
Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
118743
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Klaagster], nabestaande van wijlen [naam cliënt/vader], wonende te [plaats], en Zorgbrug B.V., onderdeel van Stichting Fundis, gevestigd te Gouda, gemachtigde: [naam raadsman], (verder te noemen: de zorgaanbieder).Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 27 november 2018 te Den Haag. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Klaagster is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar zus, [naam zus].
Namens de zorgaanbieder waren aanwezig [naam directrice], directrice Zorgbrug, [naam adviseur], adviseur kwaliteit en beleid, [naam verpleegkundige], verpleegkundige, [naam verpleegkundige], verpleegkundige en [naam raadsman], raadsman.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het onaangekondigd verwijderen van de morfinepomp van de stervende vader, terwijl geen nieuwe morfinepomp was geleverd.
Standpunt van de klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar het vragenformulier, dat de commissie op 17 juli 2018 heeft ontvangen. De klachten van klaagster luiden in hoofdzaak als volgt:
De zorgaanbieder is ongevraagd de kamer van haar vader binnen gegaan en heeft zonder enige uitleg of communicatie vooraf de morfinepomp bij haar stervende vader weggenomen, terwijl er nog geen andere pomp was geleverd.
Zelfs nadat de familie heeft geprotesteerd tegen deze gang van zaken en heeft getracht uit te leggen dat vader in de laatste fase van zijn leven volledig was aangewezen op toediening van morfine door middel van een pomp, heeft de zorgaanbieder de pomp verwijderd en meegenomen.
Klaagster heeft een klacht ingediend, waarop pas na 10 weken door de zorgaanbieder is gereageerd.
De klaagster eist van de zorgaanbieder een schadevergoeding voor het leed, de pijn en woede die de handelwijze van de zorgaanbieder teweeg heeft gebracht. Wat een rustige dag had moeten zijn waarop de familie in alle rust afscheid had willen nemen van hun vader is dit door het handelen van de zorgaanbieder voor een gedeelte teniet gedaan. Vader is dezelfde dag overleden.
Ter zitting hebben klaagster en haar zus de klacht nader toegelicht. Omdat de ingeschakelde thuiszorgorganisatie Happy Care geen pomp ter beschikking had en op dat moment geen medewerksters had om morfine toe te dienen, heeft Happy Care de zorgaanbieder ingeschakeld. Vanwege strubbelingen tussen de beide zorgaanbieders is in overleg met de huisarts ervoor gekozen om alleen met Happy Care verder te gaan. De huisarts heeft daarop een morfinepomp besteld maar die was op het moment dat de zorgaanbieder de oude pomp kwam ophalen nog niet geleverd. De familie was niet op de hoogte dat de zorgaanbieder die bewuste dag de pomp kwam halen. Zij werd totaal overrompeld dat de verpleegkundige de pomp zo maar afkoppelde terwijl er geen andere pomp aanwezig was. De familie was volledig in paniek en heeft op dat moment tegenover de verpleegkundige emotioneel gehandeld. Terwijl klaagster de huisarts probeerde te bellen heeft de verpleegkundige de politie gebeld. De situatie is daarop volledig geëscaleerd. Dit alles terwijl hun vader stervende was en pijn leed doordat hij vanwege het handelen van de verpleegkundigen geen morfine meer kreeg toegediend. De familie begrijpt niet dat een zorgaanbieder zo met (de familie van) een stervende omgaat. Ook de wijze waarop de zorgaanbieder vervolgens de klacht heeft behandeld is volstrekt onaanvaardbaar.
