Moeder van cliënte krijgt geen inzage in medisch dossier vanwege geheimhoudingsplicht

De Geschillencommissie




Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: voorbeslissing   Uitkomst: ontvankelijk   Referentiecode: 37430/41356

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De klaagster is de moeder van de overleden cliënte. De klaagster heeft klachten over de behandeling van haar dochter door de zorgaanbieder. Ze wil het medisch dossier van haar dochter inzien om zo inzage te krijgen in de gang van zaken, de geleverde zorg en de medicatie die haar dochter kreeg. De klaagster stelt dit nodig te hebben voor de rouwverwerking, maar de zorgaanbieder weigert vanwege zijn beroepsgeheim om de klaagster inzage te geven in het medisch dossier van de cliënte. De commissie heeft besloten dat er eerst een beslissing moet komen over de inzage in het medisch dossier van de cliënte. Daarom heeft de commissie een voorbeslissing genomen in deze zaak en het volgende geoordeeld. Op grond van de wet mag klaagster alleen inzage in het medisch dossier van de cliënte als zij hier een zwaarwegend belang bij heeft. Hoewel rouwverwerking een zwaarwegend belang is vanuit menselijk perspectief, is het niet zodanig zwaarwegend om de geheimhoudingsplicht te schenden. De zorgaanbieder heeft dus terecht een beroep gedaan op zijn geheimhoudingsplicht met betrekking tot het verstrekken van informatie uit het medisch dossier van de cliënte.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Klaagster], in haar hoedanigheid van nabestaande van haar op 8 december 2019 overleden dochter [naam dochter] (hierna te noemen: de dochter), wonende te [woonplaats],

en

Stichting Topaz, gevestigd te Leiden, (hierna te noemen: de zorgaanbieder)
gemachtigde: [naam].

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

Klaagster heeft bij de commissie door middel van een daartoe bestemd vragenformulier een klacht ingediend tegen de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft tegen die klacht schriftelijk verweer gevoerd.

Uit de standpunten van partijen leidt de commissie af dat zij een principieel verschil van mening hebben over de vraag of klaagster inzage toekomt in het medisch dossier van de dochter. Een beslissing over dit geschilpunt is noodzakelijk voor de verdere behandeling en beslissing van het geschil en daarom heeft de commissie besloten over dat geschilpunt eerst een oordeel te geven. De behandeling heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2021 buiten aanwezigheid van partijen.

Beoordeling van het geschil
De klacht van klaagster betreft – samengevat – de volgende aangelegenheden:

1. De wijze waarop de zorgaanbieder de klachten van klaagster heeft afgehandeld.
2. Klaagster voelt zich door de zorgaanbieder niet gehoord en genegeerd.
3. Het alarmsysteem dat niet werkte.
4. De gang van zaken rondom de overplaatsing naar [locatie 1] en naar [locatie 2].
5. De geleverde zorg aan de dochter.
6. De medicatie van en de toediening daarvan aan de dochter.
7. Het contact van de zorgaanbieder met de ex-partner en de zoon van de dochter.

Voor de verdere inhoud van de klacht verwijst de commissie – om het kort te houden –naar de door klaagster overgelegde stukken, dit in verband met de aard van deze voorbeslissing, waarin vooralsnog de (verdere) inhoud van de klacht niet aan de orde is.

De zorgaanbieder is in zijn verweer niet ingegaan op de klachtonderdelen 4. t/m 7. Daartoe voert hij aan dat als hij de door klaagster geuite klachten inhoudelijk wil bespreken, hij dit niet kan doen zonder te putten uit de vertrouwelijke medische gegevens van de dochter, waardoor hij dan zijn geheimhoudingsplicht zou schenden. Het belang van de geheimhoudingsplicht is dat patiënten erop moeten kunnen vertrouwen dat alles wat zij delen met hun hulpverlener, tussen de patiënt en de hulpverlener blijft. En in het verlengde hiervan dient de geheimhoudingsplicht ook de privacy van de patiënt. De zorgaanbieder dient zijn geheimhoudingsplicht ook na het overlijden van de dochter in acht te nemen.

De door de dochter gemaakte keuzes en afwegingen, haar wens om elders verzorgd te worden, het omgaan met het vooruitzicht op het overlijden, de aan haar verleende zorg, de medicatie en de verstandhouding tussen haar en haar zoon en de verhouding tussen haar en haar moeder zijn vertrouwelijke en niet zelden emotioneel beladen aangelegenheden waarover de dochter in vertrouwen met de zorgprofessionals van de zorgaanbieder heeft gesproken.

