Midfacelift zorgvuldig uitgevoerd

De Geschillencommissie




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 171483/187045

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënt heeft vanwege complicaties na een ooglidcorrectie een midfacelift ondergaan. Cliënt is niet tevreden over het resultaat, want haar klachten zijn niet verholpen. Volgens de aanbieder is de behandeling goed uitgevoerd, maar zijn de klachten niet volledig verdwenen.

Naar het oordeel van de commissie is de behandeling goed uitgevoerd. De zorgaanbieder heeft geoordeeld dat het niet zinvol is om een soortgelijke behandeling opnieuw uit te voeren en de commissie is het daarmee eens. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats]

(hierna te noemen: cliënte)

en

Bergman Clinics Nederland B.V., gevestigd te Naarden

(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 december 2022 te Utrecht.

De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam], plastisch chirurg, en [naam], gemachtigde.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een lipofilling behandeling.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt haar standpunt op het volgende neer.

In 2006 heeft cliënte een onderooglidcorrectie ondergaan bij Laser Aesthetic. Na de ingreep heeft zij complicaties gekregen waaraan zij stekende pijn in de oogkassen, ontstoken ogen en traanogen heeft overgehouden.

Cliënte heeft zich in de jaren na deze ingreep regelmatig tot andere zorgaanbieders gewend met de vraag of er een oplossing voor haar probleem zou zijn. In 2019 heeft zij bij de Veldhuiskliniek een lipofilling van haar wang laten uitvoeren, maar ook daarmee zijn haar klachten niet verholpen. Via een doorverwijzing van het UMCG is cliënte bij de zorgaanbieder terecht gekomen.

Op 11 september 2020 heeft cliënte een midfacelift ondergaan. De kosten bedroegen € 3.800,–.

Cliënte is niet tevreden met het resultaat van deze ingreep. Haar klachten zijn niet verholpen. Nog steeds is er een deuk in de oogkassen, heeft zij pijn in haar oogkassen, traan- en ontstoken ogen, hoofdpijn en het gevoel dat haar ogen uit haar kassen vallen. Ze kan zo niet verder met haar leven, ze wordt afgewezen bij sollicitaties en mensen maken opmerkingen over haar traanoogjes.

Cliënte vordert een schadevergoeding van € 25.000,–.

Ter zitting heeft cliënte haar klachten nader toegelicht. Ze is ten einde raad. De behandelaar wil haar klachten niet verhelpen en zegt dat ze maar naar een psycholoog moet gaan. De behandeling heeft wel wat resultaat gehad bij haar wangen, maar haar klachten rond haar ogen zijn niet verholpen, omdat er geen lipofilling bij haar onderoogleden is uitgevoerd. Ze hoopt dat de zorgaanbieder haar nog een keer wil behandelen en daarmee haar pijnklachten wegneemt.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte is op 27 mei 2020 gezien in verband met haar wens tot lipofilling van de oogleden naar aanleiding van klachten die zij had als gevolg van een eerdere behandeling in een andere kliniek. Op basis van de anamnese en onderzoek is een voorstel gedaan tot behandeling door middel van lipofilling. Tijdens dit consult zijn de behandeling, de alternatieven, de resultaten en de risico’s op complicaties doorgesproken.

Daarbij heeft de arts aan cliënte te kennen gegeven dat na de behandeling wellicht wat verschil zal worden gezien, maar dat er geen garantie kan worden gegeven dat haar klachten daarmee zouden verdwijnen.

De ingreep is op 11 september 2020 uitgevoerd en is goed en ongecompliceerd verlopen. Tijdens de controle op 22 september 2020 gaf cliënte aan dat ze tevreden was over haar wangen, maar meer opvulling rond haar ogen wenste, omdat zij nog steeds last had van traanogen. De zorgaanbieder heeft haar geadviseerd even af te wachten.

Nadien heeft cliënte veelvuldig klachten gehad. Bij volgende controles bleek duidelijk dat het op sociaal gebied niet goed ging met cliënte. Vanwege de door haar geschetste beleving van de klachten heeft de zorgaanbieder haar geadviseerd een psycholoog te raadplegen en is haar meegedeeld dat zij door de zorgaanbieder niet verder zou worden behandeld.

