Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
44277/59870
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt is bekend met cystenieren en stond daarvoor tien jaar onder begeleiding van de nefroloog. Volgens de cliënt is de nefroloog tekortgeschoten in zijn begeleiding, omdat het mis is gegaan met bloeddrukverlagende medicatie. De dosis is niet op tijd verhoogd. Ook vindt de cliënt dat de nefroloog hem had moeten doorverwijzen naar de nierdiëtist. De nefroloog erkent dat de inname van medicatie niet is verlopen volgens zijn voorschrijving, maar vindt dat hem dit niet verweten kan worden aangezien hij de verhoging van de dosis van de medicatie wel heeft voorgeschreven. Daarnaast was er volgens de richtlijn Chronische Nierschade geen aanleiding om de cliënt door te verwijzen naar een nierdiëtist. De commissie oordeelt dat de klacht ongegrond is. De nefroloog heeft een verhoogde dosis van de medicatie voorgeschreven, dit blijkt ook uit het medisch dossier. Het feit dat dit niet aan de cliënt is meegegeven bij de apotheek is niet aan hem te wijten. Daarnaast blijkt uit de richtlijn dat doorverwijzing naar de nierdiëtist niet noodzakelijk is. De nefroloog is niet tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]
en
Albert Schweitzer ziekenhuis, locatie Dordwijk, gevestigd te Dordrecht (hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 30 maart 2021 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
De cliënt is (familiair) bekend met cystenieren en heeft daarvoor ongeveer 10 jaren onder begeleiding gestaan van dr. [naam], nefroloog. De cliënt is van mening dat de nefroloog is tekortgeschoten in zijn begeleiding, omdat het mis is gegaan met de bloeddrukverlagende medicatie. Ook had de nefroloog de cliënt moeten doorverwijzen naar de nierdiëtiste. Het geschil betreft de vraag of de nefroloog is tekortgeschoten in zijn begeleiding en behandeling van de cliënt.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op de volgende klachten neer.
1. Vanaf ongeveer 2001 slikte de cliënt bloeddrukverlagende medicatie, 10mg Enalaprilmaleaat (hierna: Enalapril) per dag. Op 18 februari 2011 heeft de nefroloog aanvullend Hydrochloorthiazide (HCT) voorgeschreven, terwijl hij de dosis Enalapril had moeten verhogen. De nefroloog is er ten onrechte vanuit gegaan dat de cliënt daarvan al een dosis van 20mg was voorgeschreven. Dit wijt de cliënt aan slordig werken. Op 31 maart 2016 was de bloeddruk van de cliënt veel te hoog (143/78 mmHg). Die te hoge bloeddruk had de nefroloog aanleiding moeten geven voor verhoging van de Enalapril, of op z’n minst tot het periodiek volgen van de bloeddruk door middel van thuismeting. Dit heeft de nefroloog nagelaten. Pas op 9 november 2017 heeft een vervanger van de nefroloog de dosis Enalapril verhoogd.
2. Tijdens twee verschillende consulten heeft de nefroloog een nierfunctiewaarde (eGFR) meegedeeld van 85% en zelfs 130%. Dit terwijl de cliënt een duidelijk lagere nierfunctie had bij aanvang van de behandeling bij de nefroloog in 2010. Toen de nefroloog bij een later consult meedeelde dat de nierfunctie significant lager was, werd de cliënt erg ongerust.
3. De cliënt was in de loop der jaren in gewicht toegenomen. De cliënt meent dat de nefroloog haar had moeten doorverwijzen naar de nierdiëtist. De nierdiëtist kan veel toelichting geven op het te volgen dieet, waarbij zij ook rekening houdt met de inname van zout, kalium en andere voor de nieren schadelijke stoffen.
Al met al meent de cliënt dat de nefroloog is tekortgeschoten in zijn preventieve zorg. Als gevolg daarvan vreest de cliënt voor verkorting van haar leven en vermindering van de kwaliteit van leven.
De cliënt wil in aanmerking komen voor vergoeding van diverse schadeposten. Een aantal daarvan heeft te maken met inkomstenachteruitgang, doordat zij in haar werk als gastouder minder kinderen kon opvangen. Een aantal heeft te maken met de extra zorgkosten die de cliënt heeft gehad. En een aantal heeft te maken met de kosten die de cliënt heeft moeten maken in het kader van de procedures bij het Regionaal Tuchtcollege en bij de commissie.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De nefroloog erkent dat de inname van Enalapril niet is verlopen conform zijn voorschrijving, maar meent dat dit hem niet kan worden verweten.
Verder heeft de nefroloog erop gewezen dat de nierfunctie weliswaar achteruit is gegaan, maar minder snel dan door de cliënt wordt aangenomen. Dat wijst erop dat de behandeling adequaat is geweest. De cliënt behoefde gelet op Richtlijn Chronische Nierschade niet verwezen te worden naar een nierdiëtist.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Het beoordelingskader.
Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen de cliënt en de zorgaanbieder is een geneeskundige behandelingsovereenkomst.
Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Dat betekent dat hij moet handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, die voortvloeit uit de professionele standaard zoals die geldt voor alle hulpverleners. Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De zorgplicht houdt geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken als komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst met de cliënt.
Hoe zit het met de voorgeschreven dosis Enalapril?
