Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
117422
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], en Stichting ZorgSaam Zorggroep Zeeuws-Vlaanderen, gevestigd te Terneuzen, (hierna te noemen: het ziekenhuis).Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken. Het geschil is ter zitting behandeld op 9 oktober 2018 te Breda.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Namens het ziekenhuis zijn verschenen
[naam jurist], [naam ambtelijk secretaris klachtencommissie] en [naam voorzitter klachtencommissie].
Bij aanvang van de zitting is gebleken dat commissielid [naam commissielid] nog niet aanwezig was. Met instemming van partijen is het geschil in afwezigheid van [naam commissielid] behandeld. [Naam commissielid] was wel aanwezig bij de beraadslagingen van deze zaak.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de behandeling van cliënt op de spoedeisende hulp op 31 mei 2017.
Standpunt van cliënt
Cliënt heeft zijn klachten vermeld in het door hem d.d. 21 mei 2018 ingevulde klachtenformulier en de daarbij behorende bijlagen. De klachten komen in de kern – kort en zakelijk – op het volgende neer:
1. De termijn voor het uitbrengen van advies door de klachtencommissie, waarvoor zes weken is voorzien, is met 22 weken overschreden. De cliënt is niet schriftelijk geïnformeerd over de reden van de aanzienlijke overschrijding van de termijn.
2. Er is een verkeerde volgorde gehanteerd voor het diagnosticeren van de verstopping.
3. Door deze verkeerde volgorde van diagnosestelling heeft de cliënt onnodig zes tot zeven uur met hevige pijn op de spoedeisende hulp gelegen met een groot risico op darmperforatie met alle gevolgen van dien.
4. Het protocol van ‘samen beslissen’ is niet toegepast.
5. Het onjuiste oordeel van de klachtencommissie is gebaseerd op een niet bestaande passage in het medisch dossier.
6. In de correspondentie van de cliënt aan de klachtencommissie wordt niet gereageerd op hun onwelgevallige opmerkingen.
7. Slechte interne communicatie tussen de ziekenhuisarts en het team spoedeisende hulp.
8. De informatie en communicatie over de controle op de ziekenhuisbacterie naar de cliënt toe liet te wensen over.
9. De reactie van [naam], Raad van Bestuur.
De cliënt verlangt een schadevergoeding van € 3.000,– voor immateriële schade, het inlezen en uitzoeken van medische literatuur en het voeren van correspondentie.
Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar het verweer van het ziekenhuis d.d. 12 juli 2018. In de kern komt het verweer van het ziekenhuis op de klacht van de cliënt op het volgende neer.
[Naam], de dienstdoende arts op de spoedeisende hulp, heeft bij de opname van de cliënt op 31 mei 2017 de dienstdoende chirurg, [naam] geïnformeerd. Ook heeft zij het te voeren beleid met haar besproken en dat beleid met haar goedkeuring ingezet. Anders dan cliënt stelt, is [naam dienstdoende arts] niet alleen afgegaan op haar eigen expertise, maar heeft zij overleg gevoerd met de behandelend chirurg van de cliënt. Het ziekenhuis is voorts van mening dat [naam dienstdoende arts] terecht eerst uitvoerig onderzoek heeft gedaan alvorens in overleg en met toestemming van [naam dienstdoende chirurg] te besluiten tot een hoogopgaand clysma, zoals door cliënt bij binnenkomst al werd geopperd. [Naam dienstdoende arts] is immers verantwoordelijk voor het door haar gevoerde beleid en zij diende dus eerst vast te stellen wat de oorzaak was van de door cliënt op 31 mei 2017 ervaren klachten.Cliënt is bekend met een complexe voorgeschiedenis en zijn klachten hadden ook veroorzaakt kunnen worden door een verkleving of een verstrengeling van zijn darmen. Als dat de oorzaak zou zijn geweest, dan zou een andere behandelwijze vereist zijn geweest en zou bovendien snel gehandeld moeten worden. Het ziekenhuis is van mening dat [naam dienstdoende arts] op goede gronden heeft besloten niet op de door cliënt op basis van ervaringen uit het verleden vergaarde kennis te vertrouwen, maar hem zelf lichamelijk te onderzoeken.
Uit het medisch dossier blijkt dat de verpleging heeft gehandeld overeenkomstig het binnen het ziekenhuis geldende protocol bij opname van een patiënt die kort voordien opgenomen is geweest in een buitenlands ziekenhuis. Dat protocol komt hierop neer dat onderzocht dient te worden of de patiënt besmet is met het MRSA- en/of het BRMO-bacterie. Gelet op het feit dat dit onderzoek in de regel door een patiënt als indringend en dus vervelend wordt ervaren, is het van belang dat de patiënt uitgelegd krijgt waarom dit onderzoek nodig is; ook (of zeker) indien de patiënt in kwestie een zelfde onderzoek heeft gehad in het buitenlandse ziekenhuis waar hij of zij opgenomen is geweest.
De betrokken verpleegkundigen herkennen zich niet in het beeld van cliënt dat zij onvoldoende uitleg hebben gegeven.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het
volgende.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis tekort is geschoten in de nakoming dan wel de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
De commissie dient thans de vraag te beantwoorden of het ziekenhuis tekort is geschoten in de behandeling van cliënt.