Standpunt van de zorgaanbieder
Op 18 januari 2018 is de zorgaanbieder door de huisarts benaderd om in het kader van palliatieve zorg een morfinepomp te leveren omdat de eigen thuiszorgorganisatie Happy Care (verder te noemen: HC) niet zelf beschikte over een morfinepomp. Met HC is afgesproken dat de zorgaanbieder de pomp zou leveren met de dagelijkse verpleegkundige zorg rond deze pomp. De zorgaanbieder heeft een aantal pogingen ondernomen om de overeenkomst met HC schriftelijk vast te leggen ter financiering van de verpleegzorg en pomp. Op 23 januari 2018 heeft de familie in overleg met de huisarts besloten de samenwerking met de zorgaanbieder te beëindigen. De huisarts heeft contact opgenomen met de zorgaanbieder met het verzoek om diezelfde dag de pomp te komen halen want er zouden die dag twee andere pompen worden geleverd. De huisarts zou zelf toezien op adequate pijnstilling. Twee verpleegkundigen hebben aan het einde van de dag de pomp opgehaald. Zij werden binnengelaten door een medewerkster van HC die op de hoogte was dat de pomp zou worden opgehaald en ook akkoord ging met het afkoppelen van de pomp. De verpleegkundige heeft bij het afkoppelen van de pomp het infuus laten zitten en de morfinecassette achtergelaten zodat er handmatig morfine kon worden toegediend via injecties door HC. Dit is ook gebeurd. De patiënt heeft altijd adequate pijnstilling gekregen. De verpleegkundige, die in de woonkamer de zorgmap kwam ophalen, werd daar plotseling geconfronteerd met de aanwezige emotionele familie. De situatie escaleerde en de verpleegkundigen voelden zich dermate bedreigd dat zij de politie hebben gebeld.
De klachtafhandeling heeft op verschillende momenten vertraging opgelopen. Doordat de klacht bij Vierstroom was ingediend en een zorgovereenkomst ontbrak heeft het een tijd geduurd voordat de klacht bij de juiste klachtenfunctionaris is terecht gekomen. Mede hierdoor en vanwege de vakantieperiode heeft de behandeling langer geduurd dan wenselijk is.
Tenslotte stelt de zorgaanbieder dat het op grond van de Nederlandse wetgeving niet mogelijk is om affectieschade aan nabestaanden toe te kennen.
Ter zitting heeft de zorgaanbieder haar standpunt nader toegelicht.
De samenwerking met HC verliep erg stroef vanwege de gebleken ondeskundigheid van de thuiszorgmedewerksters van HC met betrekking tot de pijnstilling van de patiënt. Op alle zorgmomenten hebben de verpleegkundigen geen familie gezien. De zorgaanbieder heeft ook geen contact kunnen leggen met familieleden. Het contact liep via HC. Ook aan het verzoek om een telefoonnummer van een familielid werd door HC geen gehoor gegeven. Alle communicatie verliep via [naam medewerkster] van HC. In opdracht van de huisarts zijn twee verpleegkundigen op 23 januari 2018 naar het adres gegaan om de pomp af te koppelen. De huisarts had de zorgaanbieder verzekerd dat de pijnstilling door haar zou worden overgenomen. De zorgaanbieder ging ervan uit dat de familie door HC en of door de huisarts op de hoogte gesteld was dat op die bewuste dag de pomp zou worden opgehaald.
De verpleegkundigen zijn door een thuiszorgmedewerkster aan het einde van de dag binnengelaten en werden volledig verrast door het feit dat in de donkere woonkamer familieleden zaten die helemaal niet op de hoogte bleken te zijn dat de pomp zou worden meegenomen.
