Kaakchirurg had beter moeten communiceren met cliënt en zijn tandarts

De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 81764/112909

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt is door zijn tandarts doorverwezen naar de kaakchirurg voor een wortelpuntbehandeling. Volgens de cliënt heeft de kaakchirurg niet goed genoeg onderzoek gedaan en de kies onnodig en op verkeerde wijze verwijderd. Bovendien is de cliënt zo overdonderd door de kaakchirurg dat hij onvoldoende tijd heeft gehad om de ingreep te kunnen overwegen. De cliënt eist een schadevergoeding. De zorgaanbieder stelt dat het verwijderen van de kies nodig was omdat uit onderzoek en een röntgenfoto bleek dat er te veel botverlies was. Ook is de ingreep duidelijk besproken met de cliënt. Volgens de zorgaanbieder is de ingreep op de juiste wijze en zorgvuldig uitgevoerd. De commissie oordeelt dat de chirurg beter met de tandarts en de cliënt had moeten communiceren over waarom hij van de verwijsvraag van de tandarts is afgeweken en de kies heeft verwijderd. Ook had hij op basis van deze verwijsvraag beter moeten onderzoeken of de kies te redden was. Wel is het aannemelijk dat de ingreep op de juiste wijze is uitgevoerd. De klacht is ten dele gegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [woonplaats]

en

Spijkenisse Medisch Centrum B.V., gevestigd te Middelharnis
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2021 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting is cliënt, en zijn namens de zorgaanbieder [naam], jurist, en [naam], kaakchirurg, verschenen.

Onderwerp van het geschil
Cliënt stelt dat kaakchirurg [naam] zonder overleg en informed consent een kies heeft getrokken bij cliënt (A) en dat die kies (nog) niet getrokken had hoeven worden (B).

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënt is door zijn tandarts verwezen naar een kaakchirurg voor een apexresectie (wortelpuntbehandeling) van een kies (element 26). Cliënt is op 24 december 2018 behandeld door [naam kaakchirurg]. Volgens cliënt heeft de kaakchirurg een foto gemaakt, een verdoving aangebracht en de kies getrokken. Volgens de kaakchirurg was er sprake van ‘compleet botverlies tot voorbij het nivo apex’ maar was dit volgens de tandarts van cliënt nog niet het geval. Volgens cliënt is er in tegenstelling tot wat de kaakchirurg stelt geen lichamelijk onderzoek uitgevoerd (er is niet in zijn mond gekeken) en heeft er voorafgaande aan de extractie geen flap-operatie (het tandvlees wordt los gemaakt en opzij geschoven om ontstoken weefsel weg te halen) plaatsgevonden. Volgens cliënt moet na een flap-operatie de snee worden gehecht en is er in zijn geval niet gehecht, hetgeen volgens cliënt bewijst dat er geen flap-operatie is uitgevoerd. Volgens cliënt is zijn tandarts, ook nadat cliënt zich na het trekken van de kies weer bij zijn tandarts heeft gemeld, bij zijn standpunt gebleven dat er geen reden was om de kies als verloren te beschouwen. Volgens de tandarts was er sprake van beduidend minder botverlies dan dat de kaakchirurg stelt.

Cliënt heeft ter zitting verklaard dat de kaakchirurg hem heeft medegedeeld dat de kies moest worden getrokken en dat cliënt daarvan zo overdonderd was, dat hij is meegelopen naar de behandelkamer alwaar de extractie heeft plaatsgevonden.

Cliënt heeft verzocht om toekenning van materiële schadevergoeding ad € 1.618,88 voor de kosten van de herstelwerkzaamheden die door de tandarts van cliënt na het trekken van de kies moesten worden gemaakt. Daarnaast heeft cliënt om toekenning van immateriële schadevergoeding van € 1.250,– verzocht voor onherstelbare beschadiging van zijn gebit, eetproblemen en pijn.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Volgens de zorgaanbieder heeft de kaakchirurg op basis van lichamelijk onderzoek en een röntgenfoto geconcludeerd dat een apexresectie wegens te veel botverlies niet meer mogelijk was en dat de kies moest worden getrokken. Volgens de zorgaanbieder heeft de kaakchirurg dit voorgesteld beleid met cliënt besproken en is na een verkregen informed consent van cliënt de kies getrokken.