De dochter was een volwassen vrouw die tijdens haar verblijf in [locatie 1] wilsbekwaam was en die bij leven geen toestemming heeft gegeven voor inzage in of afschrift van haar medische gegevens. Volgens de zorgaanbieder is het heel invoelbaar dat klaagster als betrokken moeder precies wil weten wat er in het zorgproces rondom de dochter heeft plaatsgevonden en hij ziet het belang daarvan voor haar ook in. Om aan rouwen toe te komen wil klaagster eerst de traumatische gebeurtenissen helder krijgen en verwerken, maar haar belang bij informatieverstrekking is echter niet zodanig zwaarwegend dat doorbreking van het beroepsgeheim gerechtvaardigd is. De zorgaanbieder zal dan ook ter afwending van de door klaagster aangevoerde klachten zijn beroepsgeheim niet doorbreken.

De commissie overweegt als volgt.

Op grond van het bepaalde in artikel 7:457 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) draagt een hulpverlener – in dit geval de zorgaanbieder – zorg dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de gegevens uit het dossier worden verstrekt dan met toestemming van de patiënt. Dit beroepsgeheim geldt in beginsel ook na de dood van de patiënt. Op de plicht tot geheimhouding zijn echter uitzonderingen mogelijk. Op 1 januari 2020 is art. 7:458a BW in werking getreden. Dit artikel luidt, voor zover hier van belang:
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 7:457 lid 1 verstrekt de hulpverlener desgevraagd inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier van een overleden patiënt aan:
a. een persoon ten behoeve van wie de patiënt bij leven toestemming heeft gegeven indien die toestemming schriftelijk of elektronisch is vastgelegd;
b. een nabestaande als bedoeld in artikel 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, of een persoon als bedoeld in artikel 465 lid 3 BW, indien die nabestaande of die persoon een mededeling over een incident op grond van artikel 10, derde lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg heeft gekregen;
c. een ieder die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk maakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.
2. (…);
3. Op grond van dit artikel worden uitsluitend gegevens verstrekt voor zover deze betrekking hebben op de grond waarvoor inzage wordt verleend.

Het is de commissie niet gebleken dat de dochter bij haar leven toestemming heeft gegeven aan klaagster voor inzage in haar medisch dossier dat bij de zorgaanbieder berust. Ook is van een mededeling over een incident niet gebleken. De zorgaanbieder mag klaagster daarom alleen inzage in of afschrift van gegevens uit het medisch dossier van de dochter verstrekken, indien klaagster daarbij een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk heeft gemaakt dat dit belang zonder inzage of afschrift mogelijk wordt geschaad, terwijl inzage of afschrift noodzakelijk is voor het behartigen van dit belang.

Het gaat er dus om of klaagster een zwaarwegend belang heeft bij inzage of afschrift dat het doorbreken van het beroepsgeheim van de zorgaanbieder rechtvaardigt. Dat er sprake is van een zwaarwegend belang dient niet lichtvaardig te worden aangenomen. Naar het oordeel van de commissie heeft klaagster een zwaarwegend belang noch de daaraan verbonden wettelijke criteria aannemelijk gemaakt. Een emotioneel belang zoals rouwverwerking is – hoe zwaarwegend ook vanuit menselijk perspectief – geen zodanig zwaarwegend belang om informatie te (mogen) verstrekken uit het medisch dossier van een overleden patiënt dat daarvoor de geheimhoudingsplicht zou moeten wijken.

Op grond van de voorgaande overwegingen concludeert de commissie dat de zorgaanbieder zich wat betreft het achterwege laten van verweer ten aanzien van de klachtonderdelen 4. t/m 7. terecht op zijn geheimhoudingsplicht heeft beroepen.

De klacht van klaagster dient nog inhoudelijk te worden behandeld. De commissie zal partijen in de gelegenheid stellen aan te geven of zij bij die verdere behandeling van dit geschil gebruik willen maken van een mondelinge behandeling of dat de commissie het geschil verder kan behandelen en beslissen op grond van de overgelegde stukken.

Beslissing
De commissie:

– bepaalt dat de zorgaanbieder met betrekking tot het verstrekken van informatie uit het medisch dossier van de dochter terecht een beroep heeft gedaan op zijn geheimhoudingsplicht;

– stelt partijen in de gelegenheid binnen veertien dagen na verzending van deze voorbeslissing aan de commissie kenbaar maken of zij bij de verdere behandeling van dit geschil gebruik willen maken van een mondelinge behandeling of dat de commissie het geschil verder kan behandelen op grond van de overgelegde stukken.

Aldus beslist op 6 augustus 2021 door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw mr. M.B. van Leusden-Donker, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.