Klaagster stelt onterecht dat zorgaanbieder zijn zorgplicht heeft geschonden

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 35948/53059

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De klaagster, echtgenote en mentor van de cliënt, klaagt dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in zijn zorgplicht. Het medisch dossier van de cliënt is gebaseerd op onjuiste en onvolledige gegevens, waardoor onjuiste diagnoses zijn gesteld en de cliënt niet zorgvuldig is behandeld. De zorgaanbieder betwist dat hij tekort is geschoten in zijn zorgplicht tegenover de cliënt. Het neuropsychologisch onderzoek is zorgvuldig en volgens de richtlijnen uitgevoerd. De zorgaanbieder is zorgvuldig te werk gegaan bij het in kaart brengen van de problematiek van de cliënt. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder de diagnostische onderzoeken weloverwogen en zorgvuldig heeft uitgevoerd. Het is niet gebleken dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld. De zorgaanbieder heeft de cliënt en de klaagster op zorgvuldige manier behandeld en begeleid. De klachten zijn ongegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Klaagster], wonende te [woonplaats], gevolmachtigd door haar echtgenoot, [naam echtgenoot] (hierna te noemen: de cliënt)
gemachtigde: [naam] [naam rechtsbijstandsverzekeraar]

en

Stichting Pro Persona Holding, gevestigd te Renkum
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
gemachtigde: [naam] (advocaat te [plaatsnaam])

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 8 april 2021 te Arnhem.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.

Klaagster werd daarbij bijgestaan door haar gemachtigde [naam].

De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam] (klinisch psycholoog) en [naam] (zorgmanager) en bijgestaan door [naam] (advocaat).

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft klachten over de diagnostiek en behandeling van de cliënt. Klaagster stelt dat het medisch dossier van de cliënt is gebaseerd op onjuiste en onvolledige gegevens als gevolg waarvan de cliënt niet naar behoren is behandeld. De zorgaanbieder is daarmee tekortgeschoten in zijn zorgplicht.

Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Sinds 1 juli 2018 werd de cliënt ambulant behandeld en begeleid door een instelling voor ouderenzorg van de zorgaanbieder na verwijzing door zijn huisarts vanwege neuropsychiatrische problemen in combinatie met somatische problematiek.

Door onkundige en onvoldoende gekwalificeerde medewerkers van de zorgaanbieder zijn onderzoeken uitgevoerd, waaronder een NPO (neuropsychologisch onderzoek). Er zijn onvoldoende medische gegevens opgevraagd bij eerdere behandelaars waardoor de complexiteit van de gesteldheid van de cliënt niet werd onderkend en herkend. Door de zorgaanbieder werd aangenomen dat de cliënt een CVA (beroerte) zou hebben gehad, maar onduidelijk is hoe tot die vaststelling werd gekomen. Ten gevolge van de onjuiste en vooringenomen standpunten die in het medisch dossier van de cliënt zijn opgenomen, werd de aanvraag voor een indicatie “wonen met zorg” door [naam zorgverzekeraar] (de zorgverzekeraar) afgewezen. Klaagster heeft de zorgaanbieder hiervan in kennis gesteld en om gesprekken en toelichting gevraagd. In die gesprekken voelde klaagster zich niet gehoord of gesteund en zelfs tegengewerkt in haar taak als mentor van de cliënt. Klaagster stond alleen in en voor de zorg van haar echtgenoot; passende hulp en ondersteuning ontbrak. Het onjuiste en onvolledige medische dossier blijft klaagster en de cliënt achtervolgen nu opvolgende behandelaars ernaar teruggrijpen.

Klaagster is in 2016 door de rechter tot mentor benoemd over haar echtgenoot. De rechter heeft klaagster geadviseerd een aanvraag tot onderbewindstelling in te dienen. Daarvoor diende de zorgaanbieder de handelingsonbekwaamheid van de cliënt te onderbouwen. Klaagster heeft daartoe een brief gestuurd aan de behandelaar van de cliënt maar daar nooit een reactie op ontvangen.
Per 25 februari 2019 is de cliënt wegens verhuizing doorverwezen naar een andere zorginstelling. De aldaar behandelend geriater heeft een MRI-onderzoek laten uitvoeren op grond waarvan de indicatie van de cliënt is aangepast. De cliënt staat nu op een wachtlijst voor wonen met 24-uurs zorg.
Samengevat stelt klaagster zich op het standpunt dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in zijn zorgplicht tegenover de cliënt en daarmee tevens tegenover klaagster.

