Klaagster niet-ontvankelijk: klachten zien op beleidsbeslissingen zorgaanbieder

De Geschillencommissie




Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 179997/187789

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De klachten van de klaagster betreffen de gedragingen van het bestuur van de zorgaanbieder en de rol van de cliëntenraad.

Naar het oordeel van de commissie is de klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht, omdat haar klachten zien op beleidsbeslissingen van de zorgaanbieder en niet op de zorgverlening jegens een cliënt.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats]

(hierna te noemen: klaagster)

en

Raphaëlstichting, gevestigd te Schoorl

(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Onderwerp van de klacht
De klacht betreft de gedraging van het bestuur met betrekking tot de informatievoorziening (onvolledig, onjuist en niet toegankelijk en niet te begrijpen voor de bewoners), de directe participatie (artikel 2 Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen) en indirecte participatie (cliëntenraad) en de weigering van de geschillencommissie van de zorgaanbieder om de twee personen op wie de klacht betrekking heeft (werkzaam binnen de Stichting) zonder redengeving op te roepen voor de hoorzitting terwijl de afwezigen de grootste verantwoordelijkheid dragen voor het gedrag waarop de klacht betrekking heeft.

Beoordeling van de ontvankelijkheid
De commissie dient eerst ambtshalve te beoordelen of klaagster in haar klacht kan worden ontvangen.

In de kern richt de klacht van klaagster, en van twee andere vertegenwoordigers van cliënten namens wie zij deze klacht mede heeft ingediend, zich tegen het Bestuur van de overkoepelende Stichting en het Bestuur van de locatie in verband met de beoogde overname van de ouderenzorg en van de gehandicaptenzorg door andere zorginstellingen en de werkwijze van de cliëntenraad. Daarnaast beklaagt klaagster zich over het feit dat de interne klachtencommissie niet bereid is geweest om zowel de directeur van de overkoepelende organisatie als de locatiedirecteur voor de hoorzitting naar aanleiding van haar klacht op te roepen. Zonder aanwezigheid van beide heren is een hoorzitting niet zinvol, aldus klaagster

Ingevolge artikel 15 van de Wet Kwaliteit, klachten en geschillen zorg (verder WKkgz) kan over een gedraging jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening schriftelijk een klacht worden ingediend door de cliënt, een nabestaande van de overleden cliënt dan wel een vertegenwoordiger van de cliënt.

Ingevolge artikel 19 van de WKkgz heeft de geschilleninstantie tot taak geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten.

Een uitwerking van deze geschillenregeling is neergelegd in het reglement van de commissie waarin in artikel 3, lid 2, is bepaald dat een geschil door een cliënt aan de commissie kan worden voorgelegd indien: a. is gehandeld in strijd met de interne klachtenregeling van de zorgaanbieder;

b. de klacht door de zorgaanbieder in onvoldoende mate is opgelost;

c. van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht over een hem betreffende gedraging van de zorgaanbieder in het kader van de zorgverlening bij de zorgaanbieder indient.

De commissie overweegt als volgt.

De commissie merkt in de eerste plaats op dat het niet mogelijk in één procedure klachten van meerdere personen in te dienen. De klacht moet zien op een gedraging voortvloeiend uit de zorgovereenkomst van één cliënt.

Gezien vorenstaande regelgeving kan uitsluitend een klacht worden ingediend bij de commissie die het tekortschieten van de zorgverlening door een zorgaanbieder aan een cliënt betreft. Klaagster heeft weliswaar een zorgovereenkomst van cliënt overgelegd waaruit blijkt dat zij bewindvoerder/mentor van hem is, maar op geen enkele wijze in haar klacht onderbouwd waaruit zou moeten blijken dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in de zorgverlening aan deze cliënt.

Uit de door klaagster overgelegde stukken maakt de commissie op dat de klacht ziet op een beleidsbeslissing van het bestuur inzake een beoogde overname van de zorg door twee andere zorgaanbieders, het functioneren van de cliëntenraad en op de beslissing van de interne geschillencommissie om niet beide bestuurders voor de hoorzitting op te roepen.

De commissie is niet bevoegd om te oordelen over de klachten met betrekking tot beleidsbeslissingen en het functioneren van een cliëntenraad. Voor klachten met betrekking tot de cliëntenraad is een aparte procedure in het leven geroepen bij de Landelijk Commissie van Vertrouwenslieden. Ook is de commissie niet bevoegd om te oordelen over de werkwijze van een interne klachtencommissie met betrekking tot het oproepen van partijen ter zitting.

Overigens voorziet ook het reglement van de commissie niet in de mogelijkheid om opdracht te geven aan een zorgaanbieder om ter zitting aanwezig te zijn. Ingevolge artikel 7 van het reglement hebben partijen het recht zich bij de behandeling van een geschil door derden te laten bijstaan of vertegenwoordigen. Er bestaat geen verplichting tot het bijwonen van een zitting.

Op grond van het voorgaande zal klaagster niet-ontvankelijk worden verklaard in haar klacht. Dit betekent dat de commissie niet meer toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil.

Er dient als volgt te worden beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klaagster niet ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw mr. N. Jacobs, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 16 december 2022.