Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
115516
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats] en Mediant, stichting voor geestelijke gezondheidszorg Oost- en Midden-Twente, gevestigd te Enschede (verder te noemen: de zorgaanbieder).Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 13 juni 2018 te Enschede. De cliënt is verschenen. Namens de zorgaanbieder zijn [naam], GZ psycholoog en [naam], teammanager PACT, verschenen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de wijze waarop het psychologisch onderzoek bij de afdeling PACT van de zorgaanbieder is uitgevoerd, de wijze van communicatie over het verloop van het psychologisch onderzoek en het betrekken van de behandelaren bij de behandeling van de onderhavige klachten.
Standpunt van de cliënt
Het standpunt van de cliënt luidt, samengevat, als volgt.
Op 10 juni 2017 is de cliënt opgenomen bij de kliniek Helmer-Es van de zorgaanbieder. Tijdens de opname is bij PACT een onderzoek naar ASS en persoonlijkheidsproblematiek aangevraagd. Het onderzoek bij PACT is op 28 september 2017 gestart onder verantwoordelijkheid van
[naam voormalig hoofdbehandelaar]). Medio oktober 2017 is het onderzoek voortgezet door [naam nieuwe hoofdbehandelaar].
Op 3 januari 2018 heeft de cliënt een intake bij COS gehad. De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat het onderzoek naar ASS te lang heeft geduurd, waardoor de behandeling bij COS niet eerder kon beginnen. Voor 10 november 2017 was bij PACT een teruggavegesprek gepland, maar op
8 november 2017 werd het gesprek afgezegd, omdat het beeld over hem op dat moment nog niet duidelijk genoeg was. Begin november 2017 was er echter al genoeg informatie om de diagnose ASS te stellen. De cliënt verwijt PACT dat zij het dossier van de Helmer-Es niet hebben ingezien en zij niet hebben gesproken met zijn behandelaren bij de Helmer-Es. Op 15 november 2017 heeft een extra gesprek tussen de cliënt en [naam nieuwe hoofdbehandelaar] plaats gevonden. De antwoorden op de gestelde vragen had [naam nieuwe hoofdbehandelaar] ook in het dossier van de Helmer-Es kunnen lezen. Voorts verwijt de cliënt de zorgaanbieder dat zij niet tijdig en onzorgvuldig met hem hebben gecommuniceerd over de redenen voor het uitstel van het teruggavegesprek en het inplannen van een extra gesprek op 15 november 2017.
Ten slotte verwijt de cliënt de zorgaanbieder dat niet alle drie aangeklaagden, te weten [naam nieuwe hoofdbehandelaar], [naam psycholoog] en [naam voormalig hoofdbehandelaar], bij de behandeling van de klacht zijn betrokken en bij de hoorzitting van de interne klachtencommissie aanwezig waren.
Nu de cliënt langer in onzekerheid heeft moeten wachten en zijn verhaal nogmaals heeft moeten doen, is de gemoedstoestand van de cliënt verergerd. Op het klachtenformulier heeft de cliënt ingevuld dat hij de commissie verzoekt een schadevergoeding van € 25.000,– toe te kennen. Ter zitting heeft de cliënt verklaard dat hij dit bedrag at random heeft ingevuld en geen (financiële) schade heeft geleden.
Standpunt van de zorgaanbieder
Het standpunt van de zorgaanbieder luidt, samengevat, als volgt.
Om een behandeltraject te kunnen starten, is het stellen van een (officiële) diagnose door middel van een psychologisch onderzoek dat aan bepaalde professionele standaarden voldoet, vereist. Met verwijzing naar het verweer van de behandelaren en de uitspraak van de interne klachtencommissie, stelt de zorgaanbieder dat het onderzoek bij PACT volgens de professionele standaarden heeft plaats gevonden en dat individuele beslissingen van regiebehandelaars tevens op basis van professionele afwegingen zijn genomen. De zorgaanbieder verzoekt de commissie dit klachtonderdeel ongegrond te verklaren.
De interne klachtencommissie heeft het klachtonderdeel wat betreft de communicatie over het verloop van het psychologisch onderzoek gegrond verklaard. De cliënt is niet tijdig en onvoldoende zorgvuldig geïnformeerd over de gevolgen van de wisseling van de regiebehandelaar voor de aanpak en de doorlooptijd van het onderzoek. Tijdens de zitting van de interne klachtencommissie heeft de zorgaanbieder hiervoor excuses aangeboden aan de cliënt. Tevens heeft de zorgaanbieder een aantal verbetermaatregelen genomen en is de cliënt hiervan op de hoogte gesteld.
