Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: Schadevergoeding
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
97261/134326
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt klaagt erover dat de zorgaanbieder niet sneller de juiste vorm van therapie heeft aangeboden. De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat zij op basis van de diagnose een therapievorm hebben gekozen. De cliënt heeft op ieder moment de behandeling kunnen stoppen en op zoek kunnen gaan naar een andere zorgaanbieder. De commissie geeft aan dat de lange wachttijden een landelijk probleem zijn. Daarnaast waren de lange wachttijden bekend bij cliënt. De zorgaanbieder treft geen verwijt. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]en
PsyQ, onderdeel van Parnassia Groep BV, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 24 maart 2022 te Den Haag.
De cliënt werd ter zitting bijgestaan door [naam], maatschappelijk werker.
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam], GZ psycholoog en psychotherapeut bij PsyQ, [naam], manager zorg en klinisch psycholoog bij PsyQ en [naam], jurist Parnassia Groep (digitaal aanwezig).
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de kwaliteit van zorg voor de cliënt en de zeer lange wachttijden. De cliënt had acute hulp nodig maar die werd niet geboden.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
In juni 2016 heeft de cliënt zich bij PsyQ, onderdeel van de zorgaanbieder, gemeld vanwege relatieproblemen en de crisis waarin hij als gevolg daarvan was beland. De cliënt had aangegeven dat hij acute hulp nodig had maar die werd niet verleend, ondanks vele noodkreten. De cliënt is meerdere keren ernstig suïcidaal geweest maar de juiste therapie werd niet geboden; met het lijden van de cliënt werd niets gedaan. De cliënt werd aangemeld voor de VERS therapie (Vaardigheidstraining Emotie Regulatie Stoornis) en later voor de Schematherapie (Psychotherapie voor mensen met persoonlijkheidsproblematiek). De cliënt werd te laat aangemeld en moest vervolgens heel lang wachten op de start van de therapie waardoor zijn problemen alleen maar toenamen. In 2021 heeft de cliënt de DGT therapie (Dialectische gedragstherapie) gevolgd. Die therapie bleek goed bij de cliënt te passen. Het bevreemdt de cliënt dat hij door de zorgaanbieder niet eerder is aangemeld voor deze DGT therapie; 27 behandelaren en vijf ellendige jaren later voelt de cliënt zich eindelijk gehoord en gesteund. De cliënt verlangt met name erkenning voor het leed dat hem door de zorgaanbieder is aangedaan. Hoewel het leed dat hij heeft ervaren niet in geld is uit te drukken verlangt hij een schadevergoeding van € 5.000,– als genoegdoening voor het nalatig handelen van de zorgaanbieder.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt heeft zich op 22 juni 2016 bij de zorgaanbieder gemeld. Hij werd gediagnosticeerd met een borderline persoonlijkheidsstoornis waarvoor de VERS therapie een goede therapievorm is. Vanaf de aanvang van de VERS therapie op 19 juli 2017 bleek die vorm van therapie echter niet intensief genoeg voor de cliënt en werd hij op de wachtlijst geplaatst voor de schematherapie, die intensiever is. Met de VERS therapie hoopte de zorgaanbieder de cliënt alvast de benodigde vaardigheden te kunnen bieden om heftige emoties te reguleren om vervolgens goed van de schematherapie te kunnen profiteren.
Op 11 september 2017 heeft de cliënt zich in het [naam ziekenhuis] gemeld voor een second opinion vanwege vragen omtrent de door de zorgaanbieder voorgestelde behandeling. De psychiater van het [naam ziekenhuis] heeft geconcludeerd dat bij de zorgaanbieder een passende behandeling voor de cliënt plaatsvond.
Er zijn altijd andere behandelopties maar met de beste intenties en na zorgvuldig overleg is gekozen voor dit beleid voor de cliënt. Op ieder moment kan een cliënt aangeven niet akkoord te gaan en ergens anders hulp te gaan zoeken. De cliënt wilde in behandeling blijven maar uitte zijn wantrouwen in veel boosheid en zelfs bedreigingen hetgeen de situatie erg moeilijk maakte voor beide partijen. Na een goed gesprek tussen partijen leek het vertrouwen toch voldoende hersteld om de behandeling voort te zetten.
