Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: Ongegrond
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrondr
Referentiecode:
255102/412842
De uitspraak:
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2024 te Groningen. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Cliënt was ter zitting aanwezig. Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Ter zitting is met de cliënt afgestemd dat zijn klacht kan worden onderverdeeld in de volgende klachtonderdelen:
Medisch dossier
1. het opnemen van onjuiste (valse) informatie in zijn medisch dossier;
2. het doen van aanpassingen in zijn medisch dossier na behandeling van zijn interne klacht;
3. het niet verstrekken van zijn volledige medische dossier na een verzoek om een kopie van zijn dossier;
Informatie aan ex-partner
4. het zonder zijn toestemming geven van advies of informatie aan de voormalig partner van cliënt in de periode dat cliënt de behandeling heeft gestaakt;
Veilig thuis
5. het benoemen van Veilig Thuis in een gesprek, zonder inhoudelijke gronden en over het niet volgen van de juiste procedure bij het benoemen van Veilig Thuis.
De commissie zal de klachten hieronder achtereenvolgend behandelen en gebruikt daarbij het volgende toetsingskader:
Toetsingskader
De overeenkomst die cliënt met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW). Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 va het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Medisch dossier
Cliënt heeft ter zitting toegelicht dat in het intakeverslag een aantal keer is opgeschreven dat hij iets zou hebben gezegd, terwijl cliënt stelt dat hij dat destijds niet heeft gezegd. Cliënt voert aan dat in het intakeverslag ten onrechte stond opgeschreven hij zou zijn vervolgd na een aanrijding, dat hij knock-out zou zijn gegaan tijdens vechtsport, dat zijn beste vriend in detentie zat en dat hij twee liter whisky kon drinken. De betreffende behandelaar heeft ter zitting aangegeven dat zij deze dingen wel degelijk in het intakegesprek heeft gehoord, maar dat zij dit op verzoek van cliënt uit het intakeverslag heeft gehaald omdat dit voor cliënt van belang was. Desgevraagd heeft cliënt ter zitting bevestigd dat de zorgaanbieder geen andere aanpassingen in zijn dossier heeft gedaan, anders dan de aanpassingen die op zijn verzoek zijn gedaan.
De commissie overweegt dat partijen allebei een andere visie hebben op wat er tijdens het intakegesprek precies over voornoemde onderwerpen is gezegd. De commissie kan onder deze omstandigheden niet uitmaken wie van beiden gelijk heeft omdat aan het woord van de één niet meer geloof gehecht kan worden dan aan het woord van de ander. Het is vaste jurisprudentie van de commissie dat, in gevallen als deze – waarbij de lezingen van beide partijen uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld wat de feitelijke gang van zaken is geweest – de klacht niet gegrond wordt verklaard. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat aan het woord van cliënt minder geloof wordt gehecht dan aan dat van de zorgaanbieder, maar op de omstandigheid dat voor een beoordeling of onzorgvuldig is gehandeld eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag liggen en de commissie deze feiten hier niet kan vaststellen.
Gelet hierop kan de commissie niet vaststellen dat de zorgaanbieder bij het opstellen van het intakeverslag onzorgvuldig heeft gehandeld door informatie op te nemen die niet door cliënt zou zijn gezegd. Ter zitting is ook niet duidelijk geworden hoe dit heeft kunnen gebeuren. Wel is gebleken dat het bij de zorgaanbieder niet gebruikelijk is om een intakeverslag met een cliënt te bespreken. De commissie geeft de zorgaanbieder in overweging om dit in de toekomst wel te doen, zodat direct kan worden geverifieerd of de behandelaar en de cliënt dezelfde kijk hebben op het gesprek dat is gevoerd.