Klaagster verlangt primair het verwijderen van het medisch dossier van de cliënt nu dat niet volledig is en gebaseerd is op onjuiste gegevens.
Subsidiair verlangt klaagster het ongeldig verklaren van het NPO. Na de opmerking van de voorzitter dat dit een verzoek betreft dat buiten de competentie van de commissie valt, heeft klaagster dit verzoek ter zitting gewijzigd in een erkenning dat het NPO dat bij de cliënt is afgenomen niet op de juiste gronden tot stand is gekomen aangezien het niet conform de richtlijnen is opgesteld.
Aanvullend verlangt klaagster informatie van de zorgaanbieder hoe hij tot de vaststelling is gekomen dat de cliënt een CVA zou hebben gehad.

Hoewel klaagster en haar echtgenoot emotionele en financiële schade hebben geleden door het handelen van de zorgaanbieder, wensen zij geen schadeclaim in te dienen. Klaagster hoopt dat het aanhangig maken van dit geschil zal leiden tot een verbetering van de door de zorgaanbieder te verlenen zorg aan anderen.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt is in juli 2018 bij een instelling voor ouderenzorg van de zorgaanbieder in behandeling gekomen na verwijzing door zijn huisarts. Na de intake is er een NPO uitgevoerd. Dit onderzoek is volgens de richtlijnen uitgevoerd onder supervisie van de ter zitting aanwezige klinisch psycholoog. Gelet op de verwijzing van de huisarts werd gedacht dat het NPO een slechter beeld van de cliënt zou laten zien, maar uit het NPO kwam naar voren dat er “slechts” lichte cognitieve stoornissen waren bij de cliënt. Het zorgvuldig opgemaakte beeld en uitgevoerde onderzoek was eenduidig. Na bespreking van het NPO met de cliënt en klaagster bleek dat er op dat moment geen concrete hulpvraag bestond bij de cliënt. Wel had de cliënt behoefte aan individuele gesprekken die nadien zijn gevoerd met één van de medewerkers van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder hecht eraan erop te wijzen dat het NPO een beeld geeft van de cognitieve functies van een cliënt op dat moment. De geldigheidsduur van een NPO is dan ook beperkt tot één à twee jaar.
Vanwege de verhuizing van de cliënt is hij per 25 februari 2019 voor ambulante behandeling doorverwezen naar een andere instelling van de zorgaanbieder.

De zorgaanbieder betwist dat hij tekort is geschoten in zijn zorgplicht tegenover de cliënt. De zorgaanbieder is juist uiterst zorgvuldig te werk gegaan bij het in kaart brengen van de problematiek van de cliënt aan de hand van de verwijsbrieven van de huisarts van de cliënt met daarin opgenomen zijn psychiatrische en somatische voorgeschiedenis en informatie op basis van uitgebreid eigen onderzoek.
Dat [naam zorgverzekeraar] geen indicatie voor wonen met zorg heeft afgegeven kan aan de zorgaanbieder niet verweten worden. De vereiste diagnose daarvoor ontbrak. De zorgaanbieder is niet betrokken geweest bij de [naam zorgverzekeraar]-aanvraag, maar heeft wel meegedacht over alternatieve mogelijkheden voor de cliënt.

De verzoeken van klaagster strekken vrijwel alle tot vernietiging van het medisch dossier van de cliënt. De zorgaanbieder heeft geen probleem met dat verzoek en heeft klaagster op voorhand alle medewerking toegezegd en verleend en klaagster het daartoe benodigde toestemmingsformulier gestuurd (op 19 maart 2020 en 29 april 2020). Klaagster heeft dat formulier echter niet geretourneerd. Met vernietiging van het medisch dossier worden alle onderdelen, derhalve eveneens het NPO, vernietigd. De zorgaanbieder is dan ook van mening dat de klacht van klaagster wat deze onderdelen betreft niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Dat de cliënt een CVA zou hebben gehad heeft de zorgaanbieder afgeleid uit de brief van de huisarts van de cliënt van 3 mei 2018 en de brief van de klinisch geriater van 9 januari 2015, waarin meerdere malen wordt gesproken over het CVA van de cliënt. Klaagster is met de inhoud van die brieven bekend.

De zorgaanbieder is niet bekend met een verzoek van klaagster tot medewerking aan de onderbewindstelling van de cliënt.

De klachten van klaagster zijn voor het overgrote deel al behandeld tijdens het klachtentraject van de zorgaanbieder, dat op 27 november 2019 formeel en naar tevredenheid van beide partijen is afgerond. Nadien is gebleken dat klaagster toch nog met enkele vragen achterbleef waarna nogmaals is gecorrespondeerd tussen partijen. De zorgaanbieder hoopt dat hij met haar uitvoerige documentatie in deze geschillenprocedure klaagster de opheldering heeft gegeven over die laatste vragen. De zorgaanbieder vraagt om niet-ontvankelijkverklaring dan wel ongegrondverklaring van de klachten van klaagster en spreekt de hoop uit dat een oordeel van de commissie tot een definitieve afronding van het geschil leidt.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De cliënt is van juli 2018 tot maart 2019 ambulant behandeld en begeleid door een instelling voor ouderenzorg van de zorgaanbieder. Klaagster heeft gesteld dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in de op hem rustende zorgplicht jegens haar echtgenoot, de cliënt.
De commissie dient te beoordelen of er sprake is van enig verwijtbaar handelen of nalaten van de zorgaanbieder.

