Commissie: Gehandicaptenzorg
Categorie: -
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
124289
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Gedragswetenschapper is afspraken niet nagekomen. Commissie acht het voorstelbaar dat de cliënt leed heeft ondervonden, maar kan niet vaststellen dat de cliënt hierdoor heeft geleden dat sprake is van aantasting in de persoon. Geen toekenning van schadevergoeding.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Client], wonende te [woonplaats], en ’s Heerenloo Zorggroep, gevestigd te Amersfoort, (verder te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
Het geschil is ter zitting behandeld op 26 augustus 2019 te Den Haag. De cliënt werd vergezeld van zijn moeder en bijgestaan door cliëntvertrouwenspersoon [naam]. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam], manager Advisium. Partijen hebben hun standpunten toegelicht.
Onderwerp van het geschil
De klacht van de cliënt richt zich met name op de wijze waarop de zorgaanbieder met hem is omgegaan en de daardoor door hem geleden psychische schade.
Standpunt van de cliënt
De commissie heeft kennis genomen van de stukken die de cliënt heeft ingediend. Het standpunt van de cliënt luidt – samengevat weergegeven – als volgt.
De cliënt heeft klachten over 2017 en 2019. De cliënt verwijt de zorgaanbieder vertraging bij aanvraag van de indicatie in 2017; er heeft toen een verkeerde beoordeling plaatsgevonden door een gedragswetenschapper. De cliënt heeft verder in 2017 een zeer ongelukkige periode doorgemaakt, hij voelde zich verwaarloosd en onder druk gezet door de gedragswetenschapper van de zorgaanbieder. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een incident, waarbij de politie moest komen.
Verschillende afspraken die de cliënt in 2017 en 2019 gepland had met een gedragswetenschapper van de zorgaanbieder zijn afgezegd.
Ook kwam het voor dat de gedragswetenschapper zonder bericht vooraf niet aanwezig was. Dit heeft ernstige gevolgen gehad voor de cliënt. Hij is door een gebrek aan hulpverlening psychisch achteruit gegaan. In 2017 heeft de cliënt deze verwaarlozing door de gedragswetenschapper gemeld aan de regiodirecteur. En in 2019 gebeurde het dan toch weer. Hij moest intensief begeleid worden en heeft extra medicatie gekregen. Dit was niet nodig geweest indien de gedragswetenschapper zich aan de afspraken had gehouden.
De cliënt vreest dat dit andere cliënten ook kan overkomen. Hij wenst erkenning, wil serieus genomen worden door de zorgaanbieder, en verlangt een schadevergoeding van € 800,– voor het ontstane leed. Het ontbreken van een goede behandeling heeft immers tot psychische schade geleid.
Ter zitting heeft de cliënt nog opgemerkt dat de kern van zijn klacht is dat er niet naar hem werd geluisterd. In 2017 en 2019 zijn er zes afspraken geweest voor therapie waarbij niemand was en hij dus geen therapie heeft gehad. De vergoeding van € 800,– is redelijk in verband met het leed dat hij heeft meegemaakt. Hij is zijn vertrouwen in de zorgaanbieder verloren. In 2017 zijn de fouten erkend en zou het nooit meer gebeuren. In 2019 gebeurde het weer, dus waarom zou het niet nog een keer kunnen gebeuren?
De huidige gedragswetenschapper luistert beter naar hem. De moeder van de cliënt benadrukt dat het niet zo maar iets is geweest. Zij zag haar zoon afglijden door toedoen van de zorgaanbieder.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft naar de cliënt toe erkend dat gedragswetenschappers zowel in 2017 als in 2019 een aantal afspraken niet zijn nagekomen. De zorgaanbieder heeft daarvoor reeds excuses aangeboden. Ook na het indienen van de klacht bij de commissie heeft er een gesprek plaatsgevonden met de cliënt en de huidige manager en de gedragswetenschapper. Wederom zijn excuses aangeboden en is aangegeven de gang van zaken te betreuren. Er is voorgesteld om deze casus te gebruiken als leermoment voor de gedragswetenschappers. Momenteel worden afspraken met de cliënt nagekomen en verlopen deze naar wens.
In het aanvullend verweer van 20 augustus 2019 gaat de zorgaanbieder in op gebeurtenissen uit 2017, die ook door de cliënt onder zijn klacht worden gevat en waarmee de klacht veelomvattender is dan het niet nakomen van afspraken. Het gaat dan om het proces van indiceren en het verblijf in een politiecel. De cliënt is destijds bij de zorgaanbieder komen wonen met een indicatie vanuit de Jeugdwet. Toen de cliënt 18 jaar geworden was, is de aangevraagde indicatie vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) in eerste instantie afgekeurd. Na bezwaar is na enkele maanden uiteindelijk een indicatie voor zorgprofiel 3LVG afgegeven. Er was dus inderdaad gedurende een bepaalde periode niet de juiste indicatie. Daarover is echter steeds contact onderhouden met de cliënt en intussen is ingezet op diagnostiek en behandeling. Ook wat betreft de insluiting in de politiecel heeft de zorgaanbieder niet onjuist of onzorgvuldig gehandeld. De begeleiders hebben geprobeerd om escalatie te voorkomen.
