Houten vloer trekt hol in de winter en staat bol in de zomer, als gevolg van ventilatiegedrag en applicatie van de vloer. Ondernemer niet aansprakelijk.

  • Home >>
  • Doe-Het-Zelfbedrijven >>
De Geschillencommissie




Commissie: Doe-Het-Zelfbedrijven    Categorie: Ondeugdelijke levering/(non)conformiteit    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 85300

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 2 oktober 2011 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van eiken witten vloerdelen tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 2.495,43.

De levering vond plaats op of omstreeks 1 december 2011.

De consument heeft op 20 september 2012 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De vloerdelen hebben niet de eigenschappen die nodig zijn voor normaal gebruik omdat de vloerdelen te veel werken, niet plat liggen en omhoog komen; de vloer golft, zet uit en alle plakplinten springen los. De vloer is niet onder verantwoordelijkheid van de ondernemer gelegd.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De deskundige van de commissie is geweest in een gunstige periode. Straks gaat de vloer weer golven. De timmerman heeft een dorpel geplaatst waardoor het ‘opstaan’ van de delen minder is geworden, maar de vloer werkt nog steeds, maar niet extreem meer. De consument is niet voldoende geadviseerd over het leggen van de vloer. Een vocht isolerende folie was volgens de consument niet nodig omdat het een bestaand appartement is met een betonnen vloer.

De consument verlangt nieuwe vloeren of ontbinding van de overeenkomst.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De vloer is door een kennis van de consument gelegd. [Naam onderzoeksbureau] heeft rapport uitgebracht en geconstateerd dat de vloer onder spanning is komen te staan door het ontbreken van dilatatievoegen. De vloer is niet correct gelegd. [Naam onderzoeksbureau] heeft aangegeven dat er alsnog dilatatienaden aangebracht kunnen worden, maar dat het materiaal al vervormd is door de sterke spanningen die zijn opgetreden. De ondernemer conformeert zich aan de uitslag van het onderzoek van [Naam onderzoeksbureau].

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De deskundige heeft geconstateerd dat de vloer in de winter redelijk goed blijft. In de winter is het in de woning te droog. Bij de verpakking van de vloerdelen zat een gebruiksaanwijzing. Daarin staat ook dat een vocht isolerende folie moet worden aangebracht.

Deskundigenrapport

De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voorzover thans van belang, het volgende vastgesteld.

Aanwezigheid klachten

‘De klacht bestaat eruit dat de consument mij aangeeft dat de vloer in de winter –als de cv aan is- én in de zomer omhoog komt. Consument geeft tevens aan dat de vloer gedurende de maanden dat de vloer omhoog komt, beweegt bij het belopen.

Tijdens mijn bezoek constateer ik dat de houten delen op relatief veel plaatsen niet geheel vlak zijn. Als ze niet vlak zijn, vertonen ze een lichte bolle schoteling. ‘Schotelen’ is vakjargon voor het krom staan van de planken over de breedte van het deel. Dit is voornamelijk zichtbaar doordat de afdeklatjes niet goed meer aansluiten op de vloer. Veel afdeklatjes liggen overigens los.

Visueel is de omvang van de klacht naar uw oordeel als volgt te betitelen: gering (tijdens mijn bezoek).

Technisch oordeel
 
Wat zijn uw bevindingen en technisch oordeel over de oorzaak van de klacht:

Het betreft hier een gelaagd vloersysteem, waarbij de verschillende lagen een andere uitzettingscoëf-ficiënt hebben. Dit wil zeggen dat bij veranderingen in de klimatologische omstandigheden de ene laag meer of minder uitzet (of krimpt) dan de andere.
Omdat het systeem is opgebouwd uit relatief dunne lagen zal de verschillende uitzetting resulteren in het schotelen (hol of bol) gaan staan van de delen. Bij vloeren in deze prijsklasse gebeurt dat relatief snel en dit kan niet als gebrek worden aangemerkt, zolang dit normaal gebruik van de vloer niet in de weg staat.

Nu de consument aangeeft dat de vloer in de winter én de zomer beweegt bij het belopen kan aange-nomen worden dat de schoteling dermate ernstig is dat er naast overlast ook schade aan de klikver-binding is en/of zal ontstaan.

Onderscheid dient gemaakt te worden tussen het opstaan van de vloer in de wintermaanden en het opstaan van de vloerdelen in de zomermaanden.