De volgende verbetermaatregelen zijn bij PACT ingevoerd:
– een overdracht tussen hoofdbehandelaars bij onderzoeken van PACT wordt zoveel mogelijk voorkomen. Dat houdt in dat als hoofdbehandelaars uit dienst gaan, er zoveel mogelijk tijd voor hen wordt vrij gemaakt om gestarte onderzoeken zelf te kunnen afronden;
– indien een wisseling van hoofdbehandelaars niet kan worden voorkomen, bijvoorbeeld in geval van ziekte, dan worden duidelijke afspraken gemaakt over de wijze van afronding van de onderzoeken. Zo zullen extra overlegmomenten worden ingepland tussen de regiebehandelaars en onderzoeker, zodat hier zorgvuldig naar wordt gekeken;
– tijdens bovenstaande overlegmomenten wordt tevens per onderzoek besproken hoe de cliënt wordt geïnformeerd en wordt zorggedragen dat de cliënt tijdig wordt geïnformeerd.
De zorgaanbieder stelt dat dit klachtonderdeel daarmee is afgehandeld en de cliënt geen belang meer heeft bij een beoordeling door de commissie hiervan. De zorgaanbieder verzoekt de commissie de cliënt niet-ontvankelijk te verklaren in dit klachtonderdeel.
Wat betreft de klacht over het niet betrekken van alle drie aangeklaagden bij de behandeling van de klacht en de hoorzitting, stelt de zorgaanbieder dat de interne klachtencommissie eerst [naam nieuwe hoofdbehandelaar] en [naam psycholoog], die als psycholoog het onderzoek grotendeels heeft uitgevoerd, heeft gevraagd een reactie op de klacht te geven. Op verzoek van de cliënt heeft [naam voormalig hoofdbehandelaar] schriftelijk op de klacht gereageerd. Ook heeft [naam voormalig hoofdbehandelaar] de cliënt bericht dat zij desgewenst aan hem telefonisch nadere uitleg wilde geven. Zij was echter niet in staat/bereid op de hoorzitting van de interne klachtencommissie te verschijnen. Aangezien [naam voormalig hoofdbehandelaar] niet meer bij de zorgaanbieder werkzaam is, kan de klachtencommissie noch de zorgaanbieder haar tot medewerking dwingen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Wat betreft de wijze waarop het psychologisch onderzoek bij PACT is uitgevoerd, overweegt de commissie als volgt.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat zij tekort is geschoten in de nakoming dan wel de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de cliënte moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
Naar het oordeel van de commissie is onvoldoende aannemelijk geworden dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de wijze waarop het psychologisch onderzoek bij PACT is uitgevoerd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat weliswaar klinisch bij de Helmer-Es reeds de diagnose ASS was gesteld, maar dat een officiële diagnose door PACT nodig was om een behandeltraject bij COS te kunnen starten. Ter zitting heeft [naam nieuwe hoofdbehandelaar] verklaard dat het hierbij niet gebruikelijk is om het dossier bij de Helmer-Es op te vragen, nu de zorgaanbieder met een neutrale blik naar de problematiek wil kijken. Volgens [naam voormalig hoofdbehandelaar] kwamen in het intakegesprek van de cliënt veel duidelijke aanwijzingen voor ASS naar voren. Besloten werd om eerst enkel onderzoek te doen naar ASS, bestaande uit een interview met de cliënt en een heteroanamnese door [naam psycholoog].
Wanneer onderzoek naar ASS onvoldoende duidelijkheid zou geven, zou aanvullend persoonlijkheidsonderzoek worden gedaan. Ten tijde van het vertrek van [naam voormalig hoofdbehandelaar] bij de zorgaanbieder, was de heteroanamnese nog niet afgenomen en had [naam voormalig hoofdbehandelaar] het verslag van het onderzoek nog niet beoordeeld. De opvolgend hoofdbehandelaar, [naam], vond het toch van belang de persoonlijkheidsstructuur van de cliënt te onderzoeken, omdat de aanvrager daarom had gevraagd. Bovendien wilde zij de cliënt graag persoonlijk ontmoeten, voordat zij de diagnose ASS zou stellen. Om die redenen is het teruggavegesprek met de cliënt uitgesteld.
