Commissie: Warmtelevering
Categorie: Omvang verbruik
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
100167
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kosten van levering van warmte.
De consument heeft in mei 2015 de klacht voorgelegd aan de warmteleverancier.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Het radiatorenverbruik wordt berekend over 70% leidingverbruik, terwijl de eenheden over het variabele gedeelte niets te maken hebben met de leidingafgifte. De verhouding variabel en leidingafgifte moet niet 30/70 zijn, maar 80/20. De rekening is veel te hoog.
De consument verlangt terugbetaling van het teveel berekende.
Standpunt van de warmteleverancier
Het standpunt van de warmteleverancier luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument betaalt niet teveel. Hij betaalt wat is verbruikt en wel conform de geldende tarieven.
Bij e-mailbericht van 19 november 2015 heeft de warmteleverancier aan de consument bericht dat de afrekening klopt. Het leidingverlies wordt, aldus de warmteleverancier, vooraf berekend en niet doorgerekend. De warmteleverancier heeft in dit e-mailbericht een cijfermatige toelichting op de berekening gegeven.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Uit de stukken die door de warmteleverancier aan de commissie zijn gestuurd volgt dat de consument deze kwestie aan de Huurcommissie heeft voorgelegd. Inmiddels ontving de commissie een afschrift van de uitspraak van de Huurcommissie d.d. 13 april 2016. De Huurcommissie heeft de betalingsverplichting van de consument voor de stookkosten over het jaar 2014 vastgesteld.
De consument legt dezelfde stookkosten thans voor aan de Geschillencommissie.
Artikel 5. van het Reglement Geschillencommissie Warmtelevering luidt:
De commissie verklaart de consument in zijn klacht ambtshalve niet-ontvankelijk:
a. (…)
b. (…)
c. indien het een geschil betreft waarover de consument (…) reeds bij de rechter een procedure
aanhangig heeft gemaakt of waarin de rechter reeds een uitspraak over de inhoud heeft
gedaan.
d. (…)
Artikel 4 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte bepaalt dat de huurcommissie uitspraak doet ingevolge artikel 7:260 Burgerlijk Wetboek over de betalingsverplichting met betrekking tot de kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en servicekosten.
In de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte worden de instelling, inrichting, samenstelling en taken van de huurcommissie geregeld.
Als partijen zich niet met de uitspraak van de Huurcommissie kunnen verenigen, dan kunnen zij in een dagvaardingsprocedure bij de kantonrechter vorderen dat deze een beslissing neemt over het punt waarover aan de huurcommissie om een uitspraak was verzocht.
De commissie overweegt dat de Huurcommissie geen rechter is. Daar staat tegenover dat de
procedure bij de Huurcommissie bovengenoemde wettelijke grondslag heeft en een sluitstuk kan
krijgen in een uitspraak van de kantonrechter.
Onder die omstandigheden oordeelt de commissie dat artikel 5 sub c. in de voorliggende zaak
toepassing vindt. Aan dat oordeel ligt mede ten grondslag dat de strekking van genoemd artikel is,
om te voorkomen dat verschillende commissies tot tegengestelde uitspraken (kunnen) komen.
Op grond van het voorgaande is de consument niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De consument wordt in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering op 20 juni 2016.