Opstaan van de vloer in de Winterperiode:
 

Het opstaan van de vloerdelen in de wintermaanden moet gezocht worden in de lage relatieve lucht-vochtigheid. Consument geeft aan structureel (ook in de winter) bovenlichtjes en ventilatieroosters open te hebben staan. In de woning is verder een mechanische ventilatie aanwezig die altijd in de laagste stand aan staat. Deze manier van ventileren –in combinatie met verwarming- zorgt ervoor dat in de wintermaanden de lucht in de woning zeer droog wordt. Ook als de centrale verwarming nauwelijks wordt gebruikt, dan zorgt de warmte van de benedenburen (warmte stijgt immers op) ervoor dat de constructievloer onder het parket opgewarmd wordt. De combinatie ventilatie/verwarming zorgt voor een zeer lage relatieve luchtvochtigheid in de woning, waardoor de eiken toplaag het eerst en het meest krimpt. Binnen dit gelaagde systeem zorgt dit ervoor dat het deel hol krom gaat staan. Dit vertaalt zich aan de oppervlakte door het opstaan van de naden van de delen. De afdeklatjes die dwars over de vloer liggen, dragen dan nog slechts op de toppen van de naden en komen midden boven de delen vrij te hangen van de vloer. Ernstiger is de ruimte die onder het parket ter plaatse van deze opstaande naden ontstaat. Bij het belopen gaat de vloer hier ernstig door bewegen. De naad waar men op gaat staan, wordt immers omlaag gedrukt en de andere zijde van dit deel gaat daarmee omhoog en tilt het aangrenzende deel op enz.

Omdat ik de vloer heb bezocht in een seizoen, waarbij de luchtvochtigheid van nature goed is, zie ik deze holle schoteling dan ook niet terug in de vloer. Ook heb ik de lage relatieve luchtvochtigheid niet geconstateerd. Ik mag slechts aannemen dat deze te laag is geweest, maar kan niet zeggen hoe laag en wat precies de vervorming van het parket is geweest. Om een beeld te krijgen van de kwaliteit van het product is door mij een deel meegenomen waarvan een monster in een klimaatkamer is geplaatst. Het monster betrof een strip over de volle breedte van het parket met een lengte van 5 cm. Het betreft slechts een smalle strip, omdat acclimatiseringtijden anders te lang worden. In de klimaatkamer is de relatieve luchtvochtigheid teruggebracht tot 42%. Het monster heeft daar enkele dagen gelegen, waarbij dagelijks het gewicht is gemeten. Op het moment dat de gewichtsafname onder de 0,1% lag (zo wordt ook bij laminaat bepaald of voldoende is geacclimatiseerd) is de vlakheid beoordeeld. Ik constateerde dat het monster voor de proef in de klimaatkamer licht bol stond en na de test nog steeds een bolling vertoonde. Deze bolling was slechts 0,1 mm afgenomen naar 0,5 mm. Deze vervorming is zo beperkt, dat het product voldoende stabiel is. In de eerste plaats blijft het monster bij een relatieve luchtvochtigheid van 42% nog steeds voldoende vlak. Ook blijft de vervorming die na de wijziging van de vochtpercentages is opgetreden  zeer beperkt, waarbij geconcludeerd kan worden dat het product voldoende stabiel is.
 
Gebruikelijk in de vloerenbranche is het advies naar gebruikers van vloeren om de relatieve luchtvoch-tigheid tussen de 50% en de 65% te houden. Dit is mogelijk door toepassing van luchtbevochtigers, en ventilatie te beperken. Consument heeft mij aangegeven geen vorm van luchtbevochtiging toe te passen. In de onderhoud en montage instructies die in het dossier gevoegd zijn staat in de paragraaf “opslag” dat de relatieve luchtvochtigheid tussen de 40% en de 65% moet blijven. Dit betreft echter nadrukkelijk opslag, waardoor ik deze percentages niet vanzelf ook van toepassing kan verklaren voor de gebruiksperiode van de vloer.

Opstaan van de vloer in de zomerperiode:

In de zomerperiode is de relatieve luchtvochtigheid in tegenstelling tot de winterperiode juist heel hoog. Gevolg is dat het hout vocht op gaat nemen en daarmee uit gaat zetten. Zeer hoge relatieve luchtvochtigheden betekenen binnen het huidige systeem onder andere dat de delen ook nu gaan schotelen. In tegenstelling tot de wintermaanden zal het deel nu niet hol gaan staan maar bol. Dit natuurlijk, omdat het eiken nu meer uitzet dan de stabielere HDF drager.
Deze kromming in de delen is technisch gezien minder erg, omdat de delen zelf langs de randen op de ondergrond blijven liggen, waardoor veel minder snel overmatige beweging in de klikverbinding ontstaat. Echter ook de in onderhavig systeem meest stabiele laag –de HDF drager- zet uit als het vocht opneemt. Dit betekent dat het vloervlak in zijn geheel breder zal worden in de vochtige zomermaanden. Heeft de vloer niet voldoende werkruimte dan zullen de delen tegen elkaar opgedrukt worden. Ook in deze situatie lijkt het of de randen van de planken op komen te staan, maar het beeld zal wat minder regelmatig zijn.

