In het licht van de beschikbare informatie heeft het ambulancepersoneel juist gehandeld

De Geschillencommissie




Commissie: Ambulancezorg    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 151392/173344

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt is op zijn achterhoofd gevallen en daarna is de ambulance gekomen. De ambulance heeft hem niet naar het ziekenhuis gebracht. De cliënt nam bloedverdunners en een paar weken na de val is gebleken dat er gestold bloed in zijn hersenpan zit. De gezondheid van de cliënt is in die paar weken zeer verslechterd. Volgens de zorgaanbieder is er wel juist gehandeld. Na de val, bleek niet dat de cliënt op zijn achterhoofd is gevallen en er was geen blijk van verwardheid. De diagnose is ruim zeven weken daarna gesteld. De commissie oordeelt dat er inderdaad niet valt vast te stellen dat er sprake is van een val op het achterhoofd. De ambulancemedewerkers hebben in het licht van alle beschikbare informatie juist gehandeld. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

RAV Haaglanden – Ambulancezorg GGD Haaglanden, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ambulancezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2022 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De cliënt werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn zoon, [naam]. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam], operationeel hoofd en [naam], regiomanager.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van zorgverlening van de zorgaanbieder aan de cliënt op 15 mei 2021.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt is in de nacht van 15 mei 2021 bij het opstaan hard op zijn achterhoofd gevallen. De mantelzorger die aanwezig was hoorde de knal van de val en rende zijn kamer binnen. Bij binnenkomst lag de cliënt op de grond en wist niet meer waar hij was. De mantelzorger belde direct 112 en heel snel is het ambulanceteam gearriveerd. Het ambulanceteam heeft een grote fout gemaakt door de cliënt niet direct mee te nemen naar het ziekenhuis ter observatie en wellicht een scan van zijn hoofd te laten maken. Ze hebben nadat ze hem hadden nagekeken besloten om de cliënt terug naar zijn bed te sturen terwijl ze hadden moeten weten dat hij bloedverdunners (Ascal) gebruikt en dat in combinatie met zijn leeftijd van

81 jaar dit een groot risico was. Helaas is dit dan ook uitgekomen. De volgende ochtend werd de cliënt wakker met hoofdpijn en de dagen erna werd de hoofdpijn erger. De cliënt verloor kracht in zijn handen en benen en is een keer buiten gevallen, wat hem niet eerder was overkomen. Hij kon de trap naar de galerij niet meer op, omdat hij geen kracht in zijn benen had. Na een aantal weken is via de huisarts een afspraak bij de ouderengeneeskunde gemaakt. Daar is een aantal tests en een hersenscan gemaakt en dezelfde dag is cliënt nog met spoed naar het ziekenhuis gegaan. Bij de SEH is een scan gemaakt waarop te zien was dat zijn hersenpan vol zat met gestold bloed.

De cliënt kon niet direct geopereerd worden en moest vijf dagen stoppen met het innemen van Ascal. In die vijf dagen ging het iedere dag een stuk slechter en de laatste drie dagen kon hij niet meer op zijn eigen benen staan en kon hij zijn handen niet optillen. Na de operatie is hij helaas nooit meer de oude geworden en is hij beperkt in zijn vrijheid die hij vóór de val had. De zoon van de cliënt heeft bij de zorgaanbieder de klacht hierover ingediend en na onderzoek heeft de zorgaanbieder aangegeven dat geen fouten zijn gemaakt behalve dat de huisarts niet op de hoogte is gebracht. Er is met geen enkel woord gerept over bloedverdunner, dit terwijl juist de bloedverdunners alle ellende hebben veroorzaakt. Als de cliënt die bewuste 15 mei 2021 mee was genomen naar het ziekenhuis dan was het nooit zover gekomen en was hij eerder geopereerd. Nu is er zoveel schade dat de cliënt en de familie alle vertrouwen in de zorg hebben verloren.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Het ambulanceteam heeft juist gehandeld op grond van de beschikbare informatie. Er is ter plaatse een medisch onderzoek (anamnese + lichamelijk onderzoek) uitgevoerd. Doordat er enkel oppervlakkig aangezichtsletsel is geconstateerd na de val, is gekozen voor het protocol voor aangezichtsletsel.

