Jaarrekening wordt aangepast na onjuiste verdeling door kostenverdeelsysteem

De Geschillencommissie




Commissie: Warmtelevering    Categorie: Overeenkomst    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 116437

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Volgens de consument worden er buitensporige kosten in rekening gebracht voor warmte. De ondernemer heeft bij de berekening geen rekening gehouden met externe factoren, zoals isolatie. De ondernemer verklaart dat de bewoners die weinig stoken een lage rekening krijgen en bewoners die wel stoken een hoge rekening krijgen. De commissie geeft uitleg omtrent de (on)redelijkheid van het kostenverdeelsysteem. In casu had de consument redelijkerwijs niet hoeven te verwachten dat deze kosten in rekening zouden worden gebracht.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft te hoge warmtekosten over de jaren 2015 en 2016, aldus de consument.

De consument heeft in juli 2016 en augustus 2017 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument huurt sedert 13 juli 2015 een appartement dat deel uitmaakt van een seniorencomplex hetgeen is voorzien van blokverwarming. In 2013 is de warmte kostenberekening gewijzigd van omslag per appartement naar een berekening op individuele basis aan de hand van in 2012 geplaatste elektronische kostenverdelers.

De ondernemer brengt buitensporig hoge warmtekosten in rekening. Terwijl hoofdzakelijk slechts 2 radiatoren in de woonkamer in gebruik zijn en sprake is van een klein 2 kamerappartement. De eindafrekening over 2015 was € 817,50 (43 GJ) en over 2016 € 1598,17 (98 GJ). In de correspondentie met de ondernemer erkent hij de hoge stookkosten in het complex. In oktober 2017 is er na uitlezing een afwijking (te hoge wattafgifte) bij één van de meters in de woonkamer geconstateerd. Vervolgens is de afrekening over 2016 door de ondernemer gecorrigeerd met een bedrag van € 19,95 in mijn voordeel. Dat staat in geen verhouding tot het mij in rekening gebrachte verbruik dat nog steeds buitenproportioneel hoog is. De buitenmuren van mijn hoekwoning zijn verder niet geïsoleerd, volgens de ondernemer is dat verwerkt in een lage huurprijs. Hoewel de ondernemer niet twijfelt aan de meters heeft de ondernemer de kostenverdeelmeters in mijn woning op 1 februari 2018 laten vervangen.

De ondernemer heeft ten onrechte nagelaten reductie-/correctiefactoren toe te passen in relatie tot het gebrek aan isolatie, de ligging (op een hoek) en de warmteafgifte van niet geïsoleerde stijgleidingen. De ondernemer geeft geen inzicht in de gehanteerde tarieven. Er bestaat gerede twijfel aan de werking van de warmtemeters. De plaatsing van de radiatoren voldoet niet aan de voorgeschreven afstanden tot de vloer en vensterbanken hetgeen uit een in opdracht van de ondernemer uitgevoerd onderzoek is gebleken. Dat werkt kostenverhogend. Uit coulance is ondernemer bereid om de vensterbanken aan te passen en die aanpassingen zijn op 26 februari 2018 uitgevoerd. Ondanks die aanpassingen en op basis van mijn eigen metingen zal ik opnieuw met een buitenproportioneel hoge eindafrekening worden geconfronteerd. De oorzaak moet louter gezocht worden in de systematiek van het meten en berekenen. Onlangs heeft de ondernemer laten weten het hele verwarmingssysteem te laten vervangen. Dat voornemen zal nog geen positieve uitwerking hebben op de afrekening over 2017.