Voor wat betreft de emoties die de cliënt schetst en die zouden kunnen worden toegeschreven aan de klachten over de geboden begeleiding en behandeling, merkt de zorgaanbieder op dat ook de achtergrond van de cliënt hierin een bepalende dan wel verklarende factor is geweest.
De zorgaanbieder acht zich dus verantwoordelijk voor het niet nakomen van afspraken door gedragswetenschappers in 2017 en 2019. De klachten voorafgaand aan deze periode zouden echter moeten worden bezien in een bredere context. Van belang is dat de cliënt momenteel woont op een plek waar passende begeleiding en behandeling wordt geboden. Het verder bouwen aan een goede vertrouwens- en behandelrelatie is in de ogen van de zorgaanbieder essentieel.
Ter zitting heeft de zorgaanbieder nog opgemerkt dat het Fasehuis in 2017 misschien op dat moment niet geheel geschikt was voor de cliënt. De zorgaanbieder heeft nooit aan een schadevergoeding gedacht. Er is ingezet op het herstellen van vertrouwen en er samen van leren. Het missen van afspraken zou niet moeten leiden tot boetes. De zorgaanbieder wil geen claimcultuur creëren. De middelen in de zorg zijn al schaars.
Beoordeling
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat de zorgaanbieder is tekort geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet de zorgaanbieder verder kunnen worden toegerekend en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
Over de toedracht van de klachten over 2017 met betrekking tot de indicatie en het verblijf in de
politiecel verschillen partijen van mening. Het komt de commissie op basis van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken aannemelijk voor dat het jaar 2017 een overgangsperiode betrof, een
zoektocht naar de juiste begeleiding en passende woning voor een kwetsbare jongen die overging van jeugd- naar volwassenenzorg. Onduidelijk blijft in hoeverre door de zorgverlener adequaat is
gehandeld in de periode gelegen voor het verblijf in een politiecel maar ook daarna in de vorm van het goed in kaart brengen van de problematiek als ook een begeleidings- en behandelplan. Op basis van de stukken kan de commissie echter niet concluderen dat de zorgaanbieder hier zodanig heeft geacteerd dat sprake is van verwijtbaar handelen, zodat de klachtonderdelen wat dit betreft ongegrond zijn.
De commissie stelt vast, mede op basis van hetgeen ter zitting is besproken, dat de kern van de klacht van de cliënt is dat gedragswetenschapper(s) in 2017 en 2019 hun afspraken met de cliënt niet zijn nagekomen. De commissie acht dit klachtonderdeel gegrond. De zorgaanbieder heeft de cliënt hierin ook gelijk gegeven en deze klacht – nogmaals ter zitting – erkend.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding geldt het volgende. Het toekennen van een vergoeding is mogelijk indien er geestelijk letsel is dat kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. De commissie acht voorstelbaar dat de cliënt leed heeft ondervonden, maar kan (op basis van de beschikbare stukken) niet vaststellen dat de cliënt hierdoor dusdanig heeft geleden dat gesproken kan worden van aantasting in de persoon. De commissie kan de gevorderde immateriële schadevergoeding dan ook niet toekennen.
De commissie hecht er aan nog op te merken dat ter zitting is gebleken dat het vertrouwen van de cliënt in de zorgaanbieder (in enige mate) is aangetast. De commissie is er echter ook van overtuigd geraakt dat er inmiddels een ander behandelklimaat heerst en de zorgaanbieder de noodzaak van het met elkaar in gesprek blijven en het belang van het luisteren naar de cliënt inziet om dit vertrouwen te herstellen en te behouden.
De klacht van de cliënt is gelet op het bovenstaande dan ook gedeeltelijk gegrond, maar geeft geen aanleiding om een schadevergoeding te bepalen.
Indien de klacht van de cliënt door de commissie geheel of gedeeltelijk gegrond wordt bevonden, wordt – zo bepaalt artikel 21 van het reglement van de commissie – in het bindend advies tevens
bepaald, dat de zorgaanbieder aan de klager het door deze betaalde klachtengeld van € 52,50 geheel of gedeeltelijk moet vergoeden. Nu in dit geval sprake is van een gedeeltelijke gegrondverklaring en de cliënt voormeld bedrag heeft betaald, zal de commissie uitvoering geven aan deze bepaling.
Hetgeen door partijen verder nog is aangevoerd leidt niet tot ander oordeel.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënt gedeeltelijk gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie aan de cliënt het klachtengeld ten bedrage van € 52,50 dient te vergoeden;
– wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus beslist op 26 augustus 2019 door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw drs. Y.J.M. ten Brummelhuis MSM en mevrouw mr. O.A.M. Floris, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. B.J. van Gent, secretaris.