De commissie is van oordeel dat niet gebleken is dat de zorgaanbieder met voornoemde werkwijze verwijtbaar heeft gehandeld. Tijdens het diagnostisch traject is de hoofdbehandelaar uit dienst gegaan van de zorgaanbieder. Op dat moment had zij het verslag van het onderzoek van de cliënt nog niet beoordeeld. De nieuwe hoofdbehandelaar heeft het teruggavegesprek uitgesteld en wenste de cliënt persoonlijk te zien voordat zij de diagnose ASS zou stellen. Hiermee heeft zij naar het oordeel van de commissie de zorg betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De commissie kan zich voorstellen dat een wisseling van de hoofdbehandelaar gedurende het onderzoek bij PACT enige vertraging voor de cliënt heeft meegebracht, maar de commissie kan niet vaststellen dat deze vertraging zich daadwerkelijk heeft voorgedaan en evenmin vaststellen dat deze vertraging dusdanig is, dat daaraan de conclusie kan worden verbonden dat de zorgaanbieder ter zake tekort is geschoten. De commissie zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.
Wat betreft de communicatie over het verloop van het psychologisch onderzoek overweegt de commissie als volgt.
Volgens de interne klachtencommissie heeft de cliënt aannemelijk gemaakt dat de zorgaanbieder niet tijdig en onzorgvuldig met hem heeft gecommuniceerd over de redenen voor het uitstel van het teruggavegesprek en het inplannen van een extra gesprek. De interne klachtencommissie heeft dit klachtonderdeel dan ook gegrond verklaard. Naar aanleiding hiervan heeft de zorgaanbieder de hiervoor genoemde verbetermaatregelen genomen. Naar het oordeel van de commissie is dit klachtonderdeel hiermee echter thans niet afgehandeld. Ter zitting heeft de cliënt immers betoogd dat het teruggavegesprek niet nodig was, nu het onderzoeksrapport al voor dat gesprek klaar was. Op het onderzoeksrapport staat immers de datum van 10 november 2017 vermeld, terwijl het teruggavegesprek op 15 november 2017 heeft plaats gevonden. Ter zitting heeft [naam nieuwe hoofdbehandelaar] verklaard dat abusievelijk de datum van 10 november 2017 op het onderzoeksrapport is blijven staan. Op dat moment was het autisme-onderzoek reeds afgerond maar was het persoonlijkheidsonderzoek er nog niet. De cliënt heeft nadien een VKP ingevuld. Het onderzoeksrapport is volgens haar aangevuld met de resultaten hiervan. Nu de commissie niet beschikt over het onderzoeksrapport, kan de commissie thans niet vaststellen of de lezing van [naam nieuwe hoofdbehandelaar] juist is. Het had in ieder geval op de weg van de zorgaanbieder gelegen om hierover eerder dan pas ter zitting van de commissie duidelijkheid te verschaffen aan de cliënt. Dit klemt temeer nu de cliënt reeds bij de interne klachtencommissie heeft gemeld dat op het onderzoeksrapport de datum van 10 november 2017 staat vermeld. Nu deze duidelijkheid er thans nog steeds niet is, zal de commissie dit klachtonderdeel gegrond verklaren.
Wat betreft de klacht over het niet betrekken van [naam nieuwe hoofdbehandelaar], [naam psycholoog] en [naam voormalig hoofdbehandelaar] bij de behandeling van de klacht en de hoorzitting van de interne klachtencommissie overweegt de commissie als volgt.
De cliënt heeft een behandelingsovereenkomst gesloten met de zorgaanbieder en niet met [naam nieuwe hoofdbehandelaar], [naam psycholoog] en/of [naam voormalig hoofdbehandelaar] persoonlijk. De cliënt kan in beginsel dan ook slechts de zorgaanbieder aanspreken op grond van een tekortkoming in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. De zorgaanbieder is de contractspartij en reageert in die hoedanigheid namens alle behandelaars. Overigens heeft de zorgaanbieder ook voldoende aannemelijk gemaakt op welke wijze het persoonlijke standpunt van [naam nieuwe hoofdbehandelaar], [naam psycholoog] en [naam voormalig hoofdbehandelaar] bij de behandeling van de onderhavige klachten is betrokken. De commissie zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.
Nu gesteld noch gebleken is dat de cliënt ten gevolge van de gegrond verklaarde klacht (financieel of anderszins) schade heeft geleden, zal de commissie het verzoek om schadevergoeding afwijzen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht voor zover deze betrekking heeft op de communicatie over het verloop van het psychologisch onderzoek gegrond;
– verklaart de klacht voor zover deze betrekking heeft op de wijze waarop het psychologisch onderzoek bij PACT is uitgevoerd ongegrond;
– verklaart de klacht voor zover deze betrekking heeft op het niet betrekken van [naam nieuwe hoofdbehandelaar], [naam psycholoog] en [naam voormalig hoofdbehandelaar] bij de behandeling van de klacht en de hoorzitting van de interne klachtencommissie ongegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 dient te vergoeden aan de cliënt ter zake van het klachtengeld;
– wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist op 13 juni 2018 door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg.