Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: Uitvoering behandelingsovereenkomst
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
103600
De uitspraak:
In het geschil tussen
De erven van [patiënt], (verder te noemen: klaagster) en Stichting Woonzorgcentra Flevoland, gevestigd te Lelystad, (verder te noemen: de zorgaanbieder)
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Thuiszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken. Het geschil is ter zitting behandeld op 11 januari 2017 te Den Haag. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Klaagster was vergezeld van haar zoon. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam], stafmedewerker kwaliteit en beleid en [naam], voorzitter van de Raad van Bestuur.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening en de bejegening.
Klaagster heeft op 19 juni 2015 de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Standpunt van klaagster
Klaagster heeft haar klachten vermeld in het door haar op 7 juni 2016 ingevulde klachtenformulier en de daarbij behorende bijlagen, waarvan de kern – kort en zakelijk – puntsgewijs als volgt wordt weergegeven:
– slechte tot geen medische behandeling;
– onhygiënische omstandigheden (mieren);
– er zijn geen afspraken gemaakt over medicatie, in het bijzonder morfine;
– de verpleging heeft zich tegen de afspraken in bemoeid met familieaangelegenheden;
– geen respect na het overlijden van patiënt.
Patiënt kwam voor revalidatie naar de zorgaanbieder, niet voor wondverzorging. Hij was incontinent en lag de hele dag in een luier op bed. De noodalarmering was stuk. Er werden geen afspraken gemaakt over de toediening van morfine. Daarnaast is er een kalmerend middel toegediend. Er is totaal geen respect getoond na het overlijden van patiënt. Klaagster is niet door de zorgaanbieder gebeld toen hij is overleden. Daar kwam klaagster pas achter toen zij naar de zorgaanbieder belde. De arts is pas om 11.30 uur gekomen terwijl patiënt al vroeg in de ochtend was overleden. Toen klaagster patiënt aan het afleggen was, kwam een verpleegster onaangekondigd de kamer binnen en deelde klaagster mee dat de kamer om 17.00 uur leeg moest zijn. Bij patiënt is geen uitgeleide gedaan, er werd geen afscheid van hem genomen.
Klaagster heeft emotioneel schade geleden. Niet alleen door het overlijden van patiënt waar klaagster niet aanwezig is geweest en waarvoor niet is gebeld, maar ook door de bemoeienis van de verpleging met familie waarmee al 15 jaar geen contact meer mee was. De uitvaart is daardoor zodanig verstoord, dat klaagster geen afscheid heeft kunnen nemen.
Ter zitting heeft klaagster verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Klaagster voelt zich niet serieus genomen door de zorgaanbieder. Zij wist niet dat haar vader morfine toegediend kreeg. De laatste twee dagen kreeg haar vader geen eten en drinken meer. Hij lag ’s nachts om klaagster te roepen, maar klaagster is hierover niet geïnformeerd. Klaagster wil dat er onderzoek gedaan wordt naar de zorgaanbieder. Zij wil niet dat dit nog eens kan gebeuren. Klaagster stelt dat zij van de zorgaanbieder geen antwoord krijgt op haar vragen.
Klaagster verlangt een in redelijkheid en billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar het door de zorgaanbieder overgelegde medische dossier. In de kern komt het verweer van de zorgaanbieder op het volgende neer.
Naar aanleiding van de behandeling van de klachten van klaagster door de klachtencommissie is een aantal verbeterpunten voorgesteld, te weten:
– bij de start van de zorgafspraken rondom de medische behandeling helder en eenduidig vastleggen in het zorgplan;
– verwachtingen van de cliënt en zijn familie bespreken, wat kan de zorgaanbieder bieden en wat niet;
– afspraken met familie over zorg en behandeling vastleggen in het eerder genoemde zorgplan;
– rapportage in palliatieve fase geordend vastleggen;
– voorafgaand aan het overlijden van een cliënt duidelijk maken wat de verschillende partijen kunnen verwachten van de zorgaanbieder rondom het overlijden en de periode direct daarna;
– afspraken rondom eerste/tweede contactpersoon eenduidig vastleggen. Medewerkers bemoeien zich niet met onderlinge relaties van contactpersonen, tenzij hier behoefte aan is. In dat geval zal dit gecommuniceerd worden met alle partijen.
Ter zitting is namens de zorgaanbieder nog het volgende aangevoerd. De zorgaanbieder vindt het vervelend voor klaagster dat het zo is gelopen, doch zij herkent zich niet in hetgeen klaagster haar verwijt. De zorgaanbieder heeft naar aanleiding van de stellingen van klaagster onderzoek gedaan, maar zij heeft in de stukken geen aanleiding gezien om klaagster in een deel van haar klachten tegemoet te komen. De zorgaanbieder heeft zich wat betreft de zus van klaagster gehouden aan de afspraken die destijds met patiënt zijn gemaakt. Indien klaagster dat wenst, is de zorgaanbieder bereid nogmaals met haar te spreken om haar vragen te beantwoorden.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende is vastgesteld dat de zorgaanbieder te kort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of een verwijtbaar nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder.
Het kader waarbinnen de commissie heeft te oordelen betreft de uitvoering van een verbintenis uit hoofde van een behandelingsovereenkomst, zodat in geval van een tekortkoming als regel slechts sprake kan zijn van nakoming, ontbinding dan wel schadevergoeding.
De commissie kan de klacht beoordelen op basis van de onderliggende overeenkomst, maar de commissie kan geen algemene aanbevelingen geven, noch heeft de commissie een “sturende” taak of kan zij opdracht geven om onderzoek te doen naar de kwaliteit van de zorg die door de zorgaanbieder wordt geleverd.
De zorgaanbieder heeft de stellingen van klaagster ter zitting betwist, mede onder verwijzing naar het in het geding gebrachte zorgdossier. In het licht van deze betwisting had het op de weg van klaagster gelegen om haar stellingen nader te onderbouwen. Dit heeft zij niet gedaan. Zij heeft haar stellingen herhaald, doch haar verwijten niet nader handen en voeten gegeven. Met betrekking tot het verwijt dat de vader van klaagster morfine is toegediend, overweegt de commissie dat de zorgaanbieder ter zitting heeft verklaard dat de morfine is toegediend na daartoe toestemming te hebben gekregen van de vader zelf, die cliënt was. Naar het oordeel van de commissie heeft klaagster deze stelling niet voldoende gemotiveerd weersproken. Gelet op de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de commissie niet gebleken dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst.
De zorgaanbieder heeft niet verwijtbaar gehandeld door contact op te nemen met de zus van de dochter, nu zij als tweede contactpersoon vermeld stond.
De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Derhalve dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Thuiszorg, op 11 januari 2017.