Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
108762
De uitspraak:
In het geschil tussen
Cliënte en Stichting Treant Zorggroep, gevestigd te Hoogeveen (verder te noemen: het ziekenhuis)
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 21 juni 2017 te Groningen.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënte werd ter zitting vergezeld door haar vader. Het ziekenhuis werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam], [naam] en [naam].
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de handelwijze van het ziekenhuis vanaf de opname van de cliënte op 13 augustus 2014 (volgens het ziekenhuis) dan wel 14 augustus 2014 (volgens de cliënte), de operatie en de postoperatieve behandeling.
Standpunt van de cliënte
In de kern komt het standpunt van de cliënte – voor zover thans van belang – op het volgende neer.
De cliënte had tot voor kort nog nooit van de geschillencommissie gehoord. De cliënte heeft zich naar aanleiding van het door haar gestelde tekortschieten van het ziekenhuis tot een advocaat gewend. De advocaat heeft toen geadviseerd dat de cliënte zich eerst tot de klachtencommissie van het ziekenhuis zou wenden. Dat heeft de cliënte gedaan; op 30 september 2015 heeft de klachtencommissie uitspraak gedaan. De cliënte heeft vervolgens een klacht ingediend bij een tuchtcollege. Deze klacht heeft de cliënte ingetrokken, vanwege de kosten voor medische expertise die zij in verband met de behandeling diende te maken en die zij niet kon dragen. De cliënte wist tot voor kort niet van de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Geschillencommissie Ziekenhuizen. Zij heeft eerst recent bij het zoeken op het internet ontdekt dat deze mogelijkheid bestond en heeft toen onverwijld op 14 februari 2017 voor het eerst schriftelijk de commissie benaderd. Haar valt redelijkerwijs geen verwijt te maken dat zij deze klacht bij de commissie niet eerder heeft ingediend, omdat zij van het bestaan van deze mogelijkheid niet op de hoogte was.
Standpunt van het ziekenhuis
In de kern komt het standpunt van het ziekenhuis – voor zover thans van belang – op het volgende neer.
De cliënte dient in haar klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat zij deze klacht niet binnen twaalf maanden na de uitspraak van de klachtencommissie aanhangig heeft gemaakt. Dat de cliënte hiervan geen verwijt kan worden gemaakt is niet gebleken. Zij heeft zich in het 2014 reeds laten bijstaan door DAS-rechtsbijstand en heeft later ook gebruik gemaakt van de diensten van rechtshulpverleners die werken op basis van “no cure, no pay”. Mede gelet op het feit dat zij zich door derden liet bijstaan, had zij eerder kunnen weten van de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de geschillencommissie.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie dient vooreerst te beoordelen of de cliënte kan worden ontvangen in de klacht.
Volgens artikel 6, eerste lid, onder aanhef en onder a van het Reglement Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: het reglement) dient de commissie een cliënt niet-ontvankelijk te verklaren op verzoek van het ziekenhuis – gedaan bij eerste gelegenheid – indien de cliënt zijn geschil na interne afhandeling van de klacht door het ziekenhuis niet binnen twaalf maanden bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Ingevolge artikel 6, tweede lid van het reglement geldt hierop een uitzondering indien de cliënt redelijkerwijs geen verwijt treft.
De geschillencommissie overweegt het volgende. In dit geval heeft het ziekenhuis bij de eerste gelegenheid een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid. De cliënte stelt dat haar geen verwijt treft. Het enkele feit dat zij niet tijdig wist dat zij de klachtenprocedure van de geschillencommissie kon volgen maakt echter niet dat haar geen verwijt treft van het te laat aanhangig maken van de klacht. Zij had redelijkerwijs reeds op een eerder moment op het internet of langs andere weg van deze mogelijkheid op de hoogte kunnen geraken. Van andere feiten of omstandigheden die zouden meebrengen dat er geen sprake is van verwijtbaarheid aan de zijde van de cliënte is niet gebleken.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de cliënte niet in haar klacht kan worden ontvangen. De commissie komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht. Op grond van dit laatste heeft de commissie in het voorgaande de inhoudelijke standpunten niet weergegeven, hoewel deze in de stukken en ter zitting wel naar voren zijn gebracht.
Beslissing
De cliënte wordt in haar klacht niet-ontvankelijk verklaard.
Aldus beslist door de Geschillencommissie op 21 juni 2017.