In mei 2021 werd cliënte opnieuw gezien. Zij gaf toen aan dat het resultaat mooier was geworden, maar dat zij nog steeds last had van klachten en zij een PRP-behandeling wenste te ondergaan.

De zorgaanbieder heeft haar daarop meegedeeld dat hij deze behandeling niet zou uitvoeren. Vervolgens heeft cliënte per e-mail van 19 juli 2021 verzocht om aanvullende behandelingen. Naar aanleiding van deze e-mail heeft de zorgaanbieder contact opgenomen met haar huisarts en deze meegedeeld dat cliënte niet verder zal worden behandeld door de zorgaanbieder.

De zorgaanbieder is van oordeel dat zij zorgvuldig heeft gehandeld. De klachten van cliënte zijn het rechtstreeks gevolg van een behandeling in 2006 door een andere kliniek. Hier kan de zorgaanbieder niet verantwoordelijk voor worden gehouden.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.

Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval: de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

Voor de aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de nakoming dan wel de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming nadeel zijn toegebracht.

Cliënte heeft zich tot de zorgaanbieder gewend in verband met klachten rond haar ogen, die zij heeft gekregen na een behandeling in 2006 in een andere kliniek. Op uitdrukkelijk verzoek van cliënte heeft de behandelend arts op 11 september 2020 een lipofilling uitgevoerd rond de ogen en het middengezicht in de hoop dat daarmee haar klachten zouden verminderen.

Cliënte is van mening dat de behandelaar wel haar wangen heeft gevuld, maar dat de lipofilling onder haar onder oogleden achterwege is gebleven en vordert dat dit alsnog gebeurt, zodat haar klachten verminderen.

De commissie stelt op basis van het operatieverslag vast dat de lipofilling rond de ogen wel is uitgevoerd.

Ter zitting is gebleken dat de klachten die cliënte na de ingreep in 2006 heeft gekregen ondanks diverse behandelingen niet zijn opgelost. Verdere behandelingen zullen niet leiden tot het gewenste resultaat, aldus de behandelend arts.

Ten aanzien van de vraag of de lipofilling op juiste wijze is uitgevoerd is de commissie van oordeel dat niet kan worden geoordeeld dat de arts in deze niet de zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De ingreep op 11 september 2020 is lege artis uitgevoerd. Naar het oordeel van de commissie heeft de arts gehandeld conform de voor hem geldende professionele standaard. In zoverre zal de klacht ongegrond worden verklaard.

Cliënte heeft de zorgaanbieder verzocht om wederom een lipofilling onder haar onderoogleden uit te voeren. De zorgaanbieder wil cliënte niet verder behandelen. De zorgaanbieder heeft geoordeeld dat het niet zinvol is om een soortgelijke behandeling, als de behandeling die cliënte al heeft ondergaan, uit te voeren, omdat die behandeling geen verbetering van haar klachten heeft gegeven.

Daartoe overweegt de commissie als volgt.

Een medische behandeling moet altijd gerechtvaardigd kunnen worden. Als een behandeling niet (meer) in het belang is van de patiënt, is sprake van medisch zinloos handelen. Medisch zinloos handelen is niet toegestaan. De commissie stelt vast dat ondanks diverse behandelingen de klachten van cliënte niet zijn verholpen.

De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder bij zijn beslissing cliënte niet verder te behandelen zorgvuldig en volgens zijn professionele standaard heeft gehandeld.

Schadevergoeding.
Cliënte heeft een schadevergoeding gevorderd vanwege het feit dat de behandeling door de zorgaanbieder niet heeft geresulteerd in het wegnemen van haar klachten.

Afgezien van het feit dat er geen sprake is van een onzorgvuldig handelen door de zorgaanbieder bij de ingreep op 11 september 2020, kan de zorgaanbieder naar het oordeel van de commissie niet aansprakelijk worden gesteld voor klachten waarmee cliënte dagelijks wordt geconfronteerd, die het rechtstreeks gevolg zijn van een in 2006 door een andere zorgaanbieder uitgevoerde behandeling.

De commissie zal de vordering tot schadevergoeding afwijzen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst de vordering tot schadevergoeding af.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. J.F.A. van der Werff, de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 22 december 2022.