Het aantal witte bloedcellen was op zich onvoldoende om de cliënt, die een vorm van leukemie heeft, te behandelen. De arts heeft gewaarschuwd dat het over een paar maanden weer anders kan zijn en heeft de cliënt aangeboden om nog voor het vertrek naar Guatemala op consult te komen

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 116619

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [plaats] en Stichting Spaarne Gasthuis, gevestigd te Hoofddorp
(verder te noemen: het ziekenhuis).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 2 juli 2018 te Amsterdam. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Het geschil is behandeld buiten aanwezigheid van partijen, omdat partijen te kennen hebben gegeven geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling.

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft, kort samengevat, betrekking op de beslissing van de arts in oktober 2016 om niet over te gaan tot behandeling van de cliënt, bij wie chronische lymfatische leukemie is vastgesteld.

Standpunt van de cliënt

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar het vragenformulier dat op 4 april 2018 is ontvangen. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

Ongeveer twaalf jaar geleden is bij de cliënt, een nu 78-jarige man, CLL (chronische lymfatische leukemie) vastgesteld. De huisarts heeft de cliënt destijds doorverwezen naar een andere internist, die de cliënt pas wilde behandelen als het aantal witte bloedcellen boven de 76.000 zou uitkomen.

Nadien vertrok de cliënt voor familiebezoek naar Guatemala, waar hij ziek werd en behandeling wel nodig bleek. De behandeling door de artsen in Guatemala sloeg destijds bij de cliënt goed aan en het aantal witte bloedcellen werd weer normaal. De tijdens zijn verblijf gemaakte kosten werden achteraf niet allemaal vergoed. De vroegere internist heeft destijds als enige verweer aangevoerd dat men in het buitenland agressiever behandelt dan in Nederland.

Eind 2015 begon het aantal witte bloedcellen weer te stijgen en kwam de cliënt terecht bij de internist tegen wie deze klacht is gericht. In oktober 2016, voorafgaand aan een tweede vertrek naar Guatemala, heeft de cliënt een bezoek aan de arts gebracht. Het aantal witte bloedcellen bleek gestegen te zijn tot 96.000. Ondanks deze toename en ondanks dat de cliënt meerdere malen aandrong op behandeling, weigerde de arts een behandeling te starten. De arts waarschuwde de cliënt niet voor de mogelijke gevolgen bij aanhoudende stijging. Hij mocht gewoon op vakantie naar zijn familie in Guatemala. De cliënt vindt dat de arts hem had moeten behandelen omdat het aantal witte bloedcellen hoger was dan het aantal van 76.000 dat destijds aanleiding gaf om te behandelen en omdat de eerdere behandeling door de artsen in Guatemala goed is aangeslagen. Bovendien is de cliënt geen gepensioneerde, maar verricht hij nog steeds lichamelijk werk om zijn gezin te onderhouden, waardoor het voor hem erg belangrijk is dat hij gezond genoeg blijft om volledig door te kunnen werken.

In Guatemala is de cliënt ernstig ziek geworden. Het aantal witte bloedcellen was gestegen tot 196.000. In het ziekenhuis heeft hij tevens een longontsteking opgelopen. De medische kosten zijn opgelopen tot € 7.000,–, waarvan maar € 2.000,– is vergoed, zodat de cliënt € 5.000,– zelf heeft moeten betalen. De cliënt heeft facturen van deze kosten overgelegd. Daarnaast heeft de cliënt leed ondergaan door behandeling in primitieve omstandigheden in Guatemala. Hij heeft daaraan onder andere rugklachten overgehouden. Ook heeft hij nog lang de gevolgen van de longontsteking ondervonden.

In mei 2017 is de cliënt teruggekeerd naar Nederland. Bij bloedonderzoek in september 2017 waren de witte bloedcellen wederom gestegen tot 96.000. Op aanraden van zijn huisarts is de cliënt toen naar een ander ziekenhuis verwezen. Daar is per direct behandeling gestart. Ook is gezegd dat hij niet meer op vakantie mocht gaan en in Nederland moest blijven. Bij deze arts is de cliënt nog steeds in behandeling en hij is heel tevreden over haar.

De cliënt vindt dat de arts zeer nalatig is geweest in haar zorgplicht door niet met de behandeling te starten en hem niet te waarschuwen. Hij verlangt een schadevergoeding van € 5.000,–, bestaande uit de niet vergoede medische kosten.

Standpunt van het ziekenhuis

Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar de brief van het ziekenhuis van 26 april 2018, die per ongeluk gedateerd is op
2 april 2016. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

De arts, [naam], heeft aan de cliënt uitgelegd dat iemand met de ziekte CLL stadium A (laag risico), wordt behandeld volgens bepaalde richtlijnen die zijn opgesteld door de Stichting Hemato-Oncologie voor Volwassenen Nederland (HOVON). Volgens deze richtlijnen is een aantal van 96.000 witte bloedcellen geen zelfstandig behandelcriterium.

