Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
108537
De uitspraak:
In het geschil tussen
Cliënt en Stichting MET ggz (verder te noemen: de zorginstelling).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 21 april 2017, te Eindhoven. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen.
Beide partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunten nader toegelicht. Cliënt is in persoon ter zitting verschenen en werd bijgestaan door [naam] (ambulant begeleidster bij Stichting Radar Uitvoering). Namens de zorginstelling was aanwezig [naam] (secretaris Raad van Bestuur MET ggz).
Het commissielid [naam] was door onvoorziene omstandigheden afwezig. Desgevraagd hebben beide partijen ingestemd met een behandeling van het geschil ter zitting in afwezigheid van [naam].
Voor de standpunten van beide partijen geldt dat, voor zover er ter zitting nieuwe of andere punten naar voren zijn gebracht dan reeds op schrift ingebracht, deze hierna telkens onder het kopje ‘beoordeling van het geschil’, voor zover relevant, door de commissie worden weergegeven.
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft kort gezegd betrekking op de vraag of de zorginstelling verantwoordelijk kan worden gehouden voor de door cliënt gestelde wijze waarop door zijn behandelaar in de periode 1995-1996 uitvoering is gegeven aan het behandeltraject en het in de visie van cliënt daardoor ondervonden financiële en mentale nadeel.
Standpunt van cliënt
Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. De door cliënt overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. De klacht van cliënt bestaat – kort samengevat – uit de volgende onderdelen:
1. In de periode 1995-1996 is cliënt onder behandeling geweest van [psychiater], toentertijd werkzaam bij het RIAGG, de rechtsvoorganger van Stichting MET ggz. Cliënt is ontevreden over de desbetreffende behandeling. Met name wordt de behandelaar verweten dat hij onbetrouwbaar is, cliënt slecht heeft ontvangen en op een nonchalante, onvriendelijke en respectloze wijze heeft behandeld. Bovendien is ook nog een onjuiste diagnose door de psychiater gesteld en is cliënt daardoor een juiste behandeling voor zijn problemen onthouden;
2. Cliënt heeft zich bij de klachtencommissie Cliënten MET ggz (hierna: klachtencommissie) beklaagd over de door hem ervaren behandeling door zijn psychiater. Deze klachtencommissie heeft de klachten van cliënt echter onvoldoende serieus genomen door de klachten op grond van verjaring af te doen en niet inhoudelijk te beoordelen.
Cliënt stelt financieel en mentaal nadeel te hebben ondervonden. Hij is voor het leven getekend en heeft weinig goede toekomstperspectieven. Cliënt vraagt derhalve de commissie aan hem een schadevergoeding toe te kennen van € 25.000,–.
Ter zitting heeft cliënt – kort samengevat – nog het volgende naar voren gebracht.
De klacht van cliënt is vooral gericht tegen zijn voormalig behandelaar, [psychiater]. In de periode 1995-1996 is cliënt, vanwege diverse problemen in onder andere zijn thuissituatie, onder behandeling van [psychiater] geweest. [psychiater] wordt met name verweten dat hij cliënt op onheuse dan wel op een respectloze wijze heeft bejegend. Volgens cliënt heeft [psychiater] zich zelfs schuldig gemaakt aan sadistisch gedrag jegens cliënt. Verder heeft [psychiater] de problemen van cliënt niet dan wel onvoldoende serieus genomen, een onjuiste diagnose gesteld en als gevolg daarvan zijn de problemen van cliënt niet behoorlijk behandeld. Cliënt was erg kwetsbaar en in feite heeft [psychiater] hem laten zitten. Cliënt ondervindt in het dagelijks leven nog steeds de negatieve gevolgen hiervan. Hij is nog steeds afhankelijk van medicatie en verkeert bovendien in een sociaal isolement. Volgens cliënt is hem groot onrecht aangedaan en de zorginstelling dient daarom alsnog haar verantwoordelijkheid te nemen voor het handelen c.q. de fouten van [psychiater], hetgeen de zorginstelling – in de visie van cliënt – tot op heden ten onrechte heeft nagelaten.
Standpunt van de zorginstelling
Voor het standpunt van de zorginstelling verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorginstelling op het volgende neer.
Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel heeft de zorginstelling zich op het standpunt gesteld dat het een behandelperiode betreft van meer dan tien jaar (feitelijk zelfs meer dan twintig jaar) geleden en dat de behandelaar, [psychiater], inmiddels al enige jaren met pensioen is, waardoor het nu niet meer mogelijk is om inhoudelijk op deze klacht te reageren. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel stelt de zorginstelling zich op het standpunt dat de klacht – gelet op voornoemd tijdsverloop – is verjaard en dat de klachtencommissie de klacht van cliënt daarom dan ook terecht op formele gronden heeft afgewezen.
Op grond van het vorenstaande meent de zorginstelling, dat op geen enkele wijze kan worden vastgesteld dat cliënt schade heeft geleden als gevolg van het handelen van de zorginstelling (dan wel een van haar rechtsvoorgangers) c.q. haar medewerkers. De door cliënt gevorderde schadevergoeding dient te worden afgewezen.