De zorgaanbieder betwist dat de vader op enig moment verstoken is geweest van pijnstilling. Het afkoppelen van de pomp is medisch verantwoord geweest. De zorgaanbieder betreurt de gang van zaken met name het feit dat zij er niet in is geslaagd vanwege de tegenwerking van HC om optimale zorg te verlenen.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
Vooropgesteld wordt dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
De commissie heeft ter zitting vastgesteld dat Zorgbrug B.V. naast Vierstroom een onderdeel is van de Stichting Fundis. Zorgbrug B.V. (verder de zorgaanbieder) is door de huisarts in samenspraak met de thuiszorgorganisatie Happy Care benaderd voor het leveren van een morfinepomp met bijbehorende infuuszorg aan de vader van klaagster, ingaande 19 januari 2018. Op 23 januari 2018 is de zorgaanbieder door de huisarts verzocht de infuuszorg te beëindigen. De zorgaanbieder heeft op 23 januari 2018 aan het einde van de dag de pomp afgekoppeld.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder in deze niet heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een professioneel handelende zorgaanbieder. Hoewel de commissie begrijpt dat op grond van de afspraak met de huisarts de zorgaanbieder de infuuszorg kon beëindigen met medeneming van de pomp, had op de bewuste dag naar het oordeel van de commissie de pomp niet mogen worden afgekoppeld toen duidelijk was dat er nog geen nieuwe pomp was geleverd, mede gezien de terminale levensfase van de vader. Op geen enkele wijze heeft de zorgaanbieder aannemelijk gemaakt dat er op dat moment een urgentie was om de pomp direct af te koppelen, anders dan de omstandigheid dat er geen getekende overeenkomst met HC ter financiering van de pomp en infuuszorg lag. De commissie begrijpt de paniek die bij de familie is ontstaan vanwege de angst dat de vader geen adequate pijnstilling meer kreeg toegediend. Daarbij stelt de commissie vast dat de familie niet op de hoogte was van de afspraak tussen de zorgaanbieder en de huisarts dat de pomp die bewuste dag zou worden opgehaald. Anders dan de zorgaanbieder stelt, is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder er niet op mocht vertrouwen dat de familie door HC dan wel de huisarts op de hoogte zou worden gesteld.
De zorgaanbieder heeft voor wat betreft de communicatie met de familie ook een eigen verantwoordelijkheid. Zo had de zorgaanbieder op de dag van het ontkoppelen van de morfinepomp in de woning van de vader na binnenkomst kunnen vragen of de familie aanwezig was om alsdan uit te kunnen leggen wat de reden was van het bezoek. In zoverre acht de commissie de klachten met betrekking tot de afkoppeling van de morfinepomp gegrond.
De commissie kan niet tot het oordeel komen dat de klachtafhandeling door de zorgaanbieder onzorgvuldig is geweest. De zorgaanbieder heeft gemotiveerd aangegeven waarom de klachtafhandeling langer heeft geduurd dan wenselijk is namelijk de omstandigheid dat de klacht was gericht aan Vierstroom, een andere tak van de Stichting Fundis, er geen schriftelijke zorgovereenkomst tot stand was gekomen zodat de cliënt moeilijk te traceren was en de vakantieperiode. De commissie zal dit klachtonderdeel derhalve niet gegrond verklaren.
De verlangde schadevergoeding
Immateriële schade (art 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek) kan onder omstandigheden worden toegewezen als door de toerekenbare tekortkoming van de zorgaanbieder lichamelijk letsel of een andere aantasting in de persoon is veroorzaakt.
Vooropgesteld dient te worden dat de klacht is ingediend door de dochter van de overledene. In principe kan een nabestaande geen immateriële schadevergoeding vorderen, tenzij er sprake is van aantasting in de persoon. Alhoewel klaagster ongetwijfeld zeer geleden heeft en nog steeds lijdt als gevolg van het overlijden van haar vader, is onvoldoende komen vast te staan dat er sprake is (geweest) van zodanig ernstig geestelijk letsel bij klaagster, dat gesproken kan worden van ‘aantasting in de persoon’.
Het voorgaande brengt de commissie tot het oordeel dat de klacht inhoudelijk gegrond is maar dat de door klaagster verlangde vergoeding niet aan haar kan worden toegekend.
Klachtengeld
Daar de klachten van klaagster gedeeltelijk gegrond worden verklaard, ziet de commissie aanleiding de zorgaanbieder te veroordelen tot vergoeding aan klaagster van het door haar betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 52,50.
Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
I. verklaart de klachten met betrekking tot het afkoppelen van de morfinepomp gegrond;
II. verklaart de klacht met betrekking tot de klachtafhandeling door de zorgaanbieder ongegrond;
III. wijst de vordering tot schadevergoeding af;
IV. bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 dient te vergoeden aan klaagster ter zake van het klachtengeld. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies;
IV. wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist op 27 november 2018 door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer mr. drs. L. Grégoire en de heer mr. P.C. de Klerk, leden, waarbij mevrouw mr. W. Hartong van Ark als plaatsvervangend secretaris fungeerde.