Uit het medisch dossier blijkt dat de ambulanceverpleegkundige heeft gezocht naar aanwijzingen voor hoofd-/hersenletsel, maar hiervoor werd geen aanwijzing gevonden. Omdat er tijdens het onderzoek door de ambulanceverpleegkundige geen aanwijzingen zijn gevonden voor trauma capitis, is het protocol voor hoofd-/hersenletsel, waar de invloed van bloedverdunners een rol in speelt, niet van toepassing geweest op de zorgverlening. In de klacht wordt vermeld dat de cliënt hard op zijn achterhoofd is gevallen en niet meer wist waar hij was. Hierover is in de eerdere klacht niet gesproken en dit komt ook niet overeen met de informatie waarover de zorgaanbieder beschikt. Uit het 112-gesprek komt enkel naar voren dat de cliënt is gevallen in de woning, met bloedneus en tand door de lip als gevolg. Er is hier niets vermeld over verwardheid of een val op het achterhoofd. Ook uit het medisch dossier blijkt niet dat de cliënt op het achterhoofd is gevallen of op enig moment verward is geweest. De cliënt heeft zelf duidelijk aan de ambulanceverpleegkundige kunnen vertellen wat er is gebeurd. In de klacht wordt ervan uitgegaan dat de bloeding in het hoofd van de cliënt is veroorzaakt door de val van cliënt in de nacht van 15 mei 2021. Doordat de diagnosestelling ruim zeven weken later heeft plaatsgevonden, is het niet mogelijk om vast te stellen dat er door de ambulanceverpleegkundige een trauma capitis is gemist. Uiteraard is het mogelijk dat de bloeding wel als gevolg van deze val is ontstaan, maar op basis van de bevindingen is het onderzoek van de ambulanceverpleegkundige zorgvuldig en volledig geweest. De zorgaanbieder concludeert dan ook dat niet is vast komen te staan dat de schade van de cliënt door toedoen van het ambulanceteam is ontstaan dan wel is verergerd.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Het beoordelingskader
Op grond van hetgeen partijen over en weer hebben gesteld is de commissie van oordeel dat er tussen hen op 15 mei 2021 een overeenkomst betreffende het verlenen van ambulancezorg tot stand is gekomen. Deze overeenkomst is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de uitvoering van deze overeenkomst moet de zorgaanbieder – en ieder die hij heeft ingeschakeld bij de uitvoering van de voor hem uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, zoals in dit geval de desbetreffende ambulancemedewerkers, – de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem/hen rustende verantwoordelijkheid, die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW), die in dit geval (onder meer) is neergelegd in het Landelijk Protocol Ambulancezorg. Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Ter beoordeling van de commissie staat de vraag of de (ambulancemedewerkers van de) zorgaanbieder die zorgplicht (zijn) is nagekomen.

De beoordeling
De commissie heeft in de stukken en hetgeen op de hoorzitting naar voren is gebracht geen aanleiding gevonden om aan te nemen dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld. Dat de cliënt op het achterhoofd zou zijn gevallen, zoals door de vertegenwoordiger van de cliënt is gesteld, is niet met zekerheid vast te stellen. Doordat er geen beschadiging aan het achterhoofd door de ambulancemedewerkers is geconstateerd en ook anderszins geen aanwijzing was aangetroffen voor hoofd-/hersenletsel, hebben de ambulancemedewerkers juist gehandeld door het protocol van aangezichtsletsel te volgen. Zoals ook door de zorgaanbieder is gesteld, is het mogelijk dat de bloeding in het hoofd van de cliënt het gevolg is geweest van de val op 15 mei 2021, maar kan dit ook op een later moment zijn ontstaan. Op basis van de beschikbare informatie en de bevindingen ter plaatse is de commissie van oordeel dat het onderzoek van de ambulanceverpleegkundige zorgvuldig en volledig geweest. Er is geen sprake geweest van onzorgvuldig handelen.

De commissie is op grond van hetgeen zij hiervoor heeft overwogen van oordeel dat de klacht van cliënt ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

verklaart de klacht van de cliënt ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ambulancezorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer P. Haasbeek, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 22 augustus 2022.