Ter zitting is namens de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De verbruikskosten voor warmte zijn te hoog en niet realistisch. De warmte- en huurkosten zijn meer dan 50% van mijn inkomen. Er bestaat nog steeds onvoldoende inzicht in de gang van zaken rond de berekening en systematiek van het door de ondernemer gehanteerde kostenverdeelsysteem. De verschillen in gebruik in het complex zijn veel te groot. Er had rekening moeten worden gehouden met reductiefactoren. De consument wil een redelijke en billijke vergoeding betalen voor genoten warmte; de bedragen en hoeveelheden die hem in rekening zijn gebracht zijn dat niet. Over 2015 is sprake van 43 GJ verbruik, en over 2016 98 GJ. Dat klopt niet, het is teveel en onredelijk. Ik woon op de begane grond in een hoekwoning van 74 vierkante meter. De metertjes in mijn woonkamer deugen niet, dat heb ik ook aangetoond. Uit onderzoek is gebleken dat die metertjes te snel lopen. Ook is mijn energielabel ineens aangepast van E naar C; dat slaat nergens op.

De consument verlangt een onafhankelijk onderzoek naar de betrouwbaarheid van de warmtekostenverdelers, een herberekening van zijn warmtekosten over de afgelopen jaren die in overeenstemming is met inzichtelijke gegevens en voldoet aan de realiteit en bedoeling van de warmtewet, waarbij toepassing wordt gegeven aan reductiefactoren en tenslotte een financiële compensatie voor de onjuiste plaatsing van de radiatoren in de woonkamer.

Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Dit is een langlopende kwestie tussen partijen. De visies van partijen blijven fundamenteel anders zodat ook door de ondernemer gevraagd is de kwestie aan een onafhankelijke derde partij voor te leggen. Sinds de invoering van de warmtewet is er op het complex het nodige te doen geweest over de individuele warmteafrekeningen. Voorheen werden de warmtekosten op basis van de vierkante meters woonoppervlakte gelijkelijk verdeeld over alle bewoners/gebruikers. Na invoering van de warmtewet is er onderscheid gemaakt tussen de twee ketelhuizen op het complex en wordt er afgerekend op basis van de warmtekostenverdelers. In de afgelopen jaren hebben wij aan diverse deskundigen gevraagd wat de oorzaak van de hoge kosten van warmte bij de consument was. Geen van die partijen heeft ons geadviseerd om de rekeningen aan te passen.

De verwarmingsinstallatie is nog van het 1 pijpsysteem hetgeen niet optimaal is voor een individuele afrekening in verband met grote leidingverliezen, zowel in de openbare ruimtes als in de woningen. De huidige situatie is energetisch niet optimaal maar dat is geen reden om korting toe te passen op individuele afrekeningen. Een slechter energielabel wordt gecompenseerd in de woningwaardering en dus in een lagere huur. Het is wel een reden om de verwarmingsinstallatie om te bouwen en te gaan werken met 1 GJ meter in plaats van kostenverdelers. In het complex is het verbruik in GJ per woning erg hoog; circa 45 GJ in plaats van 23 GJ bij overige woningen van de ondernemer. De GJ’s worden gelukkig efficiënt opgewekt: de gemiddelde kosten per woning zijn redelijk, € 782 per jaar (tegen gemiddeld € 640 bij overige woningen van de ondernemer). De individuele verschillen zijn echter groot, van € 308 per jaar tot € 2636 per jaar. Van de 225 woningen zijn 55 bewoners die minder dan € 500 aan kosten en 51 bewoners betalen meer dan € 1000. Het goede zuinige gedrag wordt beloond (als je aan de warmte van de pijpen voldoende hebt kun je de kosten laag houden) en als je een hoge warmte behoefte hebt of inefficiënt stookt dan krijg je een hoge rekening.

