Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid / Klachtafhandeling
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: ontvankelijkverklaring
Uitkomst: deels ontvankelijk/deels niet-ontvankelijk
Referentiecode:
35452/45185
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klager heeft klachten over de ambulante begeleiding door de zorgaanbieder. Deze klachten gaan over het onterecht per direct beëindigen van de begeleiding en dat de procedure van de opzegging tekortkomingen kende. Er heeft al een behandeling bij een klachtencommissie van de zorgaanbieder plaatsgevonden, maar de klager is het hier niet mee eens. Volgens de zorgaanbieder is de klager niet-ontvankelijk, omdat de klachtencommissie de klachten van de klager al eerder heeft behandeld. De commissie oordeelt dat de klager ontvankelijk is in het klachtonderdeel over het onterecht per direct beëindigen van de begeleiding. Wat betreft het klachtonderdeel over de procedure van de opzegging oordeelt de commissie dat de klager niet-ontvankelijk is, omdat de klachtencommissie dit onderdeel al gegrond heeft verklaard. De commissie oordeelt ook dat de klager ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Naam klager], wonende te [woonplaats]
en
Stichting RIBW Arnhem & Veluwe Vallei, gevestigd te Arnhem (hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of klager in zijn klacht ontvankelijk is.
Het bureau van de commissie heeft op 27 oktober 2020 aan beide partijen bericht dat de behandeling van het geschil (de voorbeslissing over ontvankelijkheid) zonder mondelinge behandeling zal worden afgedaan.
Partijen zijn op 27 oktober 2020 geïnformeerd dat de commissie binnen vier tot zes weken na 13 november 2020 schriftelijk zal beslissen over het geschil.
Onderwerp van het geschil
Onderwerp van het geschil is dat de klachtencommissie van de zorgaanbieder zich volgens klager onvoldoende onafhankelijk heeft opgesteld door alle bezwaren van klager onbeantwoord te laten en door geen eigen onderzoek te doen ten behoeve van de waarheidsvinding.
Klager heeft schadevergoeding gevorderd van in totaal € 17.546,21. Klager heeft in een eerder stadium, bij de zorgaanbieder en/of de klachtencommissie, geen schadevergoeding gevorderd.
Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Klager werd sinds 2012 ambulant begeleid door de zorgaanbieder. Klager huurde een woning van [naam verhuurdersorganisatie]. De rechtbank Gelderland heeft bij vonnis van 7 maart 2018 de huurovereenkomst met klager ontbonden en de ontruiming van de woning binnen een half jaar gelast. In oktober 2018 is klager ontruimd. Op 1 oktober 2019 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis van de rechtbank van 7 maart 2018 bekrachtigd. Sindsdien de ontruiming zijn er problemen ontstaan in de relatie van klager met de zorgaanbieder.
Op 28 maart 2019 heeft de zorgaanbieder de begeleiding van klager beëindigd. Klager heeft op 3 juli 2019 een klacht ingediend bij de klachtencommissie van de zorgaanbieder. Op 6 september 2019 heeft er een zitting plaatsgevonden van de klachten(onderzoeks)commissie en op 13 december 2019 heeft de klachtencommissie uitspraak gedaan.
De klachtencommissie heeft als volgt besloten:
– het klachtonderdeel inhoudende dat de zorgaanbieder de begeleiding van klager ten onrechte per direct heeft beëindigd, is ongegrond, omdat er sprake was van zwaarwegende redenen voor beëindiging, zijnde ernstige mate van bedreiging en intimidatie;
– het klachtonderdeel dat de procedure van opzegging tekortkomingen kende, is gegrond.
Volgens klager heeft de klachtencommissie geen eigen onderzoek gedaan naar de waarheidsvinding en is de klachtencommissie daardoor onvoldoende onafhankelijk. Volgens klager heeft de klachtencommissie zijn klachten niet behandeld en zijn vragen niet beantwoord. Klager heeft daarbij onder andere gewezen op zijn klacht dat zijn dossier bij de zorgaanbieder onjuistheden bevat en incompleet is.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft zich op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht, omdat in artikel 3 lid 2 van het reglement van de Geschillencommissie Zorg is bepaald dat een geschil door een cliënt aan de commissie kan worden voorgelegd indien:
a. is gehandeld in strijd met de interne klachtenregeling van de zorgaanbieder;
b. de klacht door de zorgaanbieder in onvoldoende mate is opgelost;
c. van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht over een hem betreffende gedraging van de zorgaanbieder in het kader van de zorgverlening bij de zorgaanbieder indient.
Volgens de zorgaanbieder is geen van de drie opties van toepassing. Ten aanzien van grond b. heeft de zorgaanbieder opgemerkt dat de klacht door de zorgaanbieder niet kan worden opgelost, omdat de klachtencommissie heeft geoordeeld dat de zorgaanbieder de zorgverlening terecht heeft beëindigd.
De zorgaanbieder is voorts van oordeel dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering tot toekenning van schadevergoeding, nu klager deze vordering nooit bij de zorgaanbieder heeft ingediend.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.
De commissie is van oordeel dat klager ontvankelijk is in het klachtonderdeel dat door de klachtencommissie ongegrond is verklaard. Klager moet naar het oordeel van de commissie de mogelijkheid worden geboden om dit klachtonderdeel voor inhoudelijke behandeling voor te leggen aan de commissie. Klager heeft de klachtenprocedure bij de zorgaanbieder aangaande dit onderdeel immers doorlopen, hetgeen voorwaarde is om ontvankelijk te kunnen zijn in behandeling van de klacht door de commissie. Bovendien richt een deel van de klachten van klager zich tegen dit klachtonderdeel. De commissie zal een bindend (eind)advies geven.
Dat klager betreffende de ontbinding van de huurovereenkomst reeds een procedure bij de rechtbank en het gerechtshof heeft doorlopen, maakt dit oordeel niet anders, nu de klachten die klager heeft ingediend tegen de zorgaanbieder geen onderdeel van die procedure waren.
Ten aanzien van het door de klachtencommissie gegrond geachte klachtonderdeel is de commissie van oordeel dat deze gegrondheid als vaststaand moet worden aangemerkt en niet opnieuw inhoudelijk door de commissie dient worden beoordeeld. De commissie zal klager niet-ontvankelijk verklaren in dit klachtonderdeel.
Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding is de commissie van oordeel dat klager ontvankelijk moet worden verklaard in deze vordering, nu de klacht van klager (rechtstreeks) door de klachtencommissie in behandeling is genomen en de klachtencommissie gelet op het reglement van de klachtencommissie niet bevoegd is om een schadevergoeding toe te kennen. Het indienen van een vordering tot schadevergoeding bij de klachtencommissie had dus geen zin gehad. De commissie zegt met de ontvankelijkheid in de vordering tot schadevergoeding uitdrukkelijk niets over een mogelijk recht op toekenning van schadevergoeding. Daarvoor is een inhoudelijke behandeling van het klachtonderdeel dat door de klachtencommissie ongegrond is verklaard, noodzakelijk.
Op grond van het voorgaande is klager:
– ontvankelijk in het klachtonderdeel (A) dat de zorgaanbieder de begeleiding ten onrechte per direct heeft beëindigd;
– niet-ontvankelijk in het klachtonderdeel (B) dat de procedure van opzegging tekortkomingen kende;
– ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Klager is:
– ontvankelijk in klachtonderdeel A en in de vordering;
– niet-ontvankelijk in klachtonderdeel B.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, drs. T. Knap, mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mr. C. Koppelman, secretaris, op 13 november 2020.