Er is pas een behandelindicatie als er sprake is van zogenaamde B-symptomen, dan wel toename van beenmerg falen, aandoeningen van de lymfeklieren of een verdubbeling van de lymfocyten binnen zes maanden. Geen van deze verschijnselen was op dat moment bij de cliënt aanwezig.

De arts was zich tijdens het telefonisch consult dat de cliënt voor vertrek met haar had, ervan bewust dat de cliënt naar het buitenland zou gaan. Zij heeft gezegd dat de situatie over een paar maanden anders kan zijn en dat er dan wel een behandelingsindicatie zou kunnen zijn. Om die reden heeft zij de cliënt geadviseerd om contact op te nemen met de verzekeraar om zich ervan te vergewissen of eventuele kosten voor behandeling in Guatemala gedekt zouden zijn. Tijdens het gesprek heeft de arts ook aangeboden dat de cliënt op de polikliniek kon langskomen. Het ziekenhuis betwist dat de arts zou hebben aangegeven dat de cliënt op vakantie mocht gaan naar Guatemala.

De arts heeft verder geen informatie ontvangen over de behandeling van de cliënt in Guatamala, zodat zij niet weet waarom hij daar opgenomen werd. Dat kan bijvoorbeeld ook voor een longinfectie geweest zijn, waarbij de witte bloedcellen snel stijgen en daarna weer dalen.

Op 30 oktober 2017 heeft een uitgebreid gesprek plaatsgevonden tussen de arts, de jurist van het ziekenhuis, de cliënt en zijn nicht. Partijen leken toen in redelijke harmonie en begrip uit elkaar te gaan.

Concluderend stelt het ziekenhuis dat voor de ziekte van de cliënt duidelijke professionele richtlijnen bestaan, die voorschrijven wanneer er behandeld dient te worden. De arts heeft zich aan deze professionele standaard gehouden, zodat zij zorgvuldig heeft gehandeld. Zij heeft bovendien aan haar zorgplicht voldaan door hem voor vertrek erop te attenderen contact met de verzekeraar op te nemen over de kosten. Het ziekenhuis betreurt het dat de cliënt extra kosten heeft moeten maken tijdens zijn verblijf in Guatemala, maar meent dat het ziekenhuis daarvoor niet aansprakelijk is omdat er geen sprake is geweest van onzorgvuldig handelen. Het ziekenhuis is daarom niet bereid de schade te vergoeden.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie dient de vraag te beantwoorden of er verwijtbare fouten zijn gemaakt aan de zijde van het ziekenhuis door de beslissing in oktober 2016 om de cliënt, die een vorm van leukemie heeft (CLL), ondanks de stijging van het aantal witte bloedcellen (leukocyten) niet te behandelen. De commissie stelt daarbij voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat het ziekenhuis tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of verwijtbaar nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De tekortkoming moet voorts aan het ziekenhuis kunnen worden toegerekend en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.

De internist heeft voor de behandelindicatie bij de cliënt de in Nederland geldende richtlijnen gevolgd. De commissie onderschrijft dan ook het oordeel van het ziekenhuis dat er volgens de geldende richtlijnen geen zelfstandige behandelindicatie was bij een aantal van 96.000 witte bloedcellen. Zoals in de richtlijnen omschreven is er pas sprake van een behandelindicatie indien zich bij de patiënt B-symptomen voordoen, dan wel toename van beenmerg falen, aandoeningen van de lymfeklieren of een verdubbeling van de lymfocyten binnen zes maanden.
Op grond van de overgelegde stukken is de commissie niet gebleken dat deze verschijnselen zich bij de cliënt hebben voorgedaan. De arts heeft daarom naar het oordeel van de commissie terecht besloten om niet met de behandeling te starten.

De commissie acht verder aannemelijk dat de arts, zoals gedocumenteerd in de medische status, heeft aangegeven dat de situatie na een paar maanden anders kan zijn, zodat controle dan in beginsel wel weer nodig is, alsmede dat de arts heeft aangeraden om contact met de verzekeraar op te nemen in verband met de kosten. Tevens heeft de arts aan de cliënt aangeboden om voor het vertrek naar Guatemala nog op consult te komen. Zoals de arts terecht stelt, kan het aantal witte bloedcellen (leukocyten) ook gestegen zijn ten gevolge van de longontsteking. Terzijde merkt de commissie op dat het evenmin is aan te raden om vlak voor een langdurig vertrek naar een ver land met chemotherapie te starten.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de arts conform de richtlijnen heeft gehandeld en dit op voldoende zorgvuldige wijze aan de cliënt heeft gecommuniceerd. Nu er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van het ziekenhuis, zal de verlangde schadevergoeding worden afgewezen.

De commissie is concluderend van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist op 2 juli 2018 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.