Het ziekenhuis is als academisch ziekenhuis een 3e lijn zorgaanbieder. Conform de richtlijnen van de maag-darm-leverartsen is de cliënte op vakinhoudelijke gronden naar 2e lijn zorg doorverwezen

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 113567

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënte], wonende te Santpoort-Zuid en het Academisch Ziekenhuis Leiden, gevestigd te Leiden (verder te noemen: het ziekenhuis)

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De commissie verwijst voor het verloop van de procedure naar haar ontvankelijkheidverklaring d.d. 22 maart 2018, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Bij deze beslissing heeft de commissie de cliënte ontvankelijk verklaard in haar klacht.

Het geschil is ter zitting behandeld op 2 juli 2018 te Amsterdam.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Het ziekenhuis werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam], hoofd polikliniek MDL, en [naam], emeritus hoogleraar Ethiek & Recht bij de Universiteit Leiden en oud-medewerker van het ziekenhuis.

Onderwerp van het geschil

Het geschil gaat om de vraag of het academische ziekenhuis, als 3e lijn zorgverlener, de cliënte in behandeling dient te nemen voor darmproblemen.

Standpunt van de cliënte

Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar het vragenformulier dat op 31 oktober 2017 is ontvangen. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

De cliënte verlangt dat het ziekenhuis haar in behandeling neemt voor darmproblemen. Zij is sinds 2009 bekend bij het ziekenhuis bij de reumatoloog en is in mei 2017 opnieuw bij de reumatoloog geweest. De huisarts heeft op 2 juni 2017 een verwijzing opgesteld voor behandeling door de maag-darm-leverarts (MDL-arts) wegens buikklachten. Er werd haar echter gezegd dat het ziekenhuis een stop had. De cliënte is na ruim drie maanden nog steeds niet in behandeling genomen. Mede wegens vervoersproblemen wil de cliënte graag naar dit ziekenhuis.

De cliënte heeft de klacht schriftelijk voorgelegd aan het ziekenhuis, echter zonder resultaat. Blijkens het dossier heeft de cliënte de klacht onder andere voorgelegd aan de Raad van Bestuur. Deze heeft haar laten weten dat zij zich tot een algemeen ziekenhuis dient te wenden en dat zij niet via een klacht kan opeisen dat het ziekenhuis haar behandelt. Verder heeft de Raad van Bestuur aangegeven dat het niet aan cliënte, maar aan de huisarts is om daarover overleg met het ziekenhuis te voeren.

De cliënte verlangt een schadevergoeding van € 15.000,– omdat zij meent dat zij door deze zenuwslopende situatie gezondheidsschade heeft opgelopen. Ze wil graag dat ze wordt aangenomen in het ziekenhuis om haar gezondheidsituatie te bespreken en om duidelijkheid te verkrijgen.

Standpunt van het ziekenhuis

Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de brieven van het ziekenhuis van 23 februari 2018 en 3 mei 2018. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
Het ziekenhuis is als academisch ziekenhuis een 3e lijn zorgaanbieder. Omdat de vraag naar 3e lijn zorg groter is dan het aanbod, worden bij verwijzingen naar de polikliniek MDL op basis van vakinhoudelijke gronden zorgvuldig keuzes gemaakt voor 2e of 3e lijn zorg. De artsen van de afdeling MDL zijn van mening dat de cliënte zich voor haar medische klachten dient te wenden tot 2e lijn zorg, die geboden wordt in algemene, regionale ziekenhuizen. De cliënte is door de huisarts ook niet vanwege haar klachten naar het ziekenhuis verwezen, maar omdat dat voor haar goed te bereizen is. De toegangstijd van de polikliniek MDL is echter erg lang. De cliënte is niet uit onwil naar 2e lijn zorg verwezen, maar juist om goede zorg te krijgen, aangezien cliënte in een algemeen ziekenhuis sneller gezien kan worden. Daarnaast dient dit beleid om ervoor te zorgen dat de patiënten die wel 3e lijn zorg nodig hebben, bij de zorgaanbieder behandeld kunnen worden.

Aan de cliënte is meerdere malen mondeling en schriftelijk uitgelegd waarom zij zich tot een 2e lijn ziekenhuis dient te wenden, onder meer door de afdeling MDL en de klachtenfunctionaris. Tevens is aan de cliënte uitgelegd dat het gezien haar klachten niet verantwoord was om haar zo lang op de wachtlijst te plaatsen omdat er in dat geval niet tijdig goede zorg aan haar kon worden geboden. Daarom is aan de cliënte geadviseerd om in samenspraak met haar huisarts een verwijzing naar een algemeen ziekenhuis te laten opstellen. De klachtenfunctionaris heeft tevens telefonisch contact opgenomen met haar huisarts. De huisarts heeft aangegeven hij het ermee eens is dat de cliënte in een algemeen ziekenhuis gezien kan worden en hij heeft de cliënte ook in tweede instantie daarnaar verwezen.

Ten aanzien van de door cliënte gestelde gezondheidsschade stelt het ziekenhuis zich op het standpunt dat het beleid van het ziekenhuis uitvoerig en zorgvuldig aan de cliënte en haar huisarts is uitgelegd en dat eventuele schade het ziekenhuis niet valt toe te rekenen.

Ter zitting heeft het ziekenhuis onder meer het volgende naar voren gebracht. Volgens de richtlijnen van de MDL artsen zijn er bij de keuze om een cliënt niet te behandelen twee mogelijkheden: er is al een behandelingsovereenkomst of deze is er (nog) niet. Als er al een behandelrelatie is, wordt de beslissing om een cliënt niet in zorg te nemen of niet te behandelen door de betrokken arts aan de cliënt gecommuniceerd. Als er geen sprake is van een behandelrelatie wordt de afwijzing aan de verwijzer gecommuniceerd. In dit geval is de beslissing conform de richtlijnen aan de verwijzer gecommuniceerd, namelijk de huisarts.

Het ziekenhuis verzoekt de commissie daarom de klacht ongegrond te verklaren.

Beoordeling

De commissie dient de vraag te beantwoorden of het academische ziekenhuis, als 3e lijn zorgverlener, in gebreke is gebleven door de cliënte niet in behandeling te nemen bij de polikliniek MDL en haar door te verwijzen naar 2e lijn zorg, die geboden wordt in algemene, regionale ziekenhuizen. Naar het oordeel van de commissie heeft het ziekenhuis terecht gehandeld door, conform de richtlijnen van de MDL-artsen, op basis van vakinhoudelijke gronden de cliënte naar 2e lijn zorg door te verwijzen. De commissie neemt daarbij mede in aanmerking dat de vraag naar 3e lijn zorg groter is dan het aanbod en dat de toegangstijd van de polikliniek MDL in dit ziekenhuis lang is.

Tevens is de commissie van oordeel dat het ziekenhuis op zorgvuldige wijze, eveneens conform de daarvoor in het ziekenhuis geldende richtlijnen, heeft uitgelegd waarom de cliënte zich tot een 2e lijn ziekenhuis dient te wenden. Dit is schriftelijk aan de cliënte en de huisarts gecommuniceerd en naar aanleiding van de klacht tevens schriftelijk en mondeling toegelicht aan de cliënte vanuit de
MDL-artsen, de klachtenfunctionaris en de Raad van Bestuur van het ziekenhuis en daarnaast mondeling met de huisarts besproken.

Nu er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van het ziekenhuis, zal de verlangde schadevergoeding worden afgewezen.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Het door de cliënte verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist op 2 juli 2018 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.