Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: Behandelingsovereenkomst
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
37752/48398
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klager klaagt over de gewijzigde zorgindicatie zonder overleg door de zorgaanbieder. Tussen de klager en de zorgaanbieder bestaat een verschil van inzicht op welke manier de zorg aan de vader van de klager het best kon worden verleend. Volgens de zorgaanbieder was gedeeltelijk sprake van een WLZ-indicatie en volgens de klager zou een kleine uitbreiding van de zorg mogelijk moeten zijn binnen de Zorgverzekeringswet (ZVW). Het is de commissie niet gebleken dat de vader van de klager door dit verschil van inzicht onvoldoende zorg heeft gekregen of schade heeft geleden. De klager heeft ook erkend dat zijn vader goed is verzorgd. De commissie ziet geen aanwijzing dat de zorgaanbieder in de zorgverlening aan de vader van de klager tekort is geschoten. De commissie is van oordeel dat de kwaliteit van zorg aan de vader van de klager voldoende is geweest. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Klager], wonende te [woonplaats],
en
Stichting Cordaan Groep, gevestigd te Amsterdam,
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 6 mei 2021 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Verschenen zijn: klager, [naam] (directeur bij de zorgaanbieder) en [naam] (namens [naam onderaannemer]).
Onderwerp van het geschil
De klacht betreft:
1. Het niet aansturen van en verantwoordelijkheid nemen voor de aansturing van de zorg door de zorgaanbieder na het overlijden van de met de zorg belaste verpleegkundige. Dit heeft geleid tot gevaarlijke situatie en een hele hoop extra sturing vanuit familie.
2. De verpleegkundige heeft zonder overleg met de familie de zorgindicatie gewijzigd en geëffectueerd.
Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De indicatie verpleegkundige heeft op 19 juni 2019 zonder overleg de indicatie aangepast en geëffectueerd. De zorgverlener kan hierdoor haar tijd niet registreren en drie zorgmomenten zijn komen te vervallen. De eerste dagen zijn de gaten via mantelzorg opgevuld. De zorgaanbieder heeft zich niet als hoofdaannemer opgesteld, maar verwijst naar de onderaannemer, [naam onderaannemer]. Tot op heden is er geen oplossing gevonden en niemand voelt zich geroepen iets te doen.
Klager vordert een schadevergoeding van € 5.000,–, vanwege de emotionele schade en het gedoe van de afgelopen periode voor de familie en mantelzorgers die hebben moeten bijspringen. De zorgaanbieder moet voelen dat wat klager en anderen is overkomen niet acceptabel is.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft klager nog het volgende naar voren gebracht. Gedurende de periode dat de thuiszorg via de zorgaanbieder werd geregeld hebben we veelvuldig meegemaakt dat de systemen zwaar onder presteerde. Het was zeer frustrerend en heeft veel energie gekost. Het gaat er om hoe het wordt georganiseerd en hoe de familie wordt ontzorgd. Na het overlijden van de zorgverlener is tot februari 2021 de zorg vanuit de zorgaanbieder verleend door veertien verpleegkundigen. Sindsdien wordt de zorg verleend door een particuliere instantie. De organisatie van de zorg heeft geen invloed gehad op kwaliteit van de zorgverlening.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgvraag is in het indicatie-zorgplan breed geformuleerd en domein overstijgend. Het medische gedeelte valt onder de Zorgverzekeringswet en de maaltijden binnen de WMO. Huishoudelijke hulp wordt particulier geregeld. De familie heeft daarnaast de vraag, zij wonen op afstand, voor een toezichthoudende functie. Dit laatste is een criterium voor een Wet langdurige zorg (WLZ) indicatie. De aanvraag voor een WLZ indicatie loopt vervolgens vertraging op doordat deze wordt geparkeerd bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De familie is het met deze indicatie niet eens. De indicatie is aan de orde gekomen tijdens het klachtgesprek van 6 juli 2020. Klager geeft in het gesprek aan dat volgens de familie een WLZ indicatie niet nodig is, nu het een kleine uitbreiding van de zorg betreft doe de familie mogelijk zou moeten zijn binnen de ZVW. Door [naam onderaannemer] is aan klager uitgelegd dat het voorbehouden is aan de wijkverpleegkundige om, aan de hand van het normenkader wijkverpleging, een indicatie vast te stellen. Volgens afspraak is in juli 2020 door twee verpleegkundigen een second opinion uitgevoerd. Een WLZ-indicatie is vastgesteld.
De zorgvraag past volgens het normenkader niet in de Zorgverzekeringswet. In casu is in juni 2019 afgesproken dat, ter overbrugging tot de WLZ beschikking, de huidige indicatie wordt uitgebreid op basis van de huidige zorgbehoefte van de vader van klager. De indicatie dient ieder half jaar geëvalueerd te worden en indien nodig aangepast. Deze evaluaties hebben eind oktober 2019 en eind maart / begin april 2020 plaats gevonden en hebben niet aanleiding gegeven tot wijziging c.q. aanpassing van de zorgvragen en daarmee de criteria voor een WLZ-indicatie.
