Niet-ontvankelijkheid beroep door termijnoverschrijding

De Geschillencommissie




Commissie: Vastgoedprofessionals    Categorie: Beroep / niet ontvankelijk / Termijnoverschrijding    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: Niet-Ontvankelijkheidverklaring   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 240809/249643

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Appellante heeft een beroep bij de commissie ingesteld tegen een aantal door de [verweerder] jegens haar genomen besluiten. Verweerder stelt dat op grond van het reglement van de commissie, de [verweerder] statuten en het [Reglement Lidmaatschap & Aansluiting van de verweerder], het beroep van appellante niet meer behandeld kan worden vanwege termijnoverschrijding. De commissie oordeelt zich onbevoegd voor zover appellante financiële vergoeding verlangt en oordeelt voorts dat appellante conform de geldende regelgeving te laat haar beroep bij de commissie heeft ingesteld, zodat zij niet kan worden ontvangen in haar beroep en de commissie inhoudelijk geen oordeel meer kan geven op de door de [verweerder] genomen besluiten.

De volledige uitspraak

Onderwerp van het beroep

Het beroep richt zich tegen drie besluiten van de Commissie Lidmaatschapszaken van verweerder van:
– 6 mei 2021 om aan appellante drooglegging op te leggen op grond van artikel 25 RLA vanwege een betalingsachterstand van € 2.550,51 in verband met de contributie voor de vakgroep business.
– 10 mei 2023 om aan appellante een boete van € 1.500,– op te leggen (artikel 24 RLA) in verband met herhaaldelijk niet voldoen aan de verplichting een audit te houden (artikel 8 RLA).
– 7 juni 2023 om aan appellante een drooglegging op te leggen nu nog steeds geen audit is uitgevoerd.

De voorgaande sancties zijn opgelegd wegens verschillende overtredingen van het [Reglement Lidmaatschap & Aansluiting van de verweerder] (RLA).

Standpunt van appellante

De commissie onderkent in de door appellante aan het dossier toegevoegde stukken de navolgende bezwaren tegen de beslissing van de Commissie Lidmaatschapszaken. De boete en drooglegging in verband met de verplichte audit zijn onterecht opgelegd. Vanwege ernstige gezondheidsproblematiek was het voor appellante niet mogelijk om binnen de gestelde termijnen aan de verplichtingen tot het houden van de audit te voldoen. Van de zijde van verweerder is nauwelijks coulance betracht en appellante heeft van de zijde van verweerder weinig van de zorgplicht naar haar als lid ervaren. Ook al is het appellante uiteindelijk gelukt voor 13 juni 2023 alsnog een audit af te stemmen, de boete en drooglegging zijn door verweerder ten onrechte gehandhaafd.

De drooglegging in verband met openstaande lidmaatschapsrekeningen voor de vakgroep business (vanaf 2014) is onterecht. Appellante was in het geheel niet op de hoogte van de bijbehorende betalingsverplichtingen. Appellante is van oordeel dat zij hier onverplicht heeft betaald en dat de drooglegging in dat kader onterecht als sanctie is opgelegd.

Standpunt van verweerder

De Commissie Lidmaatschapszaken van de [verweerder] is onder meer belast met het toezicht op de naleving van de [verenigingsvoorschriften van de verweerder] en de behandeling van alle lidmaatschaps- en aansluitingsaangelegenheden. Zij voert hierbij een gedelegeerde bevoegdheid uit van het Algemeen Bestuur en dient erop toe te zien dat de voor alle [leden van de verweerder] geldende voorschriften worden nageleefd, maar verliest daarbij niet de belangen van de leden uit het oog. Bij schending van [door een lid van de verweerder] van een verenigingsvoorschrift kan de Commissie lidmaatschapszaken een opmerking maken en indien geïndiceerd een straf opleggen.

Het standpunt van verweerder inzake de ontvankelijkheid luidt in hoofdzaak als volgt.

Aan individuele [leden van de verweerder] is rechtsbescherming gegeven doordat het Reglement Lidmaatschap & Aansluiting erin voorziet dat er binnen een bepaalde termijn aan de Tuchtcommissie Vastgoedprofessionals een verzoek kan worden gedaan de beslissing van de Commissie Lidmaatschapszaken te toetsen. In artikel 23 lid 2 en 24 lid 5 Reglement Lidmaatschap & Aansluiting wordt bepaald dat dit schriftelijke beroep binnen respectievelijk één maand (termijn bij opleggen boete) en veertien dagen (termijn bij opleggen drooglegging) na dagtekening van de mededeling door de Commissie ontvangen dient te zijn. Appellante is van deze termijnen op de hoogte nu dit specifiek staat vermeld in de besluiten die zij aangetekend heeft ontvangen.

Achtereenvolgend is er op 6 mei 2021 een drooglegging aangekondigd vanwege een betalingsachterstand, op 10 mei 2023 een boete van € 1.500,– opgelegd en op 7 juni 2023 nogmaals een drooglegging aangekondigd. Appellante is pas op 16 november en 20 december 2023 in beroep gegaan en heeft het beroep slechts van zeer beperkte gronden en onderbouwing voorzien. Op basis hiervan is appellante dan ook niet-ontvankelijk in haar beroep, nu de gestelde termijnen waarbinnen schriftelijk en gemotiveerd beroep moet worden ingesteld, ongeacht of er van de eerste meldingsdatum of tweede wordt uitgegaan, ruimschoots zijn overschreden. Volledigheidshalve brengt verweerder naar voren dat appellante in ieder geval niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in alle financiële verzoeken, zoals bijvoorbeeld de terugbetaling van de vakgroep bijdrage en vergoeding van haar advocaatkosten, aangezien de commissie op grond van haar reglement niet bevoegd is om hier uitspraak over te doen.