Om te controleren of dit in de zomermaanden de oorzaak kan zijn voor de opstaande naden en of bollingen, heb ik de werkruimte gecontroleerd. Tijdens deze controle blijkt dat de werkruimte structureel te beperkt is. Foto 1 is de situatie bij de voordeur. Bij de badkamer (foto 2) dezelfde situatie.
Op veel meer cruciale plaatsen ligt de vloer slechts enkele millimeters van de opgaande bouwdelen. Ook zie ik regelmatig draden in de werkruimte tussen de muur en de vloer (foto 3 en 4), waardoor de werkruimte wordt beperkt tot nagenoeg niets. Het is in deze situatie aannemelijk dat de vloer -als de relatieve luchtvochtigheid gaat stijgen- wederom onder spanning komt te liggen en omhoog gaat staan.

De fabrikant zegt dan ook in het dossier ingevoegde onderhoud- en montageadvies onder andere onder punt B4 en 5 dat de werkruimte ten minste 15 mm rondom moet zijn. Deze werkruimte is tijdens mijn inspectie zeker niet aanwezig. Bovendien kan uit de aanwezige afdeklatjes opgemaakt worden dat de werkruimte ook nooit overal 15 mm is geweest. Foto 5 laat bijvoorbeeld goed zien dat de vloer  –getuige de nog aanwezige witte tape- nooit 15 mm van het kozijn vandaan heeft gelegen.

Verder valt op in de onderhoud en montage adviezen, dat onder het kopje “onderhoud” staat: ‘om bol staan van de vloer te voorkomen, dient u de zwelruimte regelmatig te controleren’. De haalbaarheid van deze opmerking is discutabel, de werkruimte wordt immers aan het zicht onttrokken door de randafwerking. Wel wordt hier wederom nadrukkelijk de aandacht gevestigd op het belang van de werkruimte. Het aanbrengen van onvoldoende werkruimte mag dan ook zeker aangemerkt worden als applicatiefout.
 
Het bol staan in de zomermaanden is primair veroorzaakt door het onvoldoende aanhouden en vrij-houden van de werkruimte.

Herstel

Is herstel technisch mogelijk: nee

Ik heb nee aangevinkt, omdat door de krachten die in de klikverbinding zijn gekomen deze mogelijk is beschadigd. De verbinding verzwakt al snel, waardoor naden in de vloer kunnen ontstaan. Omdat de hele vloer ernstig klem heeft gelegen, moet ik aangeven dat herstel niet meer mogelijk is.
Deze stelling geeft echter wel een vertekend beeld. De vloer ligt er nog acceptabel bij. Ik ben dan ook van mening dat de vloer nog goed gebruikt kan worden. Wel zijn een aantal aanpassingen nodig.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie heeft kennis genomen van het rapport en de bevindingen van de deskundige, neemt deze over en maakt deze tot de hare.
Uit het rapport van de deskundige blijkt dat de werking van de vloerdelen tweeledig is: in de winter trekt de vloer hol, in de zomer bollen de vloerdelen. Beide effecten worden veroorzaakt door het klimaat in de woning van de consument. Met betrekking tot de te handhaven relatieve vochtigheid in de woning overweegt de commissie dat onbestreden is dat in de montage instructie van de vloer staat dat een relatieve vochtigheid van 40% tot 65% moet worden aangehouden. Uit het rapport van de deskundige volgt voorts dat de wijze waarop de consument de woning in de winter ventileert en verwarmt zodanig is dat de in de wintermaanden de lucht in de woning zeer droog wordt. Daardoor krimpt de eikentoplaag het eerst en trekken de vloerdelen hol. Uit het rapport van de deskundige volgt voorts dat uit de proefopstelling in de klimaatkamer is gebleken dat bij een relatieve vochtigheid van 42% het van de vloerdelen genoemde monster een zeer beperkte vervorming vertoonde en nog steeds voldoende vlak bleef. Op grond van de bevindingen van de deskundige komt de commissie tot het oordeel dat het holtrekken van de vloerdelen in de winter niet wordt veroorzaakt door een tekortkoming in de vloerdelen, doch wordt veroorzaakt door het ventilatiegedrag van de consument.
Met betrekking tot de vloer in de zomerperiode overweegt de commissie dat uit het deskundigenrapport volgt dat het bol staan van de vloerdelen primair veroorzaakt wordt door het onvoldoende aanhouden en vrijhouden van de werkruimte die de vloerdelen nodig hebben. De deskundige spreekt in dit verband van een applicatiefout. Nu vaststaat dat vloerdelen niet gelegd zijn onder verantwoordelijkheid van de ondernemer, draagt de consument voor de gevolgen van het niet of onvoldoende aanhouden van werkruimte het risico. De ondernemer is daarvoor derhalve niet aansprakelijk te houden.

Voor zover namens consument nog is gesteld dat zij onvoldoende door de ondernemer is voorgelicht, moet dit verweer worden verworpen nu de ondernemer ter zitting heeft aangevoerd dat een gebruiksaanwijzing bij de vloerdelen is meegeleverd, hetgeen de consument heeft bevestigd.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Doe-Het-Zelfbedrijven, op 20 juni 2014.