De cliënt was bekend met een neiging naar een te hoge bloeddruk. Daarom was (al voor behandeling bij de nefroloog) een dosis van 10mg Enalapril per dag voorgeschreven. Tijdens het consult bij de nefroloog op 11 oktober 2010 bleek de bloeddruk nog niet voldoende onder controle. Daarom heeft de nefroloog aanvullend HCT voorgeschreven. De nefroloog heeft hierover uitgelegd dat het toevoegen van HCT aan Elanapril soms meer effect kan hebben dan een verhoging van de dosis Enalapril. De commissie kan die uitleg volgen. De cliënt is er niet op teruggekomen tijdens de mondelinge behandeling. Daarom gaat de commissie ervan uit dat haar vraag in haar klachtbrief van 29 september 2020 hiermee voldoende is afgehandeld.
De toegevoegde HCT verdroeg de cliënt niet goed. Daarom is alsnog gekozen voor een verhoging van de dosis Enalapril naar 20mg. Tijdens het consult op 8 juni 2012 kwam aan het licht dat de cliënt nog steeds maar 10mg Enalapril slikte. Dit heeft de nefroloog aan de orde gesteld, waarna hij ervan uitging dat de cliënt de voorgeschreven dosis van 20mg gebruikte. De nefroloog heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat hij het recept daarvoor opneemt in het Elektronisch Voorschrijfsysteem. Het recept wordt vanuit dat systeem uitgeprint en meegegeven aan de cliënt, die het medicijn kan ophalen bij een apotheek. De nefroloog gaat er met deze werkwijze vanuit dat de cliënt beschikt over de juiste, voorgeschreven dosis Enalapril.
In werkelijkheid is de cliënt ook nadien 10mg Enalapril blijven slikken. Pas op 9 november 2017 heeft de cliënt de juiste dosis ontvangen.
De commissie overweegt dat het onduidelijk is gebleven hoe het kan dat de cliënt een hogere dosis Enalapril voorgeschreven had gekregen van de nefroloog, maar desondanks circa vijf jaren een lagere dosis ontving van de apotheek. Het staat wel voldoende vast dat de nefroloog in 2012 de hogere dosis heeft voorgeschreven, want dat is vastgelegd in het medisch dossier.
De commissie is van oordeel dat het geen fout van de nefroloog is dat hij de dosis naderhand niet meer heeft gecontroleerd. De nefroloog mag ervan uitgaan dat het middel dat hij heeft voorgeschreven en vastgelegd is in het Elektronisch Voorschrijfsysteem ook aan de cliënt wordt meegegeven. Daar komt bij dat de bloeddrukmetingen die door de nefroloog zijn verricht geen aanleiding gaven voor een wijziging van het medicatiebeleid. Ondanks de lagere dosis Enalapril bleef de bloeddruk van de cliënt voldoende onder controle, al is er een eenmalig verhoogde bloeddruk gemeten op 31 maart 2016. Dat eenmalige incident hoefde de nefroloog geen aanleiding te geven de medicatie aan te passen; bij een meting op 29 december 2016 was de bloeddruk weer onder controle.
Al met al is de klacht, voor wat betreft de voorgeschreven dosis Enalapril, ongegrond.
Was verwijzing naar de nierdiëtist noodzakelijk?
De nefroloog heeft toegelicht dat de zorgaanbieder patiënten verwijst naar een nierdiëtist als de nierfunctie minder is dan 30% (geschatte klaring van onder de 30ml/min). Of als de nierinsufficiëntie snel progressief is. Bij aanvang van de preventieve begeleiding heeft de nefroloog de nierfunctie bij de cliënt bepaald. Die was 78%. De laatst bekende meting is 74%. Gelet op die waarden was verwijzing naar de nierdiëtist niet aangewezen. In de consulten met de cliënt bespreekt de nefroloog wel het belang van zoutbeperking.
De commissie overweegt als volgt. De cliënt heeft baat gehad bij de consulten bij de nierdiëtist. Met behulp van de adviezen is zij goed in staat haar gewicht onder controle te houden. Dat betekent nog niet dat de nefroloog de taak had om de cliënt eerder naar de nierdiëtist te verwijzen. De nefroloog heeft gewezen op de inhoud van de Richtlijnen Chronische Nierschade van 2009 en 2018. In beide richtlijnen is verwijzing naar de nierdiëtist pas aan de orde bij een geschatte klaring van onder de 30 ml/min. De nierfunctie van de cliënt is duidelijk hoger. Dat betekent dat de nefroloog zijn zorgplicht in het kader van de behandelingsovereenkomst voldoende is nagekomen.
De nefroloog weerspreekt overigens dat hij de nierfuncties heeft genoemd die de cliënt aanhaalt (85 en 130%). De cliënt is daar naar het oordeel van de commissie onvoldoende op in gegaan. Het laat zich moeilijk achteraf vaststellen wat de nefroloog heeft gezegd tijdens de verschillende consulten en hoe de cliënt die informatie heeft begrepen. De commissie acht het echter niet aannemelijk dat de nefroloog aan de cliënt zou hebben voorgehouden dat zij een nierfunctie had van 130%, omdat een dergelijke waarde in het algemeen al niet voorkomt.
De slotsom
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. De nefroloog is niet tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Dat betekent dat het verzoek om schadevergoeding niet toewijsbaar is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, mr. dr. M.J. van Dam, mr. M.H.J.N. van Berckel Smit, leden, in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, op 30 maart 2021.