De zorgaanbieder erkent dat de wachttijden voor de verschillende therapieën in de GGZ lang waren en nog zijn; helaas heeft de zorgaanbieder daar geen invloed op. De zorgaanbieder realiseert zich zeer goed hoe zwaar dit is voor cliënten. Tijdens de wachttijd is er wel steeds contact geweest met de cliënt en werden behandelingen ter overbrugging voorgesteld; de cliënt hield deze gesprekken af en trok zich terug in zijn boosheid. Ook werd de cliënt erop gewezen dat het crisiscentrum altijd bereikbaar is.
De zorgaanbieder erkent dat de cliënt eenmalig bij vergissing later op een wachtlijst is geplaatst maar dat is niet van invloed geweest op de wachttijd.
De zorgaanbieder betreurt het dat de cliënt zich ondanks een naar tevredenheid afgeronde DGT behandeling niet goed geholpen heeft gevoeld. Op 23 september 2021 hebben partijen een goed eindgesprek gevoerd.
Beoordeling van het geschil
De commissie dient te beoordelen of de zorgaanbieder is tekort geschoten in zijn zorgplicht ten opzichte van de cliënt.
De commissie heeft daartoe het volgende overwogen.
De cliënt heeft zich in juni 2016 bij PsyQ, onderdeel van de zorgaanbieder, gemeld. De zorgaanbieder heeft in overleg met de cliënt een behandelplan voorgesteld waar de cliënt mee heeft ingestemd en waar hij achterstond.
De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat in 2016/2017 niet meteen is gekozen voor de DGT therapie waarbij hij in 2021 baat heeft gehad. Wat dit betreft overweegt de commissie dat in 2016 op basis van de toen door de cliënt ervaren klachten en op basis van de toen verrichte onderzoeken is gekozen voor het traject (de VERS therapie en vervolgens de schematherapie) dat op dat moment het meest geschikt was.
Door het [naam ziekenhuis] is in een brief van 5 oktober 2018, naar aanleiding van een verzoek van de cliënt om een second opinion, geconcludeerd dat de door de zorgaanbieder aan de cliënt geboden behandeling passend was.
Door de zorgaanbieder is bevestigd dat de wachttijden voor de cliënt lang waren. Dit is echter een landelijk probleem voor hulpverlening in de GGZ waarvan de zorgaanbieder geen verwijt kan worden gemaakt.
Daarbij is de commissie gebleken dat de wachttijden voor de VERS- en schematherapie (13 en 14 maanden) bij de cliënt bekend waren.
Niet is weersproken dat de zorgaanbieder de cliënt gedurende de wachttijden voldoende heeft ondersteund en behandelingen ter overbrugging van de wachttijd heeft aangereikt.
Voor de door de cliënt ervaren acute crisissituaties was het crisiscentrum van de zorgaanbieder steeds bereikbaar. Voor het verwijt van de client dat er voor hem geen hulp was op het moment dat hij in ernstige geestelijke nood verkeerde heeft de commissie dan ook geen grond gevonden.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld door de cliënt ook gedurende de wachttijden – binnen zijn mogelijkheden – de benodigde hulp aan te reiken en vervolgens telkens contact te blijven onderhouden met de cliënt.
De commissie acht het prijzenswaardig dat partijen, ondanks vertrouwensproblemen in de behandelrelatie, steeds met elkaar in gesprek zijn gebleven en op 23 september 2021 een, naar beide partijen ter zitting hebben bevestigd, goed eindgesprek hebben gevoerd. De commissie begrijpt dat de cliënt desondanks de door hem ervaren problemen aan de commissie heeft willen voorleggen. Zoals hiervoor is uiteengezet is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder zich als een goed zorgverlener voor de cliënt heeft gedragen.
De commissie verklaart de klacht dan ook ongegrond en wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding af.
Beslissing
De commissie:
verklaart de klacht ongegrond;
wijst af het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, de heer drs. D.C. Bouman, klinisch psycholoog en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 24 maart 2022.