Bezwaar tegen individuele afrekeningen kan niet gebaseerd worden op een slechte energetische prestatie van het gebouw. De warmtemeters zijn warmtekostenverdelers en er bestaat geen aanleiding aan de juistheid van de metingen te twijfelen. De consument heeft de originele open vensterbank vervangen door een gesloten vensterbank hetgeen een nadelig effect heeft op het vermogen van de radiator om warmte af te geven. De consument heeft de vensterbanken overgenomen van de vorige huurder. Wij hebben de huurders waar de vensterbank dicht is gemaakt aangeboden om de originele vensterbanken weer terug te brengen of de gesloten vensterbank open te maken. De genoemde argumenten (gebrekkige isolatie van stijgleidingen en gebrekkige isolatie van het gebouw) gelden voor alle woningen in het complex. De ligging van de woning op de hoek van het gebouw is ook geen argument voor korting/reductie omdat de kopgevel voldoende is geïsoleerd. Wij hanteren kostendekkende tarieven en maken geen winst op warmtelevering. Onze tarieven worden gepubliceerd op onze website en wij houden ons aan de maximum tarieven zoals voorgeschreven door de ACM.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Wij hebben ons voor wat betreft de kostenverdeelsystematiek laten adviseren door de heer Koedam van Aedes en sedert 2015 is het vastrecht ook verdubbeld. Een deel van de kosten kunnen zo worden weggeschreven op het vastrecht. Daarnaast hebben wij een vrij lage GJ prijs. Er is op het complex een zeer groot leidingverlies en ook sprake van zeer grote verschillen in verbruik. Er is sprake van een dermate groot leidingverlies dat je niet alles op de “tikken”/warmtekostenverdelers kunt zetten. Een verdeling van 50% vast en 50% variabel zou wellicht beter kunnen zijn en kunnen wij ons ook wel voorstellen. Daar zijn wij echter met de huurdersvereniging niet uitgekomen. Wij hebben zoveel mogelijk conform de warmtewet gehandeld. Binnen die wet hebben wij gezocht naar mogelijkheden om zoveel mogelijk recht te doen aan het forse leidingverlies. Met een lage GJ prijs en een hoog bedrag aan vast recht. De compensatie zit ook in het lage GJ tarief en lage huur. Wij berekenen niet meer dan de werkelijke kosten. De grootverbruiker aan warmte betaalt inderdaad een stuk meer. Wij zijn ook bezig om een nieuw verwarmingssysteem te laten plaatsen. Het hoge verbruik zit overal in het complex, daarom maken wij ook geen gebruik van reductiefactoren, dat hebben wij ook nooit gedaan. De warmtemetertjes zijn in orde, dat is ook onderzocht. Het gaat om goedgekeurde meters. Qua index valt de woning in energielabel C.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Het gaat is deze zaak om het door de consument betwiste (hoge) verbruik van warmte over 2015 (43 GJ) en 2016 (98 GJ). Met de invoering van de Warmtewet per 1 januari 2014 is in artikel 8a van de Warmtewet bepaald dat de door de ondernemer gehanteerde kostenverdeelsystematiek een zo’n nauwkeurig mogelijke benadering dient te zijn van het verbruik door de individuele verbruiker. In de brief van de Minister van Economische Zaken van 7 juli 2014 is daarover opgenomen dat bij een kostenverdeelsystematiek (bij afwezigheid van een individuele warmtemeter zoals in het complex waar de consument woont) van een zo nauwkeurig mogelijke benadering van het werkelijke aandeel van het verbruik van de verbruiker/consument dient te worden uitgegaan, voor zover dat technisch dan wel financieel mogelijk is. Met het oog op een transparante en accurate berekening van het individuele verbruik kunnen zogenaamde correctiefactoren (reductiefactoren) worden gebruikt. Vaststaat dat er in de woning van de consument geen individuele warmtemeter (GJ) aanwezig is en dat een warmteverdeelsysteem met zogenaamde eenheden op radiatoren wordt gehanteerd. Dat is echter een verhoudingssysteem; de gemeten eenheden geven niet het exacte warmteverbruik in GJ aan, maar zijn een benadering daarvan en alleen geschikt als rekenmaat om het totale in GJ gemeten
warmteverbruik van het gebouw/complex in een redelijke verhouding over de woningen te verdelen.
Bij de berekende en geregistreerde waarden is nog geen rekening gehouden met de grootte c.q.
capaciteit van de radiator zodat vervolgens ter zake de geregistreerde waarden een correctiefactor
wordt gebruikt die gebaseerd is op de verwarmingscapaciteit van de desbetreffende radiator(en).
Uit de afrekening 2016 blijkt dat er alleen een bedrag aan vaste kosten wordt gehanteerd van zo’n
€ 300,– en voor het overige (variabel) gebruik van de consument van zo’n € 1.300,–. Als dat tegen elkaar wordt afgezet (vast versus variabel) is de verhouding vast minder dan 30% en variabel meer dan 70%. Hoe een en ander is verdisconteerd/gecompenseerd in de (lage) GJ prijs zoals de ondernemer ter zitting naar voren heeft gebracht is de commissie niet duidelijk geworden. Wat er verder al van zij, duidelijk is dat veruit het merendeel van het door de ondernemer vastgestelde verbruik variabel is, hetgeen betekent dat voor het variabele deel per woning het warmteverbruik wordt geregistreerd met eenheden en dat het gemeten warmteverbruik van het totale gebouw (in GJ) daarover wordt verdeeld. Leidingverlies wordt in dat geval dan ook in die mate doorberekend. Zoals de ondernemer ter zitting heeft aangegeven zijn de verschillen in warmteverbruik tussen de woningen in het complex zeer aanzienlijk. Eén en ander heeft tot gevolg dat bewoners die meer warmte verbruiken daardoor ook een hogere energierekening zullen krijgen dan daarvoor (toen de ondernemer nog een warmtekostenverdeling hanteerde op basis van vierkante meters woonoppervlakte en die gelijkelijk werden verdeeld over alle bewoners/gebruikers).
De vraag die voorligt is of de consument gehouden is om het aan hem door de ondernemer toegerekende verbruik over 2015 en 2016 van respectievelijk 43 GJ en 98 GJ (op basis van de hiervoor beschreven kostenverdeelsystematiek met een beperkt bedrag vast en de rest variabel) te voldoen.