Ter zitting is namens de zorginstelling nog naar voren gebracht, dat zij het ten zeerste betreurt dat cliënt zijn behandeling heeft ervaren op de wijze zoals door hem uitvoerig is beschreven. Desalniettemin handhaaft de zorginstelling haar standpunt, wat er in de kern op neerkomt, dat nu het allemaal zodanig lang geleden is, zij daarop inhoudelijk niet meer kan reageren.
Bij email van 25 april 2017 heeft de vertegenwoordiger van de zorginstelling desgevraagd nog aan de commissie bevestigd, dat na intern onderzoek is gebleken, dat er binnen de zorginstelling geen dossierinformatie omtrent cliënt meer voorhanden is betreffende de behandelperiode 1995-1996.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde en hetgeen ter zitting nog naar voren is gebracht, overweegt de commissie het volgende.
De commissie stelt voorop dat voor de aansprakelijkheid van de zorginstelling vereist is dat voldoende aannemelijk is dat de zorginstelling tekort is geschoten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorginstelling. De tekortkoming moet aan de zorginstelling kunnen worden verweten en de cliënt dient daarvan nadeel te hebben ondervonden.
De commissie stelt vast dat de klachten vooral betrekking hebben op [psychiater]. Deze klachten komen in de kern erop neer dat Van den Hoff cliënt op onheuse manier heeft bejegend, een onjuiste diagnose heeft gesteld en cliënt niet naar behoren heeft behandeld.
Wat van het vorengaande ook zij, de commissie stelt vast dat [psychiater], die inmiddels niet meer werkzaam is bij de zorginstelling, in dit geschil geen partij is, slechts de zorginstelling. De commissie dient daarom concreet de vraag te beantwoorden of, zoals cliënt verder aangevoerd heeft, de zorginstelling thans verantwoordelijk kan worden gehouden voor de wijze waarop door [psychiater] uitvoering is gegeven aan het behandeltraject van cliënt.
De commissie overweegt dienaangaande dat vast is komen te staan dat de behandelperiode waar het in dit geschil om gaat, betrekking heeft op de periode 1995-1996. Eerst medio 2016 heeft cliënt aan de zorginstelling zijn klachten kenbaar gemaakt over het door hem destijds ondergane behandeltraject. Ter zitting heeft cliënt weliswaar toegelicht dat hij vanwege zijn gezondheid niet eerder in de gelegenheid is geweest om te klagen over het door hem ervaren behandeltraject door [psychiater], maar naar het oordeel van de commissie heeft cliënt, door dermate lang te wachten met klagen, de zorginstelling de mogelijkheid ontnomen om gedegen onderzoek te doen naar de gestelde klachtwaardige gebeurtenissen en daarop inhoudelijk te reageren. Door dit grote tijdsverloop is het feitelijk niet meer mogelijk om nu nog – ruim twintig jaar na dato – te reconstrueren c.q. te achterhalen hoe een en ander destijds is verlopen, zowel ten aanzien van de gestelde diagnose,
als – nog meer – ten aanzien van de door cliënt ervaren onheuse bejegening. Dit geldt temeer nu vast is komen te staan dat de zorginstelling thans niet meer in het bezit is van het dossier van cliënt over de periode waarop de klacht betrekking heeft en de desbetreffende behandelaar, [psychiater], reeds enige jaren met pensioen is. Gelet op deze omstandigheden kan de commissie niet inhoudelijk beoordelen of destijds een onjuiste diagnose is gesteld en cliënt onheus is bejegend door [psychiater], noch in rechte vaststellen of de zorginstelling al dan niet tekort is geschoten jegens cliënt of dat haar enig verwijt te maken valt.
Gelet hierop dient het eerste klachtonderdeel ongegrond te worden verklaard.
Voor wat betreft het tweede klachtonderdeel – dat ziet op de wijze waarop de klachtencommissie de klachten van cliënt heeft afgedaan – overweegt de commissie als volgt. Cliënt stelt dat de klachtencommissie zijn klachten onvoldoende serieus heeft genomen, door de klachten op grond van verjaring af te doen.
Naar het oordeel van de commissie heeft cliënt onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden geoordeeld dat cliënt in zijn klachten niet serieus is genomen. Ook anderszins zijn er in het dossier geen concrete aanwijzingen aangetroffen die dit standpunt van cliënt ondersteunen. De klachtencommissie heeft in haar brief van 27 december 2016, kort samengevat, aan cliënt medegedeeld dat zij niet de bevoegdheid heeft om schadevergoeding toe te kennen en dat de bevoegdheid tot het indienen van een klacht na tien jaar verjaart waardoor zij de klacht niet in behandeling kan nemen. Tevens is hierin vermeld dat de klachtencommissie het betreurt dat cliënt een dergelijke ervaring heeft opgedaan. Dat cliënt het (wellicht) niet eens is met het oordeel van de klachtencommissie moge weliswaar zo zijn, maar dat betekent niet dat cliënt niet serieus is genomen. Uit de bewoordingen van voornoemde brief valt een dergelijke conclusie naar het oordeel van de commissie in ieder geval niet te trekken. Ook dit tweede klachtonderdeel dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande dient de volledige klacht van cliënt ongegrond te worden verklaard. Dit betekent dat de standpunten van partijen omtrent de door cliënt gestelde geleden schade geen nadere bespreking behoeven.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klachten ongegrond.
De commissie wijst af de door cliënt gevorderde schadevergoeding.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg op 21 april 2017.