Kaakchirurg [naam] heeft ter zitting verklaard dat hij cliënt uit de wachtkamer heeft meegenomen naar de spreekkamer. Er zijn toen foto’s gemaakt, de kaakchirurg heeft onderzoek gedaan in de mond van cliënt en vervolgens is besproken dat de vooruitzichten van de kies slecht waren. De kies was volgens de kaakchirurg reddeloos verloren. De kaakchirurg heeft verklaard dat hij met cliënt heeft overlegd of cliënt eerst opnieuw overleg met zijn tandarts wenste te hebben of dat hij de kies direct zou trekken. Volgens de kaakchirurg heeft cliënt voor het laatste gekozen. Cliënt is verdoofd, heeft opnieuw in de wachtkamer plaatsgenomen en vervolgens is de kies in de behandelkamer getrokken.
Volgens de kaakchirurg heeft er bij cliënt wel een flap-operatie plaatsgevonden, maar één waarbij er direct langs de tand wordt gesneden waardoor er een envelopje aan de buitenzijde van de kies ontstaat, welke snede niet hoeft te worden gehecht. Het creëren van het envelopje kan volgens de kaakchirurg in tien seconden. De kaakchirurg heeft verklaard dat er geen litteken ontstaat. Doordat een envelopje te creëren, kan er boven de kies worden gekeken. De kaakchirurg heeft verklaard dat te zien was dat het bot bijna verdwenen was.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.

Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen cliënt en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst met de cliënt.

De commissie is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat [naam kaakchirurg] zich er voldoende van heeft overtuigd dat cliënt duidelijk was waarom de extractie moest plaatsvinden. Hiervan had de kaakchirurg zich, onder andere omdat cliënt door zijn tandarts was doorverwezen met een andere behandelingsvraag dan extractie, moeten vergewissen. Daarnaast is de commissie van oordeel dat de kaakchirurg de tandarts van cliënt in zijn brief van 24 december 2018 onvoldoende heeft geïnformeerd over de reden waarom hij heeft besloten tot extractie in plaats van de apexresectie die de tandarts had voorgesteld.
Op grond hiervan acht de commissie klachtonderdeel A gegrond.

De commissie is van oordeel dat wel aannemelijk is gemaakt dat er in de mond van cliënt een onderzoek in de vorm van een ‘flap-operatie’ zoals door [naam kaakchirurg] is beschreven, heeft plaatsgevonden en dat op basis van dat onderzoek en de röntgenfoto’s slechts één conclusie kon worden getrokken, zijnde dat de kies verwijderd moest worden. De commissie acht klachtonderdeel B dan ook ongegrond.

Vordering tot schadevergoeding

De commissie overweegt dat voor een aanspraak op schadevergoeding ten minste is vereist dat de schuldenaar (de zorgaanbieder) in enig opzicht is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting en dat dit tekortschieten hem moet kunnen worden toegerekend. Ook moet er sprake zijn van voldoende causaal verband tussen de schade en de toerekenbare tekortkoming.

De commissie concludeert dat [naam kaakchirurg] in de communicatie met cliënt (en zijn tandarts) is tekortgeschoten en dat de kaakchirurg dit tekortschieten kan worden toegerekend. De door cliënt gestelde schade is echter het gevolg van het verwijderen van de kies en wat betreft die beslissing heeft de commissie geen tekortkomingen aangenomen. Dat leidt tot de conclusie dat het causaal verband tussen de gestelde schade en het handelen van de kaakchirurg ontbreekt. De vordering zal worden afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– acht klachtonderdeel A gegrond;
– acht klachtonderdeel B ongegrond;
– wijst de vordering af;
– bepaalt dat de zorgaanbieder, nu de klacht gedeeltelijk gegrond is, overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan cliënt dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
– bepaalt dat betaling van het klachtengeld binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies dient plaats te vinden.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. F.J.M. Disch, de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. C. Koppelman, secretaris, op 28 oktober 2021.