De commissie meent dat dat niet het geval is over 2016. Het verbruik is circa ruim tweemaal (over 2016) zoveel als het gemiddelde verbruik in het complex (circa 45 GJ per jaar zoals de ondernemer heeft gesteld) en dat acht de commissie een te hoog warmteverbruik. Zeker als in acht wordt genomen dat het om een klein 2 kamerappartement gaat van 74 vierkante meter en omgerekend om meer dan 3000 kubieke meter gas gaat.

De commissie acht het onwaarschijnlijk dat dat verbruik daadwerkelijk door de consument in 2016 zou zijn gerealiseerd. Ook de ondernemer heeft erkend dat het verbruik van de consument hoog was/is. Nog daargelaten of de registratie van de eenheden en/of de werking van de radiatoren al die tijd juist is geweest, acht de commissie het aan de consument toegerekende verbruik conform de door de ondernemer gehanteerde kostenverdeelsystematiek onredelijk; die kostenverdeelsystematiek leidt in het onderhavige geval tot een (zeer) onevenwichtige verdeling van de warmtekosten tussen de bewoners/gebruikers zoals ook blijkt uit de extreme verschillen in gebruik zoals de ondernemer ook naar voren heeft gebracht. Opvallend is verder dat in feite het aantal geregistreerde eenheden in de afgelopen jaren is gedaald, maar dat het totale warmteverbruik van het gebouw daarmee niet correspondeert (het totale warmteverbruik daalt veel minder) waardoor het aantal GJ per geregistreerde eenheid is gestegen. Dat duidt op warmteverlies/verbruik buiten de eenheden om. Dat leidt ertoe dat warmteverbruik (dat buiten de eenheden omgaat) steeds meer en zwaarder wordt toegerekend aan bewoners die de radiatoren (nog wel) openzetten, zoals de consument. Een warmtekostenverdeling van (veel) meer variabel kan nog wel redelijk werken als de verschillen tussen de woningen in geregistreerde eenheden niet groot zijn; de gemeenschappelijke warmteverliezen worden dan immers redelijk gelijk over de bewoners verdeeld.