Beoordeling van het beroep

De commissie overweegt als volgt. De commissie dient eerst ambtshalve te beoordelen of zij in volle omvang kennis kan nemen van het door appellante ingestelde beroep.

Artikel 13 van het reglement van de commissie bepaalt waarover de commissie oordeelt (gegrondheid klacht, ongegrondheid klacht, haar bevoegdheid, ontvankelijkheid van klager/appellant) en bepaalt verder welke sancties de commissie limitatief kan opleggen (artikel 13 lid 2).
2. De commissie kan de volgende sancties opleggen:
a) Waarschuwing;
b) Berisping;
c) Boete van ten hoogste € 50.000,-, te betalen aan de betrokken organisatie;
d) Schorsing als lid, aangeslotene of geregistreerde van de betrokken organisatie
dan wel als vastgoedprofessional van een specifieke afdeling van de betrokken
organisatie voor de tijd van ten hoogste een jaar;
e) Beëindiging van de faciliteitenovereenkomst tussen [naam] en de onderneming;
f) Ontzetting uit het lidmaatschap of de aansluiting van de betrokken organisatie;
g) Doorhaling van de registratie bij de betrokken organisatie;
h) Beëindiging van de deelname aan het Keurmerk Vakkundig Gekeurd;
i) Beëindiging voering Keurmerk Verhuur Veilig.
3. De commissie kan voorts een klacht gegrond verklaren zonder oplegging van een
sanctie.

Sommige sancties kunnen ook geheel of gedeeltelijk worden opgelegd en sommige sancties voor ten hoogste vijf jaar. Bij sommige sancties kan de commissie tevens beslissen tot openbaarmaking door de betrokken organisatie van de gehele of gedeeltelijke inhoud van de uitspraak. Uit deze bepaling vloeit voort dat het de commissie niet geoorloofd is andere sancties op te leggen dan voornoemde. Dit betekent dat de commissie niet bevoegd is schadevergoeding of enige andere financiële genoegdoening aan een partij toe te kennen, dan wel enige andere financiële verplichting tussen partijen op te leggen. De commissie is derhalve niet bevoegd te oordelen over zaken als terugbetaling van een vakgroep bijdrage, lidmaatschapskosten en vergoeding van advocaatkosten.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt de commissie het volgende.

Artikel 24 van haar reglement biedt appellanten de mogelijkheid in beroep te gaan tegen besluiten van de [verweerder]. De bepaling luidt als volgt:
‘Een onderneming die lid is of was, of de makelaar/taxateur die aangesloten is of was bij de [verweerder], kan, op grond van de [statuten van de verweerder] en het [Reglement Lidmaatschap & Aansluiting van de verweerder], bij de commissie in beroep tegen door de [verweerder] genomen besluiten, zoals die beschreven staat in de [statuten van de verweerder] en het [Reglement Lidmaatschap & Aansluiting van de verweerder]. In dat geval zijn de artikelen 21 t/m 23 van overeenkomstige toepassing.’

Het artikel verwijst naar de [statuten van de verweerder] en het Reglement Lidmaatschap & Aansluiting.
In het Reglement Lidmaatschap & Aansluiting staan de termijnen vermeld waarbinnen een appellant beroep moet hebben aangetekend bij de commissie. Het schriftelijke beroep dient binnen één maand (bij het opleggen van een boete) of binnen veertien dagen (bij het opleggen van drooglegging) na dagtekening van de mededeling van verweerder door de commissie ontvangen te zijn.

Uit de stukken is gebleken dat appellante bij schrijven van 16 november 2023 zich tot de Geschillencommissie heeft gewend. Zij heeft zich vervolgens op 20 december 2023 met een vragenformulier tot de commissie gewend, wat als beroepschrift kan worden aangemerkt. Nu dit beroepschrift zich richt op besluiten van 6 mei 2021, 10 mei 2023 en 7 juni 2023, kan de commissie niet anders dan concluderen dat de voor alle besluiten geldende beroepstermijnen ruimschoots (vele maanden tot jaren) zijn overschreden, ook als het schrijven van 16 november 2023 als beroepschrift wordt aangemerkt. Uit de stukken is naar het oordeel van de commissie genoegzaam komen vast te staan dat de beroepstermijnen bij appellante bekend waren: de geldende beroepstermijn staat in elke aangetekend verstuurde mededeling van sanctie vermeld. In elke mededeling van verweerder is de termijn vermeld waarbinnen beroep bij de commissie kan worden ingediend. Het voorgaande betekent dat de commissie appellante niet-ontvankelijk zal verklaren in haar beroep. De commissie zal dientengevolge geen inhoudelijk oordeel geven. Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie is niet bevoegd kennis te nemen voor zover het beroep financiële zaken behelst als lidmaatschapskosten, vakgroep bijdrage en advocaatkosten. De commissie verklaart appellante voor het overige niet ontvankelijk in haar beroep. De commissie komt om die reden niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht. Aldus beslist door de Tuchtcommissie Vastgoedprofessionals, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. M.J. Boon, de heer G.W.J.M. van den Putten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris, op 14 juni 2024.