Wat betreft het afgeven van het medisch dossier van cliënt merkt de commissie op dat partijen ook hierop allebei een andere visie hebben. Volgens cliënt heeft hij de eerste keer een summier dossier ontvangen en de tweede keer zijn volledige dossier, terwijl de zorgaanbieder stelt dat aan hem beide keren zijn volledige dossier is verstrekt. Ook hiervoor geldt dat de commissie niet kan uitmaken wie van beiden gelijk heeft. Mocht het zo zijn dat cliënt moest tekenen voor de ontvangst van zijn volledige dossier, voordat hij de envelop met het dossier mocht openen, zoals cliënt ter zitting stelde, dan acht de commissie dat een onjuiste gang van zaken. Ook dat is in deze procedure echter niet komen vast te staan.
Concluderend overweegt de commissie over dit klachtonderdeel als volgt. Niet in geschil is dat cliënt zijn volledige dossier uiteindelijk heeft ontvangen en dat op verzoek van cliënt bepaalde passages uit het intakeverslag zijn gehaald. In zoverre is de zorgaanbieder tegemoetgekomen aan de klachten van cliënt. De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de zorgaanbieder in strijd met de zorgplicht heeft gehandeld. De commissie verklaart dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.
Informatie aan ex-partner
De commissie begrijpt de klacht van cliënt zo dat hij het de zorgaanbieder kwalijk neemt dat de behandelaar met zijn ex-partner heeft gecommuniceerd, nadat hij de behandelrelatie met de zorgaanbieder had verbroken. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder daarin niet in strijd met de zorgplicht jegens de cliënt gehandeld. Er bestond immers ook een behandelrelatie tussen de zorgaanbieder en de ex-partner van cliënt, zodat het de zorgaanbieder vrij stond om in dat kader met de ex-partner van cliënt te communiceren. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Veilig Thuis
Cliënt neemt het een van zijn zorgverleners kwalijk dat zij zou hebben “gedreigd” met Veilig Thuis, zonder inhoudelijke gronden, en dat zij daarin niet de juiste procedure heeft gevolgd, maar dat standpunt volgt de commissie niet. Voor zorgverleners geldt een Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld met daarin een stappenplan (hierna de meldcode). Iedere zorgverlener dient dit stappenplan te gebruiken om te bepalen of zij een melding moet doen bij Veilig Thuis of niet.
Uit de overgelegde decursus blijkt dat op 7 november 2023 een telefonisch gesprek plaatsvond tussen cliënt en zijn zorgverlener. Ter zitting heeft de betreffende zorgverlener toegelicht dat op dat moment sprake was van een onrustige situatie waarbij cliënt midden in een ruzie zat met zijn ex-partner, waar ook een kind bij aanwezig was. Cliënt heeft ter zitting aangevoerd dat het aan de betreffende zorgverlener was om toen de regiebehandelaar van zijn ex-partner in te schakelen, zodat haar regiebehandelaar Veilig Thuis kon inschakelen. Dit volgt de commissie niet. Op het moment dat een zorgverlener vermoedens heeft van huiselijk geweld of kindermishandeling, is het aan de zorgverlener zelf om het voornoemde stappenplan te doorlopen. Dit kan niet worden overgedragen aan een andere zorgverlener, dus ook niet aan die van zijn ex-partner.
Wel heeft de commissie geconstateerd dat de betreffende zorgverlener tijdens het telefoongesprek ook direct meldde dat zij overwoog om Veilig Thuis in te schakelen. De commissie acht het niet verstandig om een dergelijke telefonische mededeling te doen, terwijl cliënt nog middenin de door de behandelaar ingeschatte onrustige situatie zat. Deze mededeling is kennelijk door cliënt opgevat als een ‘dreiging’. In de decursus staat ook geschreven dat die mededeling cliënt triggerde. De zorgaanbieder had hiermee beter kunnen wachten tot het gesprek van 22 november 2023, waarin Veilig Thuis met hem is besproken.
Dit betekent op zichzelf gezien echter niet dat de meldcode niet is nageleefd of dat de zorgaanbieder anderszins in strijd heeft gehandeld met de zorgplicht. De commissie zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, de heer drs. D.C. Bouman, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 22 augustus 2024.