Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: Niet-Ontvankelijkheidverklaring
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
237034/412432
De uitspraak:
in het geschil tussen
Mevrouw [naam], wonende te [plaats] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Parnassia Groep BV, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of cliënte in haar klacht ontvankelijk is.
De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2024 te Groningen. Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
De commissie ziet zich voor de vraag gesteld of cliënte kan worden ontvangen in haar klacht.
Gelet op het bepaalde in artikel 6 lid 1 onder a van het reglement Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (hierna: het reglement) dient een cliënt in beginsel eerst de interne klachtprocedure bij de zorgaanbieder te doorlopen, alvorens een klacht bij de commissie kan worden ingediend.
De commissie leidt uit de overgelegde stukken af dat cliënte in eerste instantie wel een interne klacht heeft ingediend bij de zorgaanbieder (31 augustus 2023), maar dat de behandeling van die klacht op initiatief van cliënte is gestopt. Zo staat in de decursus van 31 oktober 2023 (onderstreping door de commissie):
“Patiënte gebeld n.a.v. eerdere afgezegde afspraak op 24-10 16:00 uur vanwege ziekte behandelaar en een nieuwe afspraak voorgesteld i.h.k.v. klachtgesprek. Patiënte geeft aan er geen behoefte meer aan te hebben. Deze gedachte is bij haar ontstaan nadat de afspraak werd afgezegd. Patiënte vertelt het nut niet meer van het klachtgesprek in te zien […]. Patiënte concludeert de meerwaarde er niet meer van in te zien. Wel wil ze graag een intake, specifiek op de locatie Kralingen omdat ze is verhuisd en Zuid te ver voor haar is. […] Afgesproken dat ik een terugkoppeling geef aan de manager zorg met daarin de boodschap dat patiënte geen behoefte meer heeft aan een gesprek over haar klacht (wilt geen bedenk/bezinktijd) en die nu ook te willen laten voor wat het is. […].”
Cliënte heeft niet weersproken dat zij tegen de zorgaanbieder heeft gezegd dat zij geen behoefte meer had aan een klachtgesprek en dat de interne klacht niet meer hoefde te worden behandeld.
Daarnaast blijkt uit de decursus van 8 november 2023 dat cliënte telefonisch heeft aangegeven dat zij de klacht wilde laten rusten en staat in de mail van diezelfde dag (onderstreping door de commissie):
“Dat betekent dat wij verder niets meer zullen doen met je klacht, en mijn collega’s van locatie Kralingen verder met je zullen kijken tijdens de intake wat betreft de behandelmogelijkheden.”
De zorgaanbieder heeft dus expliciet aan cliënte medegedeeld dat zij niets meer met haar interne klacht ging doen. Als dat volgens cliënte niet de bedoeling was, had het op haar weggelegen om hierop te reageren en dat kenbaar te maken. Dat heeft cliënte niet gedaan, zodat de zorgaanbieder er terecht van uit is gegaan dat de interne klacht is ingetrokken. Bovendien heeft cliënte ook in onderhavige procedure niet weersproken dat zij haar interne klacht heeft ingetrokken. Kennelijk was dit dan ook de bedoeling van cliënte.
Het reglement biedt in bijzondere gevallen ruimte om een klacht aan de commissie voor te leggen, zonder dat een klacht eerst aan een zorgaanbieder is voorgelegd, maar van een dergelijke bijzondere situatie is de commissie in onderhavige zaak niet gebleken. Cliënte heeft geen omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat zij de interne klachtenprocedure niet kon doorlopen, maar de procedure bij de geschillencommissie wél. Het enkele feit dat een klachtgesprek wegens ziekte is afgezegd, is daarvoor in ieder geval onvoldoende.
Op basis van voorgaande concludeert de commissie dat niet is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 6 lid 1 sub a van het reglement, zodat de commissie de klacht niet inhoudelijk zal beoordelen.
Op grond van het voorgaande is cliënte niet-ontvankelijk in de klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Cliënte wordt in de klacht niet-ontvankelijk verklaard.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, de heer drs. D.C. Bouman, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 22 augustus 2024.