbieder. In de verwijzing werd vermeld dat klager zich vier maanden eerder had geprikt aan een vijgencactus en er wat ontstekingen leken te ontstaan en klager klachten bleef houden. Omdat in de verwijsbrief geen melding werd gemaakt van de bevindingen na een lichamelijk onderzoek heeft de reumatoloog op 13 januari 2023 telefonisch contact opgenomen met de verwijzende huisarts om te informeren om welke symptomen het ging en wat de huisarts had geconstateerd. De huisarts vermoedde dat de prik aan de vijgencactus de oorsprong was van de klacht en heeft op geen enkel moment te kennen gegeven dat gedacht werd aan een reumatische aandoening. De benoemde klachten leken niet te passen bij inflammatoire artritis. Voor patiënten met chronische, niet inflammatoire gewrichtsklachten heeft een beoordeling of een behandeling door een reumatoloog doorgaans weinig tot geen toegevoegde waarde. Patiënten met dergelijke klachten worden in beginsel niet in behandeling genomen door de zorgaanbieder. De reumatoloog heeft de huisarts dan ook aangeraden aanvullend diagnostisch (bloed)onderzoek te laten uitvoeren waarna klager eventueel alsnog door de reumatoloog kon worden gezien. De huisarts kon zich goed vinden in dit advies waarna de verwijzing is afgewezen. Van een behandelovereenkomst is het niet gekomen. De zorgaanbieder merkt nog op dat de beperkte capaciteit binnen het zorgsysteem niet meer toelaat dat alle verwijzingen worden gehonoreerd en alle patiënten worden gezien. De zorgaanbieder zou dit graag anders zien maar ontkomt niet aan een triage waarbij een selectie wordt toegepast.
Oordeel commissie
Klager kampte al vier maanden met gewrichtsklachten in beide handen en krachtverlies. De huisarts heeft klager verwezen naar de reumatoloog van de zorgaanbieder. Indien een vermoeden bestaat voor reumatische artritis is er geen indicatie voor een aanvullend onderzoek en dient een verwijzing naar de reumatoloog te volgen (zie de NHG standaard voor artritis). De huisarts van klager heeft de NHG standaard juist gevolgd. De (reumatoloog van de) zorgaanbieder heeft aangevoerd dat de huisarts zich kon vinden in het advies om aanvullend diagnostisch onderzoek te laten uitvoeren waarna de verwijzing is afgewezen. De reumatoloog is echter de specialist die de beoordeling op grond van de aan hem/haar beschreven klachten dient te maken. Bij klager was sprake van krachtverlies en bewegingsbeperking in beide handen zonder aanwijsbare of zichtbare oorzaak. De (reumatoloog van de) zorgaanbieder had klager moeten oproepen voor een onderzoek. Nu die oproep niet is gevolgd en de verwijzing door de huisarts is afgewezen heeft de reumatoloog niet gehandeld zoals van een redelijk handelend reumatoloog in vergelijkbare omstandigheden verwacht mag worden. De klacht van klager is dan ook gegrond. Klager heeft gesteld dat hij schade heeft geleden doordat de reumatische artritis die uiteindelijk in een ander ziekenhuis is vastgesteld door nalatigheid van de zorgaanbieder onnodig lang onbehandeld is gebleven. Klager heeft die schade echter niet nader onderbouwd of toegelicht.
De commissie zal de vordering van klager tot het vaststellen van schadevergoeding dan ook afwijzen. Omdat de klacht van klager gegrond is zal de commissie wel bepalen dat de zorgaanbieder het klachtengeld aan klager dient te vergoeden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van klager gegrond;
– wijst af het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 52,50 aan klager dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Deze behandelingskosten worden geheel betaald.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer prof. dr. T.W.J. Huizinga , de heer J. Zomerplaag , leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 30 augustus 2024.