Evenwel doet die veeleer variabele kostenverdeelsystematiek in de situatie van deze consument in de
visie van de commissie geen recht aan de werkelijke situatie. Naast het verschil in gebruikersgedrag
(instelling radiatoren) en de ligging van de woning (eventueel correctie /reductiefactoren) zouden meer in het bijzonder de warmteafgifte (leidingverlies) van de gemeenschappelijke leidingen (stijgleidingen en verdeelleidingen) met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de oorzaak (kunnen) zijn voor de zeer grote verschillen in verbruik tussen de woningen/bewoners in het complex van de consument. Volgens de commissie heeft het er alle schijn van dat het in rekening brengen van een groter deel vast en een minder deel variabel zoals voorheen het geval was, veel beter en meer in overeenstemming zijn met de werkelijke situatie. Een betere vaste/variabele verdeling (zoals voor 2013 van 50% vast en 50% variabel) zou met zich meebrengen dat de onderlinge verschillen in warmteverbruik beduidend kleiner en reëler zouden zijn en ertoe leiden dat (extreem) onrealistische warmteverbruiken (van meer dan 100 GJ) nauwelijks meer voorkomen en dat alle woningen/bewoners een minimaal warmteverbruik hebben en allemaal ook bijdragen aan het gemeenschappelijke warmteverbruik en warmteverlies. In het complex is sprake van een onevenredig hoog warmteverlies (zoals bevestigd door de ondernemer) en daardoor ook van onevenredige toerekening van gemeten verbruik aan bewoners die zoals de consument de radiotoren nog openzetten.

Al met al is de commissie van oordeel dat over 2016 sprake is geweest van een dermate hoog warmteverbruik dat de consument dat volgens de commissie in redelijkheid gelet op de omstandigheden van het geval niet kan hebben verbruikt. De commissie zal dan ook bepalen dat het warmteverbruik van de consument over 2016 moet worden gesteld op het gemiddelde jaarverbruik per woning in het complex (van circa 45 GJ per jaar zoals door de ondernemer is gesteld). De commissie is dus van oordeel dat de ondernemer het jaarverbruik van de consument over 2016 naar redelijkheid en billijkheid en overeenkomstig de toetsingsmaatstaf van de commissie dient vast te stellen op het gemiddeld jaarverbruik in het complex. Toepassing van extra reductiefactoren en de kwestie van de plaatsing van radiatoren ten opzichte van de vensterbank acht de commissie voldoende verdisconteerd in de beslissing van de commissie om het verbruik van de consument over 2016 vast te stellen op het gemiddelde verbruik in het complex. Dat de warmtemeters verder niet zouden deugen is volgens de commissie niet vast komen te staan; het gaat namelijk om de onjuiste kostenverdeelsystematiek die leidt tot onjuiste en onrealistisch hoge verbruiken zoals de consument zelf ook al heeft aangegeven. De andere door de consument genoemde factoren zijn van volstrekt ondergeschikt belang en zijn niet de (hoofd)oorzaak van de problematiek van de te hoge warmtekosten in het complex. De eindafrekening over 2015 laat de commissie in stand omdat die past/valt binnen het gemiddelde verbruik in het complex van ongeveer 45 GJ per jaar. Hoewel het verbruik hoog is te noemen voor een half jaar verbruik leidt dat volgens de commissie niet tot een aperte onredelijkheid ten opzichte van de consument.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument grotendeels gegrond is, zodat de ondernemer eveneens gehouden is om het door de consument betaalde klachtengeld te vergoeden.

Beslissing
De commissie bepaalt dat de ondernemer de jaarafrekening aan de consument over 2016 zal dienen te herzien, aldus dat daarbij in rekening wordt gebracht het gemiddelde jaarverbruik over 2016 (per woning) in het complex.

De ondernemer dient binnen vier weken na de verzenddatum van deze beslissing de gecorrigeerde jaarafrekeningen aan de consument te versturen.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 27,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Het door de consument meer of anders verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering, bestaande uit mr. J. Visser, voorzitter, E.J.C. van Lier en mr. P.C. Hoogeveen- de klerk, leden, op 28 juni 2018.