De commissie constateert dat de klachten van klaagster met name gelegen zijn in de diagnose van de zorgaanbieder en de wijze waarop die stond stand is gekomen. Klaagster voelt zich niet gehoord door de zorgaanbieder.

De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder de (diagnostische) onderzoeken naar de gesteldheid en cognitieve vermogens van de cliënt gedegen, weloverwogen en zorgvuldig heeft uitgevoerd. De zorgaanbieder heeft de kritiek en klachten van klaagster uitvoerig onderbouwd weerlegd en weersproken. De commissie stelt vast dat de zorgaanbieder het NPO (neuropsycholgisch onderzoek) volgens de richtlijnen en door daartoe bevoegde psychologen heeft uitgevoerd.
Dat klaagster zich niet kan vinden in de bevindingen en conclusies van die onderzoeken waarmee de beoogde [naam zorgverzekeraar]-indicatie “wonen met zorg” op dat moment niet kon worden afgegeven, betekent niet dat de zorgaanbieder onzorgvuldig zou hebben gehandeld en het onderzoek niet op juiste gronden tot stand zou zijn gekomen. De voor klaagster kennelijk teleurstellende indicatie van [naam zorgverzekeraar] kan de zorgaanbieder niet worden tegengeworpen. De commissie wijst het verzoek van klaagster tot erkenning dat het NPO dat bij de cliënt is afgenomen niet op de juiste gronden tot stand is gekomen, dan ook af.

Klaagster heeft verzocht het medisch dossier (waar het NPO deel van uitmaakt) van de cliënt te laten vernietigen. Onweersproken is dat de zorgaanbieder zijn medewerking daartoe heeft verleend en het daartoe bestemde toestemmingsformulier op 29 april 2020 aan klaagster heeft gezonden. Klaagster heeft dat formulier niet geretourneerd. Met het invullen van het formulier kan de klacht van klaagster worden opgelost. De commissie verklaart klaagster dan ook niet ontvankelijk in haar verzoek tot het laten verwijderen van het medisch dossier.

Klaagster stelt dat zij de zorgaanbieder heeft verzocht medewerking te verlenen aan de onderbewindstelling van de cliënt. De zorgaanbieder stelt een verzoek daartoe niet ontvangen te hebben.
De commissie overweegt als volgt. Klaagster heeft een brief van 14 augustus 2018 overgelegd, gericht aan [naam], zorgmedewerker van de zorgaanbieder. In die (lange) brief is opgenomen: “Tevens wilde ik mijn aanvragen voor beschermingsbewind (contact met jurist die op zijn beurt de zaken doornam met de kantonrechters) met u doornemen.” Voor zover klaagster hiermee heeft gemeend een verzoek te doen tot medewerking van de zorgaanbieder aan de onderbewindstelling van haar echtgenoot heeft de commissie dit niet als zodanig begrepen. Van de zorgaanbieder kan – ook indien ervan wordt uitgegaan dat de zorgaanbieder de brief heeft ontvangen, hetgeen wordt betwist – dan ook niet verwacht worden te hebben begrepen dat enige actie verlangd werd. De commissie is van oordeel dat het op de weg van klaagster had gelegen om haar verzoek concreter te formuleren of de zorgaanbieder aan haar verzoek te herinneren. Ook wat dit betreft is de zorgaanbieder geen verwijt te maken en wordt de klacht ongegrond verklaard.

Met de onderbouwde toelichting van de zorgaanbieder dat de vaststelling dat de cliënt een CVA zou hebben gehad is gebaseerd op brieven van zijn huisarts en geriater, acht de commissie die vraag van klaagster beantwoord.

Al met al is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder de cliënt en klaagster op zorgvuldige wijze heeft behandeld en begeleid. Van enig handelen dat niet aan de richtlijnen of standaarden voldoet, is de commissie niet gebleken. Evenmin is haar gebleken van tegenwerking van klaagster als echtgenote of mentor van de cliënt.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat klaagster niet ontvangen kan worden in de klacht betreffende de vernietiging van het medisch dossier en de klacht voor het overige in alle onderdelen ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar verzoek tot het vernietigen van het medisch dossier van de cliënt;
– verklaart de klacht voor het overige in alle onderdelen ongegrond;
– wijst af het meer of anders verzochte.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, mevrouw mr. M.M. Kok en de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 8 april 2021.