Klachtonderdelen 2, 3 en 7 zien op de behandeling bij de spoedeisende hulp. Cliënt werd voor het eerst, slechts één week nadat hij in België was geopereerd, opgenomen in het ziekenhuis met pijnklachten aan zijn buik. Met een voorgeschiedenis als die van cliënt heeft het ziekenhuis naar het oordeel van de commissie met recht eerst uitgebreid lichamelijk onderzoek gedaan bij cliënt alvorens een behandeling in te zetten. Zoals [naam dienstdoende arts] heeft aangegeven is juist die voorgeschiedenis van cliënt de reden geweest om te besluiten tot een CT abdomen, welk onderzoek enige tijd vergt. Het ziekenhuis was – juist uit het oogpunt van zorgvuldigheid – ook verplicht tot het doen van eigen onderzoek. Als cliënt op zijn verzoek eerst een klysma zou zijn gegeven voordat dit onderzoek had plaatsgevonden, dan zou onjuist zijn gehandeld. Daarnaast blijkt uit de reactie van het ziekenhuis dat [naam dienstdoende arts] het te voeren beleid met [naam dienstdoende chirurg] heeft besproken en dat zij het beleid met haar goedkeuring heeft ingezet.
Uit het voorgaande volgt dat geen onjuiste volgorde van diagnosestelling is gehanteerd, noch dat sprake was van slechte interne communicatie tussen de ziekenhuisarts en het team spoedeisende hulp. Alle drie de klachtonderdelen zijn dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel 5 betreft het volgens cliënt onjuiste oordeel van de klachtencommissie dat is gebaseerd op een niet bestaande passage in het medisch dossier. Ter zitting is gebleken dat cliënt hier doelt op de zinsnede van het ziekenhuis dat door [naam dienstdoende arts] overleg is gevoerd met [naam dienstdoende chirurg], terwijl [naam dienstdoende arts] zelf aangeeft dat zij heeft overlegd met de dienstdoende chirurg, zonder een naam te noemen. Uit de reactie van de klachtencommissie leidt de commissie af dat de dienstdoende chirurg op dat moment kennelijk [naam dienstdoende chirurg] betrof. De commissie heeft geen reden om hieraan te twijfelen en verklaart dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel 4 ziet op het niet toepassen van het protocol ‘samen beslissen’.
Cliënt heeft hierover niet eerder bij het ziekenhuis geklaagd zodat cliënt op basis van art. 6 lid 1
onder a van het Reglement Geschillencommissie Ziekenhuizen niet-ontvankelijk is met betrekking tot dit klachtonderdeel.
Klachtonderdeel 6 ziet op het niet reageren door de klachtencommissie op opmerkingen in correspondentie van cliënt. Zoals ter zitting al aan cliënt is meegedeeld, hoefde de klachtencommissie ook niet te reageren op opmerkingen van cliënt maar alleen op de door cliënt geformuleerde concrete klachten. Van concrete klachten waarop door de klachtencommissie niet is gereageerd is de commissie niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel 8 heeft betrekking op het protocol MRSA, in het bijzonder de informatievoorziening daarover naar cliënt toe. Het ziekenhuis heeft aangegeven dat niet meer kan worden nagegaan of cliënt voldoende is geïnformeerd over dit protocol, maar als dat niet goed is gegaan dan heeft het ziekenhuis daarvoor haar excuses aangeboden.
De commissie stelt vast dat niet is gedocumenteerd hoe een en ander met cliënt is gecommuniceerd. Wanneer de beleving van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenloopt, en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de beleving van cliënt in beginsel niet gegrond worden bevonden. De commissie ziet met betrekking tot dit klachtonderdeel geen grond te komen tot een gegrondverklaring.
Klachtonderdeel 9 ziet op de reactie van [naam] van de Raad van Bestuur. De commissie begrijpt dat cliënt hiermee bedoelt te klagen over het feit dat het ziekenhuis in het kader van een reactie op de klacht van cliënt heeft volstaan met een verwijzing naar de reactie van de interne klachtencommissie. Niet valt in te zien waarom het ziekenhuis niet heeft mogen volstaan met een verwijzing naar het advies van de klachtcommissie, temeer nu daarbij tevens is vermeld dat zij dat gemotiveerde advies overneemt en tot de hare maakt. Ook dit klachtonderdeel is daarmee naar het oordeel van de commissie ongegrond.
Tot slot dient de commissie te oordelen over klachtonderdeel 1, dat betrekking heeft op de termijnoverschrijding van de behandeling van de klachten van cliënt door de klachtencommissie. De commissie stelt vast dat deze termijn is overschreden. Daarnaast is met cliënt niet duidelijk gecommuniceerd dat de termijn werd overschreden en wat daarvan de reden was. Het enkel verstrekken aan cliënt van correspondentie met andere partijen in deze klachtzaak is onvoldoende om te kunnen spreken van informeren over overschrijding van de termijnen. Het ziekenhuis heeft een en ander ter zitting erkend en aangegeven dat dit beter moet. De klacht is op dit punt gegrond. Een causaal verband tussen deze klacht en de door cliënt gestelde schade ontbreekt, zodat de verlangde schadevergoeding zal worden afgewezen.
Nu klachtonderdeel 1 gegrond is verklaard dient het ziekenhuis het klachtengeld overeenkomstig het reglement van de commissie aan cliënt te vergoeden.
Derhalve dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart cliënt niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 4;
– verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;
– verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond en wijst het meer of anders verlangde af.
– bepaalt dat de zorginstelling overeenkomst het reglement van de commissie aan de consument het klachtengeld voor een bedrag van € 52,50 dient te vergoeden.
Aldus beslist op 9 oktober 2018 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.