Er is reeds aan klager uitleg gegeven over het hoofd- en onderaannemerschap van de zorgaanbieder en [naam onderaannemer]. Dit is in Nederland een gebruikelijke constructie. De hoofdaannemer ontvangt een tarief om de zorg uit te voeren, maar draagt de uitvoering over aan een onderaannemer tegen een lager tarief. Dat heeft te maken met administratieve kosten en het dragen van de eindverantwoordelijkheid met betrekking tot de kwaliteit. Hiervoor worden door de zorgaanbieder regelmatig audits uitgevoerd. Daarnaast betaalt de zorgaanbieder [naam onderaannemer] altijd op tijd, onder voorbehoud dat de zorgaanbieder op tijd door de verzekeraar wordt betaald.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de zorgaanbieder en [naam onderaannemer] het volgende nog aangevoerd. De klacht heeft volgens de zorgaanbieder betrekking op het systeem en hoe dat is ingericht en niet op de kwaliteit van de geleverde zorg. Onderdeel van het systeem is de wet- en regelgeving en het kwaliteitsregister. Professioneel is het werk gedaan binnen de kaders waarin dat moest gebeuren. De zorg is verleend door een zorgverlener en niet door meerdere zorgverleners. Dat heeft tot een zeer prettige zorgverlening geleid. Bij [naam onderaannemer] wordt uitgegaan van een bepaalde zelfredzaamheid van de zzp’er. De zorgverlener van de vader van klager heeft er zelf voor gekozen het zo te regelen. Daarbij hoort dat een en ander goed wordt vastgelegd. Het systeem waartegen klager vecht kan worden ontweken door de aanvraag van een persoonsgebonden budget.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt allereerst vast dat de klacht is ingediend door [naam klager], welke klacht betreft zijn vader, [naam vader van klager], die op zijn woonadres gebruik maakte van een zorgverlener die verbonden is aan [naam onderaannemer] (Verbinden met Zorg), een onderaannemer van de zorgaanbieder.
Uit de stukken blijkt dat [naam onderaannemer] een digitaal platform is die waar nodig de zorgverleners ondersteunt bij het gebruik hiervan. In het digitale platform is alles geregeld wat zelfstandige zorgverleners nodig hebben met betrekking tot zorgadministratie, zorginhoud en juridische zaken. Wel is het noodzakelijk dat de zorgverleners het digitale platform gebruiken en zelf bijhouden. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de informatie die hierin staat en ontvangen ‘real time’ signalen als punten nog niet op orde zijn. Zorgverleners kunnen zelf bepalen of zij zich wel of niet aansluiten bij [naam onderaannemer]. Daarnaast wordt door [naam onderaannemer] bewaakt of de zorgverleners voldoende bevoegd en bekwaam zijn voor de zorg die geleverd moet worden. Dit wordt via het digitale platform gemonitord.
Op 14 december 2020 heeft de commissie klager ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Voldoende is komen vast te staan dat de zorgaanbieder als hoofdaannemer de zorg van de vader van klager op zich heeft genomen. De commissie is daarbij uitgegaan van het bestaan van een zorgovereenkomst die ten grondslag ligt aan de samenwerking. Vervolgens heeft de zorgaanbieder deze zorg uitbesteed aan de onderaannemer [naam onderaannemer] (Verbinden met Zorg).
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder is tekort geschoten in de nakoming dan wel de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de vader van klager moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
Klager verzoekt de commissie uitspraak te doen over de klachten met als doel verbetering van de organisatie van de zorgverlening door de zorgaanbieder.
Het kader waarbinnen de commissie heeft te oordelen betreft de uitvoering van een verbintenis uit hoofde van een behandelingsovereenkomst. In geval van een tekortkoming kan als regel slechts sprake zijn van nakoming, ontbinding dan wel schadevergoeding. De commissie is niet bevoegd om in het algemeen aanbevelingen te doen voor de verbetering van de organisatie van de zorgverlening in de toekomst. De commissie heeft te oordelen over het individuele concrete geval.
De commissie heeft geen aanwijzing dat de zorgaanbieder in de zorgverlening aan de vader van klager tekort is geschoten. Er kan niet worden gezegd dat van verwijtbaar handelen sprake is geweest met betrekking tot de zorgverlening. Gelet op de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling, is de commissie van oordeel dat de kwaliteit van de zorg aan de vader van klager voldoende is geweest. Overigens is dit ook niet in geschil.
Tussen klager en de zorgaanbieder bestond (en bestaat) een verschil van inzicht op welke wijze waarop de zorg aan vader het best kon worden verleend. Volgens de zorgaanbieder was gedeeltelijk sprake van een WLZ-indicatie en volgens klager zou een kleine uitbreiding van de zorg mogelijk moeten zijn binnen de ZVW. Niet is gebleken dat de vader van klager door dit verschil van inzicht onvoldoende zorg heeft gekregen of schade heeft geleden. Klager heeft ook erkend dat zijn vader goed is verzorgd.
Voorts is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder in de communicatie niet tekort is geschoten. Op verschillende momenten is, zowel schriftelijk als mondeling, uitleg gegeven over de gang van zaken binnen de organisatie van hoofd- en onderaannemerschap.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht ongegrond;
– wijst af de vordering tot schadevergoeding.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, mevrouw mr. N. Jacobs, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